Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
€ 118.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016, waarbij eiseres een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.595 had opgegeven. De Belastingdienst had eerder een voorlopige teruggave van € 2.283 verleend, maar eiseres betwistte de rechtmatigheid van de definitieve aanslag en de opgelegde verzuimboete van € 369 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag op de juiste wijze is vastgesteld en dat de hoogte van de aanslag niet in geschil is. Eiseres voerde aan dat de voorlopige teruggaven onterecht waren verrekend met andere belastingschulden, maar de rechtbank oordeelde dat deze handelwijze van de Belastingdienst geen invloed had op de rechtmatigheid van de aanslag. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat zij verzoeken tot stopzetting van de voorlopige teruggaven had ingediend.
Wat betreft de verzuimboete oordeelde de rechtbank dat de Belastingdienst terecht een boete had opgelegd, maar gezien de geringe draagkracht van eiseres werd de boete gematigd tot € 50. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze op de boete betrekking had, en veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 12. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.