ECLI:NL:RBNHO:2020:8876

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
8226803 \ CV EXPL 19-19295
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van tweedehands auto en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, een bedrijf dat tweedehands auto's verkoopt, wegens non-conformiteit van een gekochte auto. Eiseres heeft op 7 mei 2018 een Ford Ka Sport gekocht voor € 2.600, maar heeft later geconstateerd dat de auto aanzienlijke roestschade vertoonde, die niet zichtbaar was tijdens de aankoop. Eiseres heeft de auto naar een garage gebracht voor een APK-keuring, waaruit bleek dat er voor € 2.080 aan reparaties nodig waren. Eiseres heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade en vorderde betaling van de herstelkosten en de kosten van de RDW-keuring. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte kosten en dat er geen sprake was van non-conformiteit.

De kantonrechter oordeelde dat niet vaststaat dat eiseres schade heeft geleden, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten. De overgelegde documenten, zoals checklisten en bankafschriften, waren niet voldoende om de vordering te onderbouwen. Daarnaast had eiseres gedaagde niet in de gelegenheid gesteld om de auto te herstellen, wat ook een reden was om de vordering af te wijzen. De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8226803 \ CV EXPL 19-19295
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. F.A.J.H. de Lugt
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.M. Braat (DAS)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 9 december 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Na een tussenvonnis waarbij een mondelinge behandeling was bepaald die in verband met het coronavirus niet is door gegaan, heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Ten behoeve van de mondelinge behandeling had [eiseres] nog aanvullende stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een bedrijf dat handelt in, en reparaties verricht aan, personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
[eiseres] heeft op 7 mei 2018 van [gedaagde] een tweedehands auto gekocht van het merk Ford, type Ka Sport, uit het jaar 2006, met een kilometerstand van 134.930 kilometer (hierna: de auto). [eiseres] heeft aan [gedaagde] in totaal een bedrag van € 2.600,0 voor de auto betaald. De auto was voor het laatst op 19 december 2017 Apk-gekeurd.
2.3.
Voorafgaand aan de koop heeft [eiseres] de auto drie keer bekeken bij [gedaagde] , een keer met haar vriend en twee keer met haar vader. Bij de tweede bezichtiging heeft de vader van [eiseres] roestplekken op de onderkant van de auto geconstateerd. Dit heeft hij kenbaar gemaakt aan [gedaagde] . Bij de derde bezichtiging waren de eerdere geconstateerde roestplekken op de auto voor [eiseres] , en haar vader, niet meer zichtbaar.
2.4.
Op 22 januari 2019 heeft [eiseres] de auto naar garage [garagebedrijf B] (hierna: [garagebedrijf B] ) gebracht voor een Apk-keuring. [garagebedrijf B] heeft voor een bedrag van € 2.080,00 euro aan reparaties begroot, waarvan een aanzienlijk deel aan herstel van doorgeroeste onderdelen.
2.5.
Bij e-mail van 22 januari 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] op de hoogte gebracht van de bevindingen van [garagebedrijf B] en voorgesteld dat partijen samen naar een gepaste oplossing zoeken, die er uit bestond dat [gedaagde] de reparatie (gedeeltelijk) op haar kosten zou verrichten of dat [garagebedrijf B] de reparatie zou verrichten, waarbij de kosten werden gesplitst. .
2.6.
Bij e-mail van 23 januari 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat zij de auto liet repareren bij ‘een partij van derde’, omdat zij geen vertrouwen meer had in [gedaagde] en dat zij overigens geen tijd had om haar auto in [plaats] af te leveren. In dezelfde mail heeft [eiseres] het voorstel om de kosten van de reparatie te splitsen afgeslagen.
2.7.
Namens [eiseres] is [gedaagde] bij brief van 24 januari 2019 aansprakelijk gesteld voor de schade aan de auto ten bedrage van € 1.760,00. Aan [gedaagde] is aangegeven dat als zij de reparatie zelf wilde uitvoeren zij de auto op moest halen omdat [eiseres] niet met de auto over de openbare weg durfde te rijden.
2.8.
Bij brief van 7 februari 2019 heeft [gedaagde] de aansprakelijkheid gemotiveerd van de hand gewezen en de schade betwist
.
2.9.
Bij brief van 4 maart 2019 is namens [eiseres] aan [gedaagde] (nogmaals) kenbaar gemaakt dat zij kosteloos en vakkundig herstel van de schade vordert.
2.10.
Op 25 maart 2019 zijn namens [eiseres] aan [gedaagde] foto’s verstuurd van de staat van de auto op dat moment.
2.11.
Bij e-mail van 3 april 2019 is namens [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat de door haar ingeschakelde garage bij zijn standpunt blijft dat de vergaande roestschade niet binnen acht maanden kan zijn ontstaan, en daarmee, in samenhang met de verklaring omtrent de plamuur en kit, aangeeft dat [gedaagde] een ondeugdelijke auto heeft afgeleverd.
2.12.
Op 9 april 2019 is [eiseres] met de auto bij een keuringsstation van de RDW geweest. De RDW heeft de auto afgekeurd. In het kader van de Apk zijn de volgende gebreken geconstateerd:

(…) Roestschade dorpel (…) Rechts helemaal & links achter
(…) Roestschade wielkast (…) Rechts achter
(…) Kentekenplaatverplichting werkt niet (goed) / ontbreekt (…)
2.13.
Bij e-mail van 10 april 2019 is namens [eiseres] aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat [eiseres] naast de kosten voor de reparatie van de auto, ook de kosten voor de RDW-keuring van [gedaagde] vordert, in totaal een bedrag van € 1.828,97 (€ 1.760,00 reparatie roestschade en € 68,97 keuring).
2.14.
Namens [eiseres] is bij e-mail van 17 april 2019 aan [gedaagde] geschreven: ‘
(…) Mijn cliënte heeft besloten vandaag de goedkeuring aan de garage te geven om de auto te laten repareren. (…)’Daarbij is een gerechtelijke procedure aangekondigd.
2.15.
Bij e-mail van 1 mei 2019 is namens [gedaagde] aan [eiseres] geschreven dat [gedaagde] bereid was het voertuig te beoordelen en zonodig uit coulance en/of in overleg werk uit te voeren als [eiseres] langs zou komen
.
2.16.
Op 31 mei 2019 is de auto door de RDW goedgekeurd voor de Apk.
2.17.
Bij brief van 7 november 2019 is [gedaagde] namens [eiseres] nogmaals gesommeerd om over te gaan tot betaling van de herstelkosten van € 1.760,00, ‘
exclusief rente en (juridische)kosten, (…) binnen 14 dagen na heden (…)’ Daarbij zijn in de brief de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente aangezegd.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
I. € 1.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. € 68,97, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering primair ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de verplichtingen uit de koopovereenkomst door een auto aan haar te leveren die niet aan de koopovereenkomst beantwoordt (artikel 7:17 BW). [garagebedrijf B] heeft op 22 januari 2019 geconstateerd dat sprake is van aanzienlijke roestschade aan de auto en dat deze schade aan de onderkant van de auto op meerdere plaatsen was bedekt met een laag plamuur en kit. De bij de aankoop geconstateerde roestplekken waren, ondanks de toezegging van [gedaagde] , dus niet gerepareerd, maar slechts gecamoufleerd. Vanwege de roestschade is de auto niet door de Apk-keuring gekomen. Deze gebreken hoefde [eiseres] , gezien de advertentie, de uitlatingen van de verkoper en de reparatie voorafgaande aan de koop, niet te verwachten.
3.3.
[garagebedrijf B] heeft verder geconcludeerd dat de roestschade in zijn geheel al geruime tijd geleden moet zijn ontstaan. De auto beantwoordde dus bij aflevering al niet aan de koopovereenkomst in de zin van artikel 7:18 lid 2 BW. De auto kon op dat moment al niet op een veilige manier deelnemen aan het verkeer.
3.4.
[gedaagde] is, ondanks daartoe in de gelegenheid gesteld, niet binnen een redelijke termijn overgegaan tot herstel, dan wel tot betaling van de herstelkosten. Daarom heeft [eiseres] het herstel met betrekking tot de roestschade laten uitvoeren door [garagebedrijf B] . [eiseres] heeft recht op betaling van deze herstelkosten, € 1.760,00, door [gedaagde] .
3.5.
Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de schade is veroorzaakt door een door [gedaagde] ondeugdelijk uitgevoerde reparatie. Als de roestplekken naar behoren waren hersteld voor de aankoop van de auto, had [eiseres] geen kosten hoeven maken. Op grond van artikel 6:74 en 6:81 e.v. BW is [gedaagde] gehouden de schade die voortvloeit uit de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan [eiseres] te vergoeden.
3.6.
Naast de herstelkosten is [gedaagde] verplicht de kosten van de RDW ad € 68,97 aan [eiseres] te betalen. Deze kosten houden verband met voorkoming en/of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust mag worden verwacht en kosten die verband houden met de vaststellen van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 BW).

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en verzoekt de kantonrechter om [eiseres] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [gedaagde] voert daartoe primair aan dat de gevorderde reparatiekosten van € 1.760,00 niet zijn onderbouwd met een factuur en betaalbewijzen, zodat niet vaststaat dat de auto is gerepareerd.
4.2.
Subsidiair betwist [gedaagde] dat er sprake is van non-conformiteit. [eiseres] heeft haar stelling, dat de roest al bij aankoop van de auto aanwezig was, zodat zij daarmee niet de weg op had mogen gaan, niet onderbouwd. [gedaagde] heeft de bij aankoop geconstateerde roestplekken aan de dorpel ontroest, bijgewerkt en getectyleerd. Er waren geen roestplekken aanwezig toen [eiseres] de auto kwam ophalen, hetgeen zij, althans haar vader, ook heeft geconstateerd. De overgelegde foto’s bewijzen niet dat de auto ruim acht maanden eerder door [gedaagde] met roest is verkocht aan [eiseres] en evenmin dat [gedaagde] gebrekkig werk zou hebben uitgevoerd. De roest kan later zijn ontstaan. Het gaat hier om een goedkope tweedehands Ford Ka, waarmee in de wintermaanden is gereden. Strooizout/pekel kan al snel roest/corrosie veroorzaken. Ook het parkeren van het voertuig boven een natte ondergrond of steenslag kan snel roest veroorzaken. De Ford Ka staat in de top 10 van voertuigen die het meest gevoelig zijn voor roest. Dat er ruim een jaar na de eerdere Apk-keuring bij de auto reparaties nodig waren om een nieuwe Apk te behalen kan niet als onverwacht worden gezien.
4.3.Verder is geen garantie afgesproken of nieuwe Apk overeengekomen en heeft [eiseres] eerst acht maanden na de aankoop gesteld dat sprake zou zijn van gebreken.
4.4.
Van verzuim aan de kant van [gedaagde] is ook geen sprake. [gedaagde] heeft op 22 januari 2019 telefonisch aan [eiseres] aangeboden – naar aanleiding van haar klacht – om de auto te beoordelen en indien nodig een reparatie uit te voeren. [eiseres] stuurde zelf aan op reparatie door [garagebedrijf B] op kosten van of gedeeltelijke kosten van [gedaagde] , zonder [gedaagde] in de gelegenheid te stellen de vermeende gebreken te herstellen.
4.5.
De door [eiseres] bij de RDW gemaakte kosten zijn geen kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat [gedaagde] niet gehouden is tot betaling daarvan aan [eiseres] .

5.De beoordeling

5.1.
In het onderhavige geval is sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De koopovereenkomst betreft immers een roerende zaak (de auto) en is gesloten tussen [gedaagde] die handelt in het kader van haar bedrijfsactiviteit en [eiseres] , een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten haar bedrijfs- of beroepsactiviteit. Of de aan [eiseres] verkochte auto door [gedaagde] non-conform was kan in het midden blijven, omdat de kantonrechter met [gedaagde] van oordeel is dat niet vaststaat dat [eiseres] schade heeft geleden. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de gevorderde herstelkosten heeft betaald. De door [eiseres] overgelegde checklisten van [garagebedrijf B] van 22 januari 2019 en 16 juli 2018 kunnen dat standpunt niet dragen. Hierop staan geen factuur- of betaalgegevens en hieruit blijkt evenmin dat [garagebedrijf B] werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de opgesomde checkpunten. Ook uit het door [eiseres] overgelegde bankafschrift van 3 juni 2019 blijkt dat niet. Een omschrijving van waarop de op die datum verrichte betaling van € 2.080,00 ziet, ontbreekt en ook is niet onderbouwd wie [naam] is, aan wie dit bedrag blijkens het afschrift is overgemaakt. Daarbij komen deze bankgegevens niet overeen met de gegevens zoals opgenomen op het bij de checklist van 16 juli 2019 overgelegde bankafschrift aan [garagebedrijf B] . Aldus heeft [eiseres] de vordering onvoldoende onderbouwd, zodat deze zal worden afgewezen. Het door [eiseres] slechts in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod op dit punt wordt gepasseerd.
5.2.
Daar komt nog bij dat [gedaagde] geen redelijke termijn heeft gekregen voor herstel, zodat [eiseres] hoe dan ook (nog) niet bevoegd was om het herstel, op kosten van [gedaagde] , door een derde te laten uitvoeren (artikel 7:21 lid 1 en 6 BW).
5.3.
Vast staat dat [eiseres] op 22 januari 2019 eerst telefonisch bij [gedaagde] heeft geklaagd over de door [garagebedrijf B] geconstateerde roestschade. [gedaagde] heeft op dat moment aangegeven dat zij de auto wilde beoordelen en, indien nodig, een reparatie uit wilde voeren. Hierop heeft [eiseres] bij mail van 22 januari 2019 twee opties gegeven (zie de feiten).
5.4.
Vervolgens heeft [eiseres] op 23 januari 2019 aan [gedaagde] laten weten dat zij geen vertrouwen meer heeft in [gedaagde] en dat zij de auto zal laten repareren door een derde, op kosten van [gedaagde] . Daarbij schrijft [eiseres] ook dat zij geen tijd heeft om de auto bij [gedaagde] af te leveren en vervolgens weer op te halen. Bij brief van 24 januari 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de auto, waarbij is medegedeeld dat de herstelkosten voor de roestschade door [garagebedrijf B] zijn begroot op € 1.760,00. Als onweersproken staat vast dat [gedaagde] telefonisch heeft aangeboden om de auto zelf op te halen en een leenauto achter te laten. [eiseres] heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.
5.5.
Nadat tussen (de gemachtigden van) partijen enige maanden per e-mail is gecorrespondeerd, is namens [eiseres] bij e-mail van 17 april 2019 aan [gedaagde] meegedeeld dat [eiseres] op die datum heeft besloten om aan de garage goedkeuring te geven om de auto te laten repareren. Voor zover er vanuit wordt gegaan dat [eiseres] de auto heeft laten herstellen door [garagebedrijf B] , is [gedaagde] hierdoor benadeeld in haar bewijspositie ten aanzien van de feitelijke situatie van de auto en meer in het bijzonder omtrent het bestaan van de oorzaak van de door [eiseres] gestelde gebreken aan de auto. [gedaagde] is de mogelijkheid om de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken ontnomen, doordat [eiseres] niet is ingegaan op de aanbiedingen van [gedaagde] om eerst zelf de auto te beoordelen.
5.6.
[eiseres] heeft dus binnen een dag nadat zij had geklaagd bij [gedaagde] over de gebreken, aan [gedaagde] medegedeeld dat zij het herstel van de auto wilde laten uitvoeren door een derde, waarbij voor herstel door [gedaagde] eigenlijk al geen ruimte meer was, zo blijkt uit de e-mail van 23 januari 2019. Dat [eiseres] – tot het moment dat zij (kennelijk) op 17 april 2019 opdracht heeft gegeven aan [garagebedrijf B] om de auto te repareren – [gedaagde] nog een reële mogelijkheid heeft gegeven om de auto te herstellen, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende uit de overgelegde stukken.
5.7.
Omdat de gevorderde verklaring voor recht zal en de vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.760,00 aan herstelkosten zullen worden afgewezen, zal ook de vordering tot veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de RDW worden afgewezen..
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter