ECLI:NL:RBNHO:2020:8849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
8679285 \ VV EXPL 20-122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de stichting Pré Wonen, als verhuurder, een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] en [onderbewindgestelde] zelf, met als doel de ontruiming van een huurwoning te bewerkstelligen. De huurovereenkomst was eerder ontbonden op 23 oktober 2019 vanwege huurachterstand en overlast. Pré Wonen heeft de gedaagden op 9 september 2020 gedagvaard, waarna de mondelinge behandeling op 18 september 2020 plaatsvond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de procedure het karakter van een executiegeschil heeft, aangezien Pré Wonen een eerder vonnis wil uitvoeren. De kantonrechter oordeelt dat Pré Wonen geen misbruik van bevoegdheid maakt door het ontruimingsvonnis te executeren, ondanks dat [onderbewindgestelde] onder beschermingsbewind staat. De rechter heeft de vordering van Pré Wonen toegewezen, waarbij de bewindvoerder is veroordeeld om de woning binnen drie dagen te ontruimen en een dwangsom is opgelegd voor elke dag dat deze veroordeling niet wordt nageleefd. Daarnaast is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een boete van € 2.500,00 wegens schending van de gedragsovereenkomst. De vordering tot betaling van de huurachterstand is afgewezen, omdat Pré Wonen niet-ontvankelijk is in deze vordering. De proceskosten zijn toegewezen aan de kant van Pré Wonen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8679285 \ VV EXPL 20-122
Uitspraakdatum: 2 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Pré Wonen
gevestigd te Velserbroek
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. D. de Vries
tegen
de besloten vennootschap
BIS Diensten B.V.in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [onderbewindgestelde]
gevestigd te Amsterdam
en
[onderbewindgestelde] ,
wonend te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: gedaagden, afzonderlijk te noemen de bewindvoerder en [onderbewindgestelde]
gemachtigde: mr. S. Faber

1.Het procesverloop

1.1.
Pré Wonen heeft gedaagden op 9 september 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 september 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Pre Wonen bij brief van 17 september 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Sinds 28 september 2007 huurt [onderbewindgestelde] van Pré Wonen de woning aan [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Op 3 juli 2018 heeft Pré Wonen een gedragsovereenkomst met [onderbewindgestelde] gesloten. In de gedragsovereenkomst staat onder meer:
“(…) met de ondertekening van deze Gedragsovereenkomst gaat huurder akkoord met de volgende gedragsregels. Huurder of haar gezin zal met ingang van heden geen enkele overlast meer veroorzaken. Huurder en haar gezin zullen in ieder geval doch niet uitsluitend:
- Geen geluidsoverlast veroorzaken in en om de woning
- Geen vuilniszakken en grof vuil op het balkon en op het dakkapel neerzetten/gooien
- Geen etenswaren en of andere zaken over het balkon gooien in de tuin van de benedenburen.
- Geen vrienden van [kind 1] in de woning laten of voor de voordeur toelaten.
- Geen drugs verhandelen/gebruiken in en om de woning.
- Geen afval dumpen in de bosjes voor de woning.
- De kinderen en vrienden van de kinderen niet alleen in de woning laten als u zelf niet aanwezig bent.
- Zorgdragen dat haar gedrag of dat van haar gezinsleden niet leidt tot intimiteit of een onveilig gevoel bij omwonenden.
- Niet meer schreeuwen/ruzie maken in en om de woning.
(…)
Artikel 4
Boete
Indien huurder zich niet houdt aan het bepaalde in deze Gedragsovereenkomst verbeurt huurder aan verhuurder, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling of aanmaning nodig is, een direct opeisbare boete van € 500,- alsmede een boete van € 25,-- per dag met een maximum van €2.500,- voor elke dag dat de schending van deze Gedragsovereenkomst duurt, onverminderd en naast de rechten van verhuurder om nakoming, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en/of schadevergoeding te verlangen. (…)”
2.3.
Pré Wonen heeft [onderbewindgestelde] in een eerdere procedure gedagvaard op 9 september 2019. Op 23 oktober 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland op basis van de erkende huurachterstand en herstelkosten de huurovereenkomst tussen Pré Wonen en [onderbewindgestelde] ontbonden, [onderbewindgestelde] veroordeeld tot ontruiming van de woning en [onderbewindgestelde] veroordeeld tot betaling van onder meer de huurachterstand ter hoogte van € 3.462,44.
2.4.
Op 12 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Pré Wonen, [onderbewindgestelde] , [betrokkene 1] van de afdeling Schulddienstverlening van de gemeente [gemeente] , [betrokkene 2] van het Sociaal Wijkteam en [betrokkene 3] van de GGD. Pré Wonen heeft tijdens het gesprek aangegeven [onderbewindgestelde] een laatste kans te willen bieden om de woning te behouden mits [onderbewindgestelde] zich aan een aantal voorwaarden houdt. De beschreven voorwaarden zijn vastgelegd bij brief van 18 november 2019. In de brief staat onder meer:
“(…)
- U gaat akkoord met de afspraken die de consulent van de afdeling Schuld Dienstverlening met u maakt.
- U gaat akkoord met beschermingsbewind. U mag dit beschermingsbewind niet opzeggen.
-Tot de tijd dat het beschermingsbewind nog niet geregeld is laat u uw huur doorbetalen vanuit uw uitkering door de afdeling Schulddienstverlening.
- U accepteert de hulpverlening/voogd die voor u ingezet wordt en blijft deze ook accepteren voor die tijd dat zij vinden dat u dit nodig heeft.
- U houdt zich aan de gedragsafspraken die wij gemaakt hebben in de gedragsovereenkomst opgesteld op 3 juli 2018.
- De kinderen [kind 1] en [kind 2] mogen, waar ik u al eerder voor heb aangeschreven zich niet in uw woning begeven. Deze afspraken staan in de brief van 1 april 2019.
- U laat de wijkagent [wijkagent] en ondergetekende toe tot uw woning wanneer daar om gevraagd wordt.
- Er is dagbesteding voor u geregeld, u zorgt ervoor dat u op tijd bij het bedrijf aanwezig bent zoals afgesproken met [betrokkene 2] van het Sociaal Wijkteam.
- U heeft de betrokkenen toestemming gegeven om gegevens over u uit te wisselen met elkaar
- Pré Wonen zal, wanneer alles geregeld is qua financiën, voor u en [naam] op zoek gaan naar een andere woning met 2 slaapkamers.(…)
Blijkt dat u zich niet houdt aan de gemaakte afspraken dan zal Pré Wonen de woning alsnog gaan terugvorderen. (…)”
2.5.
Bij e-mail van 28 februari 2020 heeft een medewerker van Pré Wonen, [medewerker] (hierna: [medewerker] ) een e-mail gestuurd waarin zij melding maakt van een gesprek met een hulpverleenster van het RIBW die heeft aangegeven dat haar cliënt vijf nachten per week niet slaapt, omdat hij ’s nachts veel last heeft van aanloop bij [onderbewindgestelde] .
2.6.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft Pré Wonen aan [onderbewindgestelde] geschreven dat Pré Wonen weer veel signalen van overlast over [onderbewindgestelde] heeft ontvangen van meerdere omwonenden en dat er nog meer signalen zijn waaruit blijkt dat [onderbewindgestelde] zich niet aan de afspraken houdt. Pré Wonen deelt mee in de brief dat zij een procedure gaat opstarten en dat alle afspraken die zijn gemaakt over het zoeken naar een andere woonruimte komen te vervallen.
2.7.
Bij e-mail van 14 april 2020 heeft een medewerker van het RIBW aan Pré Wonen onder meer gemeld dat
“(…) Ik kreeg appjes van [onderbuurman] , dat zijn schuin-bovenbuurvrouw van [huisnummer] weer vuilnis onder zijn raam zet de afgelopen 2 weken. Nu is het inmiddels zo veel, dat er ook een zak is opengescheurd. Het ziet er heel genant uit en hij schaamt zich dood. (…) Ik heb hem gevraagd of hij nog geluidsoverlast ervaart, hij zegt dat ze nog af en toe herrie maakt. (…)”
2.8.
Pré Wonen heeft bij brief van 1 mei 2020 [onderbewindgestelde] de mogelijkheid gegeven om de woning per 25 mei 2020 vrijwillig te verlaten en de openstaande huurachterstand van € 5.793,04 aan Pré Wonen te voldoen.
2.9.
De gemachtigde van gedaagden heeft bij brief van 19 mei 2020 aangegeven dat geen sprake is van overlast op grond waarvan mogelijk tot ontruiming zou kunnen worden overgegaan. De gemachtigde geeft dan ook aan dat [onderbewindgestelde] haar woning niet vrijwillig zal verlaten.
2.10.
Bij e-mail van 27 mei 2020 heeft [medewerker] , de gemachtigde van Pré Wonen onder meer geïnformeerd dat een buurtbewoner als volgt heeft gemeld: “
op 25 mei om 17:15 uur kwamen er twee buitenlandse mannen in een grijze peugeot naar de zijkant van de woning bij de poort. [onderbewindgestelde] stond te wachten en gaf geld en kreeg daarvoor een pakketje in haar handen. (drugsdeal),(…)”
2.11.
Bij brief van 22 juni 2020 heeft Pré Wonen [onderbewindgestelde] nogmaals in de gelegenheid gesteld om de woning vrijwillig te verlaten, voor 3 juli 2020.
2.12.
Bij e-mail van 3 juli 2020 heeft [medewerker] , de gemachtigde van Pré Wonen geïnformeerd dat zij op bezoek is geweest bij de buren van [onderbewindgestelde] . Zij schreef onder meer:
“(…) de buurman is het zo zat er staat elke dag rommel voor de deur(zie foto’s). Meneer meld ook dat er elke dag jonge gasten keihard op de deur bonken tussen 23:00 uur en 02:00 uur ’s nachts en roepen “ [voornaam] ”. Ze rennen met veel kabaal de trap op en zijn ook weer snel weg. Zoals ik al eerder vertelde, wordt er gewoon gedeald vanuit haar woning en in de poort. Meneer wil anoniem blijven omdat hij bang is.”
2.13.
Bij e-mail van 14 augustus 2020 heeft [medewerker] , de gemachtigde van Pré Wonen geïnformeerd dat zij een foto heeft ontvangen van buurtbewoners van een auto: “
vanuit deze auto is gedeald met [onderbewindgestelde] van de [adres] . Huurder zag dat [onderbewindgestelde] er aan kwam, zij pakte iets aan en auto reed snel weer weg. De auto is vaker gezien aan de zijkant van de woning, dit gebeurd meerdere keren per week.(…)”

3.De vordering

3.1.
Pré Wonen vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
Primair
- Pré Wonen toe staat het vonnis van 23 oktober 2019 ten uitvoer te mogen leggen en derhalve gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan [adres] met alle aan haar toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen dwangsom, met een maximum van € 20.000,00, althans een door de kantonrechter als voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag;
Subsidiair
- gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan [adres] met alle aan haar toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen dwangsom, met een maximum van € 20.000,00, althans een door de kantonrechter als voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag;
Primair en subsidiair
  • gedaagden te veroordelen om de kosten van de ontruiming aan Pré Wonen te voldoen, zulks binnen zeven dagen na toezending van en conform het proces-verbaal van ontruiming van de deurwaarder (waaraan de eventuele nota’s van de bij ontruiming ingeschakelde derden zullen zijn gehecht; een en ander conform artikel 9, derde lid van het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarder), althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
  • gedaagden te veroordelen om de boete van € 2.500,00 ingevolge artikel 4 van de gedragsovereenkomst binnen zeven dagen na toezending van en conform het proces-verbaal te voldoen;
  • gedaagden te veroordelen de huurachterstand van € 5.793,04 binnen zeven dagen na toezending en conform het proces-verbaal te voldoen op rekening van Pré Wonen;
  • de proceskosten, te begroten op de werkelijke kosten, en daaronder uitdrukkelijk mede begrepen de na de uitspraak nog vallende kosten.
3.2.
Pré Wonen legt aan de primaire vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat bij vonnis van 23 oktober 2019 de huurovereenkomst tussen Pré Wonen en [onderbewindgestelde] is ontbonden. Pré Wonen heeft met [onderbewindgestelde] afgesproken dat Pré Wonen vooralsnog geen gebruik zou maken van het ontruimingsvonnis indien en zolang [onderbewindgestelde] zich zou houden aan de door Pré Wonen gestelde voorwaarden, uiteengezet in de brief van 14 november 2019 (de kantonrechter begrijpt de brief van 18 november 2019). [onderbewindgestelde] heeft echter de voorwaarden waaronder zij in het gehuurde mocht blijven geschonden en verblijft dan ook zonder recht of titel in het gehuurde. Gedaagden dienen derhalve het gehuurde te ontruimen.
3.3.
Subsidiair legt Pré Wonen aan de vordering ten grondslag - kort weergeven - dat [onderbewindgestelde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, de Algemene Huurvoorwaarden 2005, de gedragsovereenkomst van 3 juli 2018, de laatste kans overeenkomst van 12 november 2019 (de kantonrechter begrijpt de brief van 18 november 2019) en artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW), op straffe van een dwangsom. Er is sprake van ernstige en structurele overlast waarvan niet in de lijn der verwachting ligt dat deze op enig termijn zal ophouden. [onderbewindgestelde] toont zich niet bereid haar gedrag aan te passen. Pré Wonen is hierdoor genoodzaakt te vorderen dat gedaagden worden veroordeeld om de woning op een zo kort mogelijke termijn te ontruimen.
3.4.
Om gedaagden een prikkel te geven om na betekening vrijwillig de woning te verlaten vordert Pré Wonen primair en subsidiair een dwangsom voor elke dag dat gedaagden weigeren aan het ontruimingsvonnis te voldoen.
3.5.
Pré Wonen vordert voorts primair en subsidiair voor het geval gedaagden niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoen om gedaagden te veroordelen in de kosten van de ontruiming. Pré Wonen dient ten behoeve van de voorbereiding van de gerechtelijke ontruiming een deurwaarder in te schakelen, afspraken te maken met Justitie, de gemeente (reinigingsdienst), een slotenmaker en een verhuisbedrijf. Deze kosten bedragen gemiddeld € 2.000,00. Tevens vordert Pré Wonen primair en subsidiair om gedaagden te veroordelen om de boete te voldoen die in artikel 4 van de Gedragsovereenkomst is opgenomen en om de huurachterstand ter hoogte van € 5.793,04 te voldoen.
3.6.
Pré Wonen voert aan dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft al een uitspraak in een bodemprocedure en de huurovereenkomst is al ontbonden. De huurachterstand bestaat nog steeds. Voorts dient Pre Wonen te waken voor de belangen en de veiligheid van omwonende alsmede het zorgen voor een leefbare (woon)omgeving. Ontruiming van de woning is volgens Pré Wonen de enige remedie om dat huurgenot terug te brengen. [onderbewindgestelde] blijft volharden in haar overlast gevende gedrag en houdt Pré Wonen, maar ook omwonende in de greep met haar overlast veroorzakende gedrag. Zij heeft meerdere keren gedreigd het huis en/of dat van omwonende in de brand te steken inzien zij uit haar huis wordt gezet. Voor Pré Wonen is de situatie dan ook niet langer houdbaar.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagden betwisten de vorderingen. Zij voeren aan – samengevat – dat het ontruimingsvonnis van 23 oktober 2019 is gewezen op grond van een huurachterstand. Na het gewezen vonnis heeft Pré Wonen [onderbewindgestelde] een allerlaatste kans geboden om de woning te behouden. Pre Wonen heeft de voorwaarden die daaraan zijn verbonden kenbaar gemaakt in haar brief van 18 november 2019. [onderbewindgestelde] is hiermee akkoord gegaan en heeft zich aan de gestelde voorwaarden gehouden. Er is dan ook geen sprake van ernstige en structurele overlast op grond waarvan tot ontruiming zou kunnen worden overgegaan.
4.2.
Voorts betwisten gedaagden dat sprake is van een spoedeisend belang. De lopende huur wordt betaald en er wordt maandelijks € 75,00 afgelost op de huurachterstand. Pré Wonen heeft in de dagvaarding niet, dan wel onvoldoende onderbouwd dat er sprake zou zijn van een onhoudbare en beklemmende situatie die zo spoedig mogelijk beëindigd dient te worden.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Pré Wonen daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een vordering tot ontruiming wegens een hoge huurachterstand en structurele overlast.
5.2.
Dit kort geding betreft de ontruiming van een woning door een huurder die onder beschermingsbewind staat. Uit HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525 volgt dat de verhuurder in dat geval de bewindvoerder moet dagvaarden en dat zij, voor zover zij (ook) de huurder zelf heeft gedagvaard, niet ontvankelijk moet worden verklaard. Pré Wonen heeft zowel haar huurder [onderbewindgestelde] als haar beschermingsbewindvoerder gedagvaard. Beiden hebben ook verweer gevoerd. Pré Wonen zal in haar vordering voor zover deze is gericht tegen [onderbewindgestelde] niet ontvankelijk worden verklaard. In haar vordering tegen de bewindvoerder is Pré Wonen wel ontvankelijk.
5.3.
In deze zaak staat de vraag centraal of Pré Wonen de woning van [onderbewindgestelde] mag ontruimen. Ontruiming van een woning is een ingrijpende maatregel waarmee, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt, terughoudend moet worden omgegaan. Daarbij komt dat in een procedure als de onderhavige geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar de bestreden feiten. Voor toewijzing is dan ook alleen plaats als er met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de woning moet worden ontruimd. Het moet voorts gaan om een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat Pré Wonen (al) over een vonnis beschikt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [onderbewindgestelde] . Tegen dat vonnis staan geen rechtsmiddelen meer open. Dat betekent dat Pré Wonen tot executie mag overgaan. Pré Wonen heeft echter dit kort geding aanhangig gemaakt, omdat de gemachtigde van gedaagden heeft aangegeven dat hij indien en zodra de ontruiming wordt aangezegd, een executiegeschil zal starten. Ter voorkoming van meerdere procedures en overbelasting van de rechtbank, vordert Pré Wonen in dit kort geding dat het haar wordt toegestaan het eerdere ontruimingsvonnis te executeren. Onderhavige procedure heeft dan ook het karakter van een executiegeschil, met als enige verschil dat het initiatief tot de procedure is genomen door de executant. De kantonrechter zal daarom bij de beoordeling van de vordering uitgaan van de maatstaven die in executiegeschillen worden gehanteerd. Dat betekent dat de kantonrechter de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis alleen schorsen indien de verhuurder misbruik van bevoegdheid maakt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de huurder een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Pré Wonen geen misbruik van bevoegdheid maakt door het ontruimingsvonnis te executeren. Een vonnis verjaart pas na twintig jaar (artikel 3:324 lid 1 BW). Er is geen rechtsregel die Pré Wonen verplicht om een ontruimingsvonnis onverwijld ten uitvoer te leggen. Dat in dat vonnis sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag is gesteld noch gebleken. Dat [onderbewindgestelde] als gevolg van dit vonnis op straat zou komen te staan, is een omstandigheid waarmee de kantonrechter destijds rekening heeft kunnen en moeten houden.
5.6.
Voorts is door Pré Wonen onweersproken gesteld dat de betalingsachterstand van [onderbewindgestelde] op dit moment € 5.793,04 bedraagt, hetgeen, mede gelet op de hoogte van de maandelijkse huur, een aanzienlijk bedrag is. Dit is bovendien een hogere huurachterstand dan die waarop het ontruimingsvonnis is gebaseerd. Ter zitting hebben gedaagden aangevoerd dat zij tweemaal een bedrag van € 75,00 extra hebben betaald ten behoeve van de huurachterstand. De huurachterstand is dus slechts ingelopen met € 150,00. Er is wel een betalingsregeling aangeboden (die gelet op de hoogte van de achterstand, minimaal te noemen is) maar niet staat vast dat Pré Wonen deze heeft geaccepteerd. [onderbewindgestelde] heeft voorts een (laatste) kans gekregen van Pré Wonen waarbij zij aan strikte voorwaarden diende te voldoen (zie 2.4. en 2.2). [onderbewindgestelde] heeft hiermee ingestemd en moet zich daarmee bewust zijn geweest van de gevolgen indien zij zich niet zou houden aan die voorwaarden. Ook als op basis van hetgeen Pré Wonen heeft aangevoerd ten aanzien van het gedrag van [onderbewindgestelde] na 18 november 2019 (de datum waarop de nadere afspraken zijn gemaakt) niet kan worden aangenomen dat [onderbewindgestelde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt, staat wel vast dat zij zich niet strikt aan alle door Pré Wonen gestelde voorwaarden heeft gehouden. Zo heeft Pré Wonen een aantal klachten van buurtbewoners ontvangen, is [onderbewindgestelde] zonder afbericht een aantal keer niet aanwezig geweest bij afspraken met Pré Wonen en heeft zij meerdere malen op een overlast gevende wijze grof vuil op straat gezet. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat Pré Wonen misbruik maakt van haar bevoegdheid om het eerdere ontruimingsvonnis alsnog te executeren. De conclusie is dat de kantonrechter de primaire vordering van Pré Wonen zal toewijzen. De subsidiaire vordering behoeft daarom geen bespreking meer.
5.7.
De gevorderde dwangsom zal op hierna te noemen wijze worden gematigd en gemaximeerd.
5.8.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen, omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, wat niet op voorhand kan worden beoordeeld.
5.9.
De gevorderde boete op grond van artikel 4 van de gedragsovereenkomst wordt gelet op de samenhang met de (grondslag van de) vordering tot ontruiming mede om proceseconomische redenen beschouwd als nevenvordering. Indien die vordering niet of onvoldoende wordt betwist en de hoofdvordering voldoende spoedeisend is, mag in beginsel worden aangenomen dat ook toewijzing van de nevenvordering uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is (Hoge Raad 15 juni 2007, LJN:BA1522). De boete is contractueel overeengekomen en wordt verbeurd indien de huurder zich niet houdt aan het bepaalde in deze Gedragsovereenkomst. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist in 5.5. volgt dat [onderbewindgestelde] zich niet strikt aan alle voorwaarden heeft gehouden. Daarmee heeft [onderbewindgestelde] volgens de Gedragsovereenkomst de boete verbeurd. De hoogte van de boete is niet betwist. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter bij deze stand van zaken zal oordelen dat de boete is verbeurd en derhalve kan ook op dit oordeel worden vooruitgelopen. Deze zal worden toegewezen.
5.10.
[onderbewindgestelde] is reeds bij vonnis van 23 oktober 2019 veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. Dat betekent dat Pré Wonen geen belang meer heeft, als bedoeld in artikel 3:303 BW, bij haar vordering tot betaling van de huurachterstand. Ten aanzien van de gevorderde betaling van de huurachterstand is de kantonrechter dan ook van oordeel dat Pré Wonen niet-ontvankelijk is in haar vordering.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten zullen – zoals gebruikelijk – worden toegewezen conform het liquidatietarief.
5.12.
De nakosten kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 120,00, voor zover Pré Wonen daadwerkelijk nakosten maakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart Pré Wonen niet-ontvankelijk ten aanzien van haar vorderingen op [onderbewindgestelde] ;
6.2.
Staat Pré Wonen toe het vonnis van 23 oktober 2019 ten uitvoer te leggen en veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan [adres] met alle aan haar toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen met een maximum van € 5.000,00;
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] aan Pré Wonen de in artikel 4 van de gedragsovereenkomst boete van € 2.500,00 te voldoen, te betalen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart Pré Wonen niet-ontvankelijk ten aanzien van haar vordering tot betaling van de huurachterstand;
6.5.
veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Pré Wonen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 83,38
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
6.6.
veroordeelt de bewindvoerder in hoedanigheid van bewindvoerder van de goederen van [onderbewindgestelde] tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Pré Wonen worden gemaakt
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter