ECLI:NL:RBNHO:2020:8447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
8250798 / CV EXPL 20-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Wenen en aansluitend naar Tehran op 16 juli 2018. De passagiers arriveerden met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming, wat hen recht zou geven op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.800,00 plus rente en buitengerechtelijke kosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de oorspronkelijke vluchtplanning beïnvloedden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de vertraging niet te vermijden was, maar concludeerde dat de opgelegde CTOT (Calculated Take Off Time) door de luchtverkeersleiding als een buitengewone omstandigheid moet worden beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat de vertraging van de passagiers het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af, omdat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen en de vertraging niet aan haar kon worden toegerekend. De passagiers werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de vervoerder, vastgesteld op € 360,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8250798 / CV EXPL 20-40
Uitspraakdatum: 14 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
statutair gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) met vluchtnummer OS374 en van Wenen naar Tehran (Iran) met vluchtnummer OS871 op 16 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht Amsterdam-Wenen stond gepland te vertrekken om 15:45 uur UTC en te arriveren om 17:40 uur UTC. De vlucht is met een vertraging uitgevoerd, waardoor de passagiers om 18:38 uur UTC in Wenen zijn aangekomen. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist, die om 18:10 uur UTC vanuit Wenen naar Tehran is gevlogen. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, althans 326,70, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Het eerste deel van de vlucht in kwestie (Amsterdam-Wenen) maakt deel uit van de rotatievlucht Wenen-Amsterdam-Wenen. De luchtverkeersleiding heeft de oorspronkelijke “slot” van de vluchten Wenen-Amsterdam en Amsterdam-Wenen ingetrokken en een nieuwe “slot” toegekend. De toestellen die deze vluchten uitvoerden, moesten gevolg geven aan deze instructies van de luchtverkeersleiding. De vlucht van Wenen-Amsterdam is uiteindelijk met een vertraging van 51 minuten om 15:51 uur UTC te Amsterdam geland. De vlucht van Amsterdam-Wenen stond gepland te vertrekken om 15:45 uur UTC, maar kon wegens de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht pas om 16:45 uur UTC vertrekken. De passagiers zijn met een vertraging van 60 minuten om 18:38 uur UTC in Wenen gearriveerd en hebben de aansluitende vlucht naar Tehran, die gepland stond te vertrekken om 18:10 uur UTC, gemist.
4.3.
De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Tehran. De vervoerder kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheden niet voorkomen.
4.4.
De vervoerder betwist tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Tehran, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de restricties van de luchtverkeersleiding ten aanzien van de voorafgaande vlucht (Wenen-Amsterdam) en de vlucht in kwestie (Amsterdam-Wenen). De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.
Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de vlucht van Wenen-Amsterdam blijkt dat deze vlucht met een vertraging van 60 minuten is uitgevoerd. De vertraging is ontstaan door Delay Code 93 (AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another fligt or previous sector, oftewel de vorige vlucht kwam met een vertraging binnen) en Delay Code 81 (ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems, hetgeen wijst op beperkingen van de luchtverkeersleiding wegens drukte op de route van de vlucht). De kantonrechter beschikt over onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen of de vertraging van 18 minuten door code 93 is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft immers geen informatie van de vlucht voorafgaande aan vlucht (Wenen-Amsterdam) overgelegd. Uit het vluchtrapport van die vlucht blijkt verder dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuwe CTOT heeft afgegeven. Uiteindelijk is de vlucht om 14:05 uur UTC vertrokken in plaats van 13:05 uur UTC. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door het toedoen van de vervoerder. Ook is niet gebleken dat de nieuwe CTOT voortvloeit uit de vertraging als gevolg van code 93. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de aan vlucht Wenen-Amsterdam opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De uiteindelijke vertraging van die vlucht is dan ook ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht Wenen-Amsterdam doorwerkt naar de vlucht in kwestie (Amsterdam-Wenen). Uit het vluchtrapport van de vlucht in kwestie volgt dat de vlucht met een vertraging van 60 minuten is uitgevoerd, waarvan 47 minuten is ontstaan als gevolg van de vertraging van de voorafgaande vlucht (Wenen-Amsterdam) (vertragingscode 93). Nu reeds is vastgesteld dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid werkt deze door naar de vlucht in kwestie. Voorts blijkt uit het vluchtrapport dat de vlucht in kwestie een vertraging van 14 minuten heeft opgelopen als gevolg van een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT (vertragingscode 89). Wederom is niet gebleken dat deze is opgelegd door het toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter is ook deze opgelegde CTOT aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Voldoende is gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht Amsterdam-Wenen. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht naar Tehran gemist. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 30 minuten gepland. De minimale overstaptijd op de luchthaven van Wenen is 25 minuten. Er was dus sprake van een reservetijd van 5 minuten, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagiers een aankomstvertraging van 60 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer konden halen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
5.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter