ECLI:NL:RBNHO:2020:9172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
8555178 \ CV EXPL 20-4753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van meerwerk in het kader van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde) over een vordering tot betaling van meerwerk. Eiseres had in 2019 marmer geleverd en geplaatst voor gedaagde, die dit had besteld voor een opdrachtgever. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 7.804,71, dat betrekking had op meerwerk dat was uitgevoerd na een wijziging in de materiaalkeuze door de opdrachtgever van gedaagde. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat eiseres ondeugdelijk had geleverd, omdat het geleverde marmer niet voldeed aan de afgesproken specificaties. De kantonrechter oordeelde dat eiseres de overeenkomst tot aanneming van werk correct was nagekomen door het juiste type marmer te leveren, en dat gedaagde akkoord was gegaan met de meerwerkfactuur. De vordering werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 6.974,43, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8555178 \ CV EXPL 20-4753
Uitspraakdatum: 4 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H. van Lingen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.W.L. Cloots

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 26 mei 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 1 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Ter zitting heeft [eiseres] een stuk marmer getoond.

2.De feiten

2.1.
In 2019 heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagde] marmer geleverd en geplaatst onder andere als wandbekleding in de directiekamer voor een opdrachtgever van [gedaagde] , [opdrachtgever] , aan [adres] .
2.2.
Bij e-mail van 7 november 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] en [binnenhuisarchitect] , de binnenhuisarchitect van [opdrachtgever] (hierna: [binnenhuisarchitect] ), geschreven:

(…) Hierbij de foto’s van de steenkeuzes.
De originele benaming voor Iced St. Helena (zoals bij Norvold gezien) is White Beauty. Voor Santa Violetta is dit Breccia Violetta.
De overige foto’s zijn van Abrescato Vagli, 2cm voor de wanden en 3cm voor de bladen. (…)’ Aan de e-mail zijn vijf bijlagen toegevoegd.
Hierop heeft [binnenhuisarchitect] bij e-mail van 7 november 2019 geantwoord: ‘
Waanzinnig mooi!!
2.3.
Het totaalbedrag van de door [eiseres] aan [gedaagde] verstuurde offerte, gedateerd op 30 november 2019, bedraagt € 25.833,50 inclusief btw (hierna: de offerte). De offerte vermeldt onder ‘
Omschrijving’ onder meer ‘
wand Arabescato’ en aan betalingsvoorwaarden:

betaling 40 % bij opdracht
40% bij aanvang plaatsen/afhalen
restant binnen 8 dagen na faktuurdatum
2.4.
De eerste twee facturen, van 10 en 15 december 2019 (2 x 40% van het geoffreerde bedrag), zijn door [gedaagde] tijdig betaald.
2.5.
Bij brief van 5 december 2019 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
‘(…) Het tijdframe van beiden projecten (…) loopt teneinde. Dat betekent dat voor beide projecten, zowel het kantoorpand aan [adres] als de showroom te [plaats] de platen snel geleverd en geplaatst dienen te worden. (…)
2.6.
Bij e-mail van 10 december 2019 heeft [eiseres] aan [binnenhuisarchitect] en [gedaagde] geschreven: ‘
(…) Bedankt voor het gesprek heden ochtend. Door middel van deze mail wil ik graag duidelijkheid scheppen over de stand van zaken en de gemaakte afspraken.
Met betrekking tot het kantoorpand aan [adres]zijn de volgende afspraken gemaakt:
- Het leveren en plaatsen van de gefreinsde wand in de directie kamer zal plaats vinden van zaterdag 14 tot en met maandag 16 december. (…)
Op dit moment is er nog geen definitieve en/of volledige afspraak gemaaktmet betrekking tot het leveren en plaatsen van de spullen voor de showroom.(…)
2.7.
Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven:

(…) Naar aanleiding van ons gesprek heden morgen hierbij overzicht voor het vervangen van pr-wa06 wand abrescato
Leveren 60% 8633,61 € 5180,17
Plaats kosten 30% 2950 €885,00
Kosten wand wijzigen materiaal keuzen €6285.17
Demonteren geplakte platen, aanhelen stucwerk wand door derde
Platen die wel door ons aangekocht zijn voor deze wand en niet verzaagd zijn nemen wij voor onze rekening (…)
2.8.
Vervolgens heeft [gedaagde] per WhatsApp-bericht aan [eiseres] geschreven: ‘
Het project [adres] moet doorgaan. Op basis van de uitspraak van [binnenhuisarchitect] van [opdrachtgever] moet de levering van de marmeren wand doorgaan. Ga ervan uit dat jullie er morgen direct aangaan beginnen met de montage, want dat is besproken met de klant en die verwacht dat ook. Er zijn al spanningen genoeg. Jullie willen niet beginnen met de productie en met de montage als wij geen directe akkoord geven. Dus bijdeze akkoord op de kosten onder de gegeven context en omstandigheden.
2.9.
[eiseres] heeft per WhatsApp-bericht aan [gedaagde] geschreven: ‘
(…) in onze optiek zitten er nog open eindjes in de communicatie. Het natuursteen is niet(mis) geplaatst maar de architect heeft er voor gekozen dat hij een ander materiaal mooier vind. In de mail van donderdag 19-12-2019 geven wij aan dat de kosten voor het veranderen van het materiaal €6285,17 is. Ben er akkoord mee dat dit bedrag boven op het bedrag in de offerte komt? (…) Mocht je akkoord zijn dat kunnen wij maandag ochtend beginnen met het demonteren van de steen die reeds geplakt is
Daarop heeft [gedaagde] gereageerd: ‘
Al bevestigd in eerder bericht dus hoef ik dat niet meer te doen. (…)
2.10.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] twee facturen, gedateerd op 10 februari 2020, verstuurd. Een daarvan heeft betrekking op het restantbedrag van het geoffreerde bedrag (€ 4.295,50 inclusief btw) en de ander betreft een meerwerkfactuur voor een bedrag van € 7.804,71 inclusief btw, met als omschrijving ‘
meerwerk wand (…) € 6.285,17 (…) 23-12 demonteren wand steef (…) € 165,00’.
2.11.
Bij brief van 25 februari 2020 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven: ‘
(…) Het afgelopen project [adres] heeft nogal wat problemen opgeleverd ten aanzien van de natuursteen leveringen. Onze leveringen zijn, door jullie, daarmee uitgelopen ten opzichte van de afgesproken levertijden die er zijn gemakt met de opdrachtgever. (…) gedurende de opbouw van de wand in de directiekamer (…) een probleem gekregen die te maken heeft gehad met de kleurstelling van het marmer. Het marmer bevatte veel gele vlekken. De interieurarchitect van [opdrachtgever] benoemde dit (denigrerend) als pisvlekken. Je hebt ons laten zien door er warmte in te brengen dat de gele vlekken minder prominent werden, maar dat paste nog steeds niet in het beeld van zowel de opdrachtgever als de interieurarchitect. Daarom hebben zij deze marmerenplaten afgekeurd. (…) geef ik bij deze aan dat wij de factuur niet gaan betalen, omdat wij deze ook niet vergoed krijgen van de opdrachtgever. (…)
2.12.
[gedaagde] is namens [eiseres] bij brief van 17 maart 2020 gesommeerd tot betaling van € 12.100,21 inclusief btw binnen 16 dagen na dagtekening van de brief (€ 4.295,50 en € 7.804,71). Verder zijn in de brief de buitengerechtelijke incassokosten van € 896,00 en de wettelijke handelsrente van 8% vanaf 18 februari 2020 aangezegd.
2.13.
Op 30 april 2020 heeft [gedaagde] het restant van het geoffreerde bedrag betaald (€ 4.295,50).

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.804,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 februari 2020 en € 765,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van de betalingsverplichting van het door [eiseres] verrichte meerwerk. De opdrachtgever van [gedaagde] heeft de materiaalkeuze voor de muur gewijzigd (van Arabescato Vagli naar Arabescato Servaole) en daardoor heeft [eiseres] meerwerk moeten verrichten. Voorafgaand aan het uitvoeren van het meerwerk heeft [gedaagde] akkoord gegeven op de kosten voor dit meerwerk.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert – samengevat – als volgt aan.
Er is sprake van ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden door [eiseres] (artikel 7:760 BW), althans non-conforme levering (artikel 7:21 BW), omdat [eiseres] de verkeerde marmersoort heeft geleverd voor de muur van de directiekamer. In het najaar van 2019 heeft [binnenhuisarchitect] voor het project aan [adres] tijdens een bezoek aan [eiseres] , op basis van een marmeren plaat die [eiseres] aan hem heeft getoond, gekozen voor het marmer type Arabescato Vagli. [gedaagde] mocht er vanuit gaan dat dit type marmer gebruikt zou worden. Arabescato Vagli hoort wit te zijn, met grijze elementen, en behoort geen gele vlekken of kleurstelling te bevatten. [eiseres] heeft echter marmer met een gele vlekken geleverd.
Op de eerste dag van de montage heeft [gedaagde] geklaagd over het door [eiseres] geleverde verkeerde marmer. [eiseres] heeft vervolgens geprobeerd de verkleuring te verminderen door de marmeren platen te verwarmen. Dat werkte niet. De marmeren platen zijn door [gedaagde] en [binnenhuisarchitect] afgekeurd en moesten – door de ondeugdelijke uitvoering – worden vervangen.
[eiseres] heeft [gedaagde] onder druk gezet om akkoord te gaan met de extra kosten. Dit terwijl [eiseres] ervan op de hoogte was dat als [gedaagde] na 31 december 2019 aan [opdrachtgever] zou opleveren, zij geconfronteerd zou worden met boetes. Hierdoor is sprake van misbruik van omstandigheden van de kant van [eiseres] .

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] als een overeenkomst tot aanneming van werk (artikel 7:750 BW). Niet in geschil is dat [eiseres] de geoffreerde werkzaamheden heeft verricht, waarvoor [gedaagde] heeft betaald. Evenmin is in geschil dat [eiseres] , na het uitvoeren van de geoffreerde werkzaamheden, de wand in de directiekamer heeft vervangen. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] gehouden is tot betaling van de in dat kader door [eiseres] aan [gedaagde] verstuurde meerwerkfactuur.
5.2.
De kern van het geschil ziet op de vraag of [eiseres] wel of niet de juiste marmersoort heeft geleverd en geplaatst als wandbekleding in de directiekamer. De kantonrechter vindt het voldoende aannemelijk dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiseres] voor de wand de marmersoort Arabescato Vagli zou gebruiken. Naast dat dit uit de offerte blijkt, neemt de kantonrechter aan dat de marmeren plaat die [binnenhuisarchitect] bij [eiseres] heeft aangewezen van het type Arabescato Vagli was. Dat [binnenhuisarchitect] niet wist dat deze plaat van het type Arabescato Vagli was, doet daaraan niet af. Van belang is dat [binnenhuisarchitect] deze plaat heeft aangewezen en dat [eiseres] naar aanleiding daarvan voor de wand marmeren platen van het type Arabescato Vagli heeft besteld, geleverd en geplaatst. Dat zou zijn afgesproken dat [eiseres] specifiek de door [binnenhuisarchitect] aangewezen plaat zou gebruiken voor de wand – zoals ter zitting is verklaard door [binnenhuisarchitect] – vindt de kantonrechter, gelet op het gemotiveerde verweer daartegen door [eiseres] , onvoldoende aannemelijk gemaakt.
5.3.
Daarbij komt dat [eiseres] bij e-mail van 7 november 2019 aan [gedaagde] en [binnenhuisarchitect] foto’s heeft gestuurd van ‘
de steenkeuzes’, waarbij wordt vermeld dat ‘
De overige foto’s zijn van Abrescato Vagli, 2cm voor de wanden en 3cm voor de bladen
,waarop [binnenhuisarchitect] heeft gereageerd ‘
Waanzinnig mooi!!’. Dat [binnenhuisarchitect] hiermee heeft bedoeld dat het ‘
waanzinnig mooi’ is dat [eiseres] eindelijk zou gaan starten met de werkzaamheden – zoals [binnenhuisarchitect] ter zitting heeft verklaard – vindt de kantonrechter, gelet op de inhoud van de e-mail van [eiseres] van 7 november 2019, niet aannemelijk. De kantonrechter leidt uit deze e-mails af dat partijen Arabescato Vagli voor de wand in de directiekamer zijn overeengekomen.
5.4.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] door het leveren en plaatsen van het marmertype Arabescato Vagli de overeenkomst is nagekomen. Dat [gedaagde] en [binnenhuisarchitect] uiteindelijk de kleur van het geleverde en geplaatste marmer niet mooi vonden, maakt dit niet anders.
5.5.
Niet in geschil is verder dat [gedaagde] vervolgens zelf naar de groothandel is gegaan om andere platen voor de wand uit te zoeken, waarvan zij wilde dat [eiseres] deze zou vervangen voor de door [eiseres] geleverde en geplaatste platen. De door [gedaagde] uitgekozen platen waren van de marmersoort Arabescato Servaole. Het is de keuze van [gedaagde] geweest om de materiaalkeuze te wijzigen.
5.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] op de hoogte gebracht van het meerwerk en de daaraan verbonden kosten (conform artikel 7:755 BW). Hiermee heeft [gedaagde] ingestemd, waarbij zij heeft aangegeven akkoord te gaan met de meerkosten ‘
onder de gegeven context en omstandigheden’. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] haar onder druk gezet door te dreigen met staking van de werkzaamheden. Dat zou buitensporige financiële consequenties voor [gedaagde] opleveren gelet op de afspraken die zij had gemaakt met [opdrachtgever] , aldus [gedaagde] . Alhoewel niet in geschil is dat [eiseres] ervan op de hoogte was dat als [gedaagde] het project aan haar opdrachtgever [opdrachtgever] niet tijdig zou opleveren, zij in een vervelende situatie zou komen, betekent niet dat hiermee sprake is van misbruik van omstandigheden of chantage door [eiseres] . Dit verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
5.7.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan meerwerkkosten overweegt de kantonrechter als volgt. Bij e-mail van 18 december 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] gewezen op de noodzaak van een verhoging van de prijs ten aanzien van het meerwerk aan de wand ter hoogte van € 6.285,17. Daarop heeft [gedaagde] per WhatsApp ‘akkoord’ gegeven. In de meerwerkfactuur van 10 februari 2020 heeft [eiseres] een bedrag van € 7.804,71 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. Gelet op de ratio van artikel 7:755 BW is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 6.285,17. Het lag op de weg van [eiseres] om vooraf aan [gedaagde] de volledige en correcte informatie met betrekking tot de prijsverhoging als gevolg van meerwerk te geven, zodat [gedaagde] op basis daarvan de gelegenheid had om te beslissen of zij het meerwerk ondanks de hogere prijs aan [eiseres] wilde opdragen.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] gedeeltelijk zal toewijzen. De wettelijke handelsrente – waartegen geen verweer is gevoerd – zal worden toegewezen zoals gevorderd.
5.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitenrechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buiten- gerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buiten- gerechtelijke incassokoten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 6.974,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.285,17, vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,75
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 600,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter