ECLI:NL:RBNHO:2020:8765

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
C/15/301726 / HA ZA 20-234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door lekkage en houtrot na ondeugdelijk uitgevoerd loodgieterswerk

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.B. Chylinska, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap LOODGIETERSBEDRIJF E.W. TEN BOSCH & ZN B.V., vertegenwoordigd door mr. I.N.A. Denninger. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding als gevolg van jarenlange lekkage die houtrot heeft veroorzaakt aan de serre van eiseres. Eiseres stelt dat de gedaagde partij, Ten Bosch, tekort is geschoten in de uitvoering van een opdracht tot het verhelpen van deze lekkage, die in 2010 zou zijn gegeven. Eiseres vordert een schadevergoeding van € 53.203,76, vermeerderd met expertisekosten en incassokosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen expliciete opdracht tot herstel van de lekkage in 2010 is aangetoond. Eiseres heeft weliswaar facturen overgelegd, maar deze geven geen duidelijkheid over een opdracht tot het verhelpen van de lekkage. De rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkheid van Ten Bosch niet kan worden aangenomen, omdat er onvoldoende bewijs is dat eiseres tijdig heeft geklaagd en dat Ten Bosch in gebreke is gesteld. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van Ten Bosch, die zijn begroot op € 4.190,00.

De uitspraak is gedaan op 4 november 2020, waarbij de rechtbank de vorderingen van eiseres ongegrond heeft verklaard en haar heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Ten Bosch de kosten kan vorderen, zelfs als eiseres in beroep gaat tegen de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/301726 / HA ZA 20-234
Vonnis bij vervroeging van 4 november 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOODGIETERSBEDRIJF E.W. TEN BOSCH & ZN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. I.N.A. Denninger te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Ten Bosch genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2020
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aannemingsbedrijf Hans Kröner (hierna: Kröner) heeft op 1 augustus 1998 een opdrachtbevestiging gestuurd aan Bernel C.V., t.a.v. [eiseres] en haar echtgenoot, voor het maken van een keuken- en serreaanbouw, met bijkomende werken. Ten Bosch heeft het in de opdracht opgenomen loodgieterswerk in onderaanneming uitgevoerd.
2.2.
[eiseres] heeft gedurende tientallen jaren een beroep gedaan op Ten Bosch voor het verrichten van loodgieterswerkzaamheden. Op 1 februari 2010 heeft Ten Bosch een rekening aan [eiseres] gestuurd met als omschrijving:
"(…)
Vervangen van het zink van de achterdakgoot met aanbrengen loodstrook en tijdelijke bescherming serre.
(…)"
2.3.
Na het verwijderen van de goten en het zinkwerk van de serre heeft loodgietersbedrijf Noordermeer in 2019 geconstateerd dat het hout van de serre was aangetast door binnenlopend water en dat daardoor haarscheuren in het glazen dak zijn ontstaan. Loodgietersbedrijf Noordermeer heeft voor zijn expertise € 700,00 bij [eiseres] in rekening gebracht.
2.4.
[eiseres] heeft op 17 april 2019 het volgende aan Ten Bosch geschreven:
"(…)
Zo hebben wij in 1998 aannemingsbedrijf Hans Kröner opdracht gegeven een serre aan ons huis te bouwen waarbij het lood en zinkwerk toen door uw bedrijf is verricht, in opdracht van Hans Kröner. (…)
Na de werkzaamheden ontstond echter 10 jaar lekkage. Hans Kröner vond dat wij na 10 jaar deze problemen zelf moesten oplossen. Wij hebben u toen benaderd en er zijn toen herstelwerkzaamheden verricht. Zie nota 1 februari 2010. In de jaren na 2010 bleek dat de lekkage niet geheel was opgelost. Dit hebben we diverse malen gemeld alleen kon er niet een echt probleem worden geconstateerd. (…)
Ondertussen moet nu alles vernieuwd worden en zit ik met een enorme schadepost die meer dan € 15.000 gaat kosten. Momenteel is de serre gestut als voorzorg ivm instorten.
Mijn vraag is nu of er enige vorm van compensatie van uw bedrijf kan worden gegeven of dat er enige aanspraak kan worden gemaakt op een (bedrijfs)verzekering.
(…)"
2.5.
In reactie hierop heeft Ten Bosch haar verzekeraar ingeschakeld. De schade-expert heeft op 10 mei 2019 het volgende aan [eiseres] en Ten Bosch geschreven:
"(…)
Ik kwam met u beiden overeen dat de heer ten Bosch een opname van de herstelwerkzaamheden doet. Voor de bouwkundige werkzaamheden zal de heer ten Bosch een aannemer vragen bij deze opname aanwezig te zijn. Nadien stelt de heer ten Bosch mevrouw [eiseres] en mij in het bezit van de open begroting met betrekking tot de herstelwerkzaamheden. (…) Na ontvangst van de begroting beoordeel ik deze en stel u beiden in het bezit van mijn bevindingen.
(…)"
2.6.
Ten Bosch heeft de begroting op 3 juni 2019 aan de schade-expert gestuurd. De begroting sluit op een totaalbedrag van € 28.374,56.
2.7.
De schade-expert heeft [eiseres] op 29 juli 2019 het volgende geschreven:
"(…)
Inmiddels hebben wij naar aanleiding van de ontvangen rapportage de zaak intern besproken en komen tot de conclusie dat verzekerde E.W. ten Bosch op basis van de polisvoorwaarden geen recht op schadevergoeding meer kan ontlenen.
Verzekerde wist in 2010 van de lekkages af en had dit volgens de voorwaarden binnen drie jaar nadat zij bekend waren met de omstandigheid deze moeten melden.
Deze bepaling staat overigens ook opgenomen in het Burgerlijk Wetboek onder 7:942 BW.
(…)".
2.8.
[eiseres] heeft Ten Bosch op 30 juli 2019 verzocht haar te laten weten of Ten Bosch de beslissing van de verzekeraar gaat aanvechten omdat van verjaring volgens haar geen sprake kan zijn.
2.9.
De advocaat van [eiseres] heeft Ten Bosch op 5 september 2019 aansprakelijk gesteld voor de schade aan serre. Ten Bosch heeft bij brief van 11 september 2019 als volgt gereageerd:
"(…)
Bij deze willen wij bevestigen dat wij geen aansprakelijkheid erkennen in deze zaak. Gezien onze relatie met cliënt, willen wij u coulance voorstellen om de herstelde serre weer van een nieuwe lood/zink afwerking voorzien.
(…)"
2.10.
[eiseres] is niet op dit voorstel ingegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Ten Bosch tot betaling van een schadevergoeding van € 53.203,76, te vermeerderen met € 700,00 aan expertisekosten, en € 203,00 aan incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Ten Bosch is tekortgeschoten in de in 2010 gegeven opdracht tot het verhelpen van de lekkage. Ten Bosch heeft het werk ondeugdelijk uitgevoerd, en niet adequaat ingegrepen nadat bleek dat de lekkage niet was verholpen. Uiteindelijk heeft [eiseres] in 2019 een andere loodgieter ingeschakeld, loodgietersbedrijf Noordermeer, die heeft geconstateerd dat het jarenlange binnensijpelen van water houtrot en schade aan de glasplaten heeft veroorzaakt. De herstelkosten bedragen € 28.374,56, en [eiseres] vordert € 24.829,20 aan kosten voor glasvervanging. Verder heeft [eiseres] € 700,00 aan loodgietersbedrijf Noordermeer moeten betalen. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 203,00, zodat de vordering van [eiseres] in totaal € 54.106,76 bedraagt.
3.3.
Ten Bosch voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] staat in het handelsregister nog ingeschreven als beherend vennoot van Bernel C.V. (hierna: de C.V.). De loodgieterswerkzaamheden die Ten Bosch in 1998 en 2010 heeft verricht, zijn in opdracht van de C.V. uitgevoerd. Omdat de vordering is ingesteld door [eiseres] in privé, dient [eiseres] volgens Ten Bosch niet-ontvankelijk te worden verklaard. [eiseres] heeft ter zitting echter aangegeven dat de C.V. niet meer bestaat nu haar echtgenoot is overleden. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de vorderingsrechten van de C.V. daardoor zijn overgegaan op [eiseres].
4.2.
Ter onderbouwing van de stelling van [eiseres] dat zij in 2010 opdracht aan Ten Bosch heeft gegeven om de lekkage te verhelpen, verwijst [eiseres] naar de facturen die Ten Bosch in 2010 aan haar heeft gestuurd. Uit die facturen valt evenwel niet af te leiden dat [eiseres] in 2010 opdracht heeft gegeven lekkage aan de serre te verhelpen. Op de facturen is vermeld dat Ten Bosch destijds het zink van de achterdakgoot heeft vervangen, een loodstrook heeft aangebracht, en een tijdelijke bescherming voor de serre heeft aangebracht. Ten Bosch heeft aangevoerd dat het daarbij ging om het vervangen van een oude dakgoot van de hoofdbebouwing, en dat het nodig was om het glas van de serre te beschermen omdat er boven de serre gewerkt zou worden. [eiseres] heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. De enkele verwijzing naar een foto van de serre is daartoe onvoldoende.
4.3.
Dat de schade-expert de situatie heeft opgenomen en een voorstel gedaan om tot een oplossing te komen, kan niet als een erkenning van de aansprakelijkheid worden opgevat. In de overgelegde correspondentie is de aansprakelijkheid door Ten Bosch ook anderszins op geen enkele wijze erkend. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [eiseres] dat uit het rapport van de schade-expert de erkenning van de aansprakelijkheid zal blijken, nu [eiseres] dit rapport, voor zover daadwerkelijk opgemaakt, niet in het geding heeft gebracht. Ten Bosch heeft betwist een rapportage van de schade-expert in haar bezit te hebben, zodat [eiseres] Ten Bosch ten onrechte verwijt het rapport in het kader van een verzwaarde stelplicht – wat daar ook van zij – niet in het geding te hebben gebracht.
4.4.
[eiseres] heeft voor het overige geen feiten en omstandigheden gesteld, waaruit een opdracht in 2010 tot het verhelpen van de lekkage blijkt. En voor zover een daartoe strekkende opdracht al zou kunnen worden aangenomen, is voor een gegronde tekortkomingsklacht ook nodig dat komt vast te staan dat [eiseres] tijdig heeft geklaagd en dat zij Ten Bosch ter zake in gebreke heeft gesteld. Tegenover betwisting is ook op deze punten onvoldoende concreet gesteld.
4.5.
De vordering zal als ongegrond worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ten Bosch worden begroot op:
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.190,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Ten Bosch tot op heden begroot op € 4.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: