Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Hollands Kroon, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft ter zitting met betrekking tot het vergelijkingsobject [adres 3] erkend dat ten tijde van de aankoop geen sprake was van een voornemen tot sloop van de opstal. De rechtbank begrijpt hieruit dat verweerder zijn betoog dat alleen de kavel de verkoopprijs al waard is heeft laten varen. De woning en het vergelijkingsobject [adres 5] hebben beide ten opzichte van de overige vergelijkingsobjecten de kleinste inhoud. Desalniettemin is aan de woning, op het vergelijkingsobject [adres 3] na, de laagste prijs per kubieke meter toegekend. Dat aan laatstgenoemd vergelijkingsobject een nog lagere prijs per kubieke meter is toegekend is gelegen in de omstandigheid dat dit vergelijkingsobject meer inhoud en een mindere kwaliteit heeft.
Vast staat dat verweerder, gelet op de matrix, voor de woning is uitgegaan van een matige ligging. Vast staat bovendien dat het vergelijkingsobject [adres 4] meer landinwaarts is gelegen terwijl het vergelijkingsobject dichterbij [plaats 1] is gelegen. Verweerder heeft de ligging van deze vergelijkingsobjecten gewaardeerd op “gemiddeld”. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat verweerder hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in ligging.
Verweerder heeft gesteld dat de woning is gesitueerd in de hoek van het perceel waardoor er een ruime (achter)tuin is. De rechtbank acht aannemelijk dat het relatief eenvoudig is extra privacy te creëren. Gelet hierop heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de indeling van het perceel waarop de woning zich bevindt, niet als ondoelmatig dient te worden gekwalificeerd, zodat daarvan geen waardedrukkend effect uitgaat.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de op de omstandigheid dat verweerders taxateur de waarde van de woning per de waardepeildatum op € 473.000 heeft getaxeerd, zijnde € 90.000 hoger dan de vastgestelde waarde, kan niet worden gezegd dat de vastgestelde waarde in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Eisers verwijzing naar het object [adres 2] doet evenmin af aan het in de eerste volzin van deze rubriek gegeven oordeel. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat laatstgenoemd object, anders dan de woning en twee van de drie vergelijkingsobjecten, is gelegen aan de rand van [plaats 1] . Verweerder heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de objectkenmerken van de vergelijkingsobjecten beter aansluiten op die van de woning.
Beslissing
R. van der Vecht, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 2 november 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.