ECLI:NL:RBNHO:2020:8983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/15/308072 / KG RK 20-564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om conservatoir beslag in verband met frustratie executie vonnis

Op 29 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [J] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B]. Het verzoek van [J] om verlof te verkrijgen voor het leggen van conservatoir beslag onder de bankinstelling van [B] werd afgewezen. Dit verzoek was ingediend in het kader van een vordering van [J] ter hoogte van € 1.517.237,-. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek in feite neerkwam op een verkapt eigenbeslag, wat niet is toegestaan zonder bijzondere omstandigheden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [J] en [B] sinds 2013 in verschillende gerechtelijke procedures verwikkeld zijn. In een eerdere bodemzaak had de rechtbank op 26 augustus 2020 een eindvonnis gewezen, waarbij de vorderingen van [B] waren toegewezen en die van [J] waren afgewezen. [B] had op basis van dit vonnis een factuur aan [J] gestuurd voor een bedrag van € 472.661,09, wat betrekking had op de bruto winstbijdrage over 2014. [J] had in haar verzoekschrift aangegeven deze factuur te willen voldoen door betaling op de rekening van [B].

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om beslag onder de bankinstelling van [B] de gerechtvaardigde aanspraken van [B] zou frustreren, aangezien [B] een executoriale titel had. De voorzieningenrechter weigerde het verlof, omdat het beslag de rechten van [B] zou aantasten en er geen bijzondere omstandigheden waren die het verzoek rechtvaardigden. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen met inachtneming van de lange duur van de procedures tussen de partijen en de afwijzing van de vorderingen van [J] in eerdere procedures.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/308072 / KG RK 20-564
Beschikking van de voorzieningenrechter van 29 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[J],
gevestigd te [plaats],
verzoekster,
advocaat mr. J.C. Mosselman te Utrecht
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [plaats],
gerekwestreerde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [J] en [B] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van 28 september 2020 strekt tot het verkrijgen van verlof om conservatoir beslag te mogen leggen onder de bankinstelling van [B] in verband met een vordering van [J], die zij begroot op € 1.517.237,-.
1.2.
Dat verlof is niet verleend. De voorzieningenrechter heeft [J] gevraagd om het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, waarbij de vorderingen van [B] zijn toegewezen en die van [J] zijn afgewezen, alsnog aan het verzoekschrift toe te voegen.
1.3.
Op 28 september 2020 heeft de raadsman van [J] dat vonnis toegezonden.

2.De gronden

2.1.
Uit het verzoekschrift en de door [J] overgelegde stukken blijkt het volgende.
2.2.
[J] en [B] voeren sinds 2013 verschillende gerechtelijke procedures met elkaar. Bij de rechtbank waren twee bodemzaken aanhangig. In de eerste bodemzaak is op 26 augustus 2020 door de rechtbank een eindvonnis gewezen. De vorderingen tot verklaring van recht aan de zijde van [B] zijn toegewezen. De vorderingen in reconventie van [J] zijn afgewezen. Op basis van de verklaringen voor recht heeft [B] aan [J] een factuur gestuurd voor een bedrag van € 472.661,09. Dat bedrag ziet op de BWB (bruto winstbijdrage) over 2014 over de besturingssets die waren verwerkt in een mestrobot. [J] stelt in haar verzoekschrift dat zij deze factuur zal voldoen door betaling op de ING-rekening van [B]. Dat geldt ook voor de factuur van [B] die betrekking heeft op betaling van de BWB over het laatste kwartaal 2013. Het gevraagde verlof ziet op de bankrekening, waarop de desbetreffende bedragen gestort zullen gaan worden.
2.3.
De voorzieningenrechter trekt hieruit de conclusie, dat het hier eigenlijk gaat om een verkapt eigenbeslag. [J] heeft er kennelijk voor gekozen om geen verlof te vragen om beslag onder zichzelf te mogen leggen. De voorzieningenrechter toetst het verzoek echter wel aan de criteria voor het verlenen van verlof voor een eigenbeslag.
2.4.
Uitgangspunt dient te zijn dat in beginsel beslag ter verzekering van het verhaal van een vordering mogelijk is op alle goederen van de schuldenaar, dus ook op de vorderingen van de schuldenaar op de schuldeiser (eigenbeslag). Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het leggen van beslag misbruik van recht opleveren (Hoge Raad 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ8836).
2.5.
Een bijzondere omstandigheid is in dit geval dat [J] door het beslag de veroordeling door de rechtbank en de daaraan verbonden rechten van [B] frustreert. [B] heeft immers inmiddels een executoriale titel. Gelet op haar eigen stelling dat [J] de daarop gebaseerde facturen van [B] vrijwillig zal voldoen, moet ervan worden uitgegaan dat het vonnis niet zal worden aangetast. Daarbij wordt aangetekend dat de vordering in reconventie van [J] is afgewezen. Weliswaar verwijst [J] als onderbouwing voor het te leggen beslag naar haar (andere) vordering in reconventie in de procedure die nu nog loopt, maar in die procedure is bij tussenvonnis een comparitie van partijen gelast. Over de gegrondheid van die vordering staat dus nog niets vast. Ten slotte is een bijzondere omstandigheid dat de dagvaarding in de eerste procedure van 2 juli 2013 dateert; er is nu na meer dan zeven jaar in eerste aanleg een eindvonnis gewezen.
2.6.
Onder voormelde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat beslag onder de bankinstelling van [B] de gerechtvaardigde aanspraken van [B] zodanig frustreert, dat het gevraagde verlof moet worden geweigerd.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, op 29 september 2020.