ECLI:NL:RBNHO:2020:9066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
HAA 20/2287 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposante] B.V. tegen de beslissing van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank had eerder, op 3 september 2020, het beroep van [opposante] niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan. In de verzetprocedure beoordeelt de rechtbank of deze eerdere uitspraak terecht was.

[opposante] heeft aangevoerd dat de griffierechtnota wel is voldaan en heeft ter onderbouwing kopieën van betalingstransacties overgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de overgelegde betalingskenmerken betrekking hebben op andere zaken (HAA 20/2286 en 20/2288) en niet op de onderliggende zaak (HAA 20/2287). Hierdoor is niet gebleken dat het griffierecht voor de zaak HAA 20/2287 is voldaan.

De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2287 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2020 op het verzet van

[opposante] B.V. (hierna [opposante] ), te [plaats] , opposante
(gemachtige: mr. I. Özkara).

Procesverloop

[opposante] heeft tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 maart 2020 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 september 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[opposante] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
[opposante] heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposante] niet binnen de gestelde termijn het verschuldigde griffierecht heeft voldaan.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
3. [opposante] voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de griffierechtnota wel is voldaan. Ter onderbouwing legt zij een kopieën van de betalingstransacties over met betalingskenmerken 4000 8591 0249 5083 en 0000 8591 0249 5085.
4. De verzetrechter overweegt als volgt. [opposante] heeft drie beroepschriften ingediend, geregistreerd onder zaaknummers HAA 20/2286, 20/2287 en 20/2288. Voor elk van deze zaken zijn afzonderlijke griffierechtnota’s verstuurd. De door [opposante] overgelegde kopieën van betalingstransacties betreffen betalingskenmerken van zaaknummers HAA 20/2286 en 20/2288. Niet is gebleken dat in de onderliggende zaak (HAA 20/2287 betalingskenmerk 4000 8591 0249 5084) het griffierecht is voldaan.
5. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven dan wel ter griffie is gestort.
6. In wat [opposante] heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 3 september 2020. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.