Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging, maar dit verzoek was niet tijdig ingediend, aangezien het niet uiterlijk vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande zorgmachtiging was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat deze termijnoverschrijding geen negatieve gevolgen had voor de betrokkene, omdat de rechtbank in staat was om nog voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de eerdere zorgmachtiging te beslissen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, namelijk een autisme spectrum stoornis met recidiverende psychotische ontregelingen. Dit leidde tot ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank heeft de verschillende vormen van verplichte zorg vastgesteld die gedurende de looptijd van de zorgmachtiging nodig zijn, waaronder het toedienen van medicatie, toezicht en beperkingen in de vrijheid van de betrokkene.
De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief was en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 6 november 2021. De beschikking werd gegeven door rechter W.P. van der Haak en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.