ECLI:NL:RBNHO:2020:8894
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake aanmaningskosten inkomstenbelasting 2017
Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak van de erven van [X] tegen de Belastingdienst, Centrale administratieve processen. De eisers hebben op 23 maart 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst van 18 februari 2020, die betrekking had op de in rekening gebrachte aanmaningskosten op de aanslag inkomstenbelasting 2017. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank constateert dat eisers in verzuim zijn geweest om binnen de gestelde termijn een verklaring van erfrecht over te leggen, zoals vereist volgens de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb. In een aangetekende brief van 18 juni 2020 zijn eisers gewezen op dit verzuim en is hen verzocht om dit binnen vier weken te herstellen. Eisers hebben echter slechts een kopie van een trouwboekje overgelegd, wat niet voldoende is om de erfgenamen vast te stellen. Aangezien de gevraagde verklaring van erfrecht niet binnen de gestelde termijn is ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.C. Karels. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. De partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.