Uitspraak
2 maart 2020. inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2013 en 2014, beroep ingesteld .
Rechtbank Noord-Holland
Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken HAA 20/2242 en HAA 20/2243, waarbij de rechtbank de beroepen van de erven van [X] tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst niet-ontvankelijk heeft verklaard. De eisers hadden beroep ingesteld tegen de belastingaanslagen over de jaren 2013 en 2014, maar hebben nagelaten om de gronden van hun beroep in het beroepschrift te vermelden, zoals vereist door artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft hen in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar eisers hebben hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen verklaring van erfrecht en geen schriftelijke machtiging hebben overgelegd bij het instellen van beroep, wat ook in strijd is met de vereisten van de Awb. Ondanks een verzoek van de rechtbank om deze verzuimen te herstellen, hebben eisers geen enkele reden gegeven voor hun nalatigheid. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.