ECLI:NL:RBNHO:2020:9272

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3476
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake verticale drainage en zoute kwel in agrarisch gebied

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 28 juli 2020, is het beroep van eisers, zes agrarische bedrijven in de polder Koegras, ongegrond verklaard. De eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat hen vreesde voor verzilting van het oppervlaktewater door het gebruik van verticale drains. De rechtbank oordeelde dat de verticale drainage niet valt onder de definitie van 'onttrekken van grondwater' zoals bedoeld in de Waterwet, omdat er geen pomp aanwezig is en derhalve geen sprake is van een onttrekkingsinrichting. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de verweerder om geen handhavend op te treden tegen de verticale drains rechtmatig was, aangezien deze niet vergunningplichtig zijn onder de geldende keur. De rechtbank wees ook de beroepsgronden van eisers af die zich baseerden op het gelijkheidsbeginsel en de effectiviteit van de tweede sloot als oplossing voor het zoutwaterprobleem. De rechtbank benadrukte dat de eisers hun argumenten onvoldoende hadden onderbouwd en dat de vergunning voor de aanleg van de tweede sloot in rechte vaststaat. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaak tussen

VOF [eisers ] e.a., te [vestigingsplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum),
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers afgewezen.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het doen van een uitspraak zonder zitting. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Overwegingen

1.1
Verweerder heeft in 2018 in opdracht van de gemeente Den Helder een aantal watervergunningen verleend om de aanleg van de ontsluitingsweg Noorderhaak in de Koegraspolder aan de noordkant van Julianadorp mogelijk te maken. Vanwege het gebruik van verticale drains neemt het risico van een toename van zoute kwel in het agrarische watersysteem bij het wegcunet toe. Als oplossing wordt een extra waterloop aangelegd tussen de wegsloot en de agrarische percelen, waar het zoute kwelwater wordt opgevangen. Verweerder heeft op 21 juni 2018 een vergunning verleend aan de gemeente Den Helder voor het graven van de waterloop met bijbehorende werken en werkzaamheden. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
1.2
Eisers, zes agrarische bedrijven in de polder Koegras, zijn bang dat door het gebruik van de verticale drains zout kwelwater vrijkomt, wat zal leiden tot verzilting van het oppervlaktewater en schade aan de bollenteelt. De bedrijven hebben een verzoek tot handhaving ingediend. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat verticale drains zonder pomp niet vallen onder de werking van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016 (de keur) en niet vergunningplichtig zijn. Eisers hebben een bezwaarschrift ingediend.
2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft daarbij overwogen dat verweerder geen grondslag heeft om handhavend op te treden tegen verticale drains, omdat het laten afstromen van drainagewater naar oppervlaktewater niet kan worden gezien als het actief onttrekken van grondwater door een onttrekkingsinrichting en dit dus niet valt onder het verbod van artikel 3.6 van de keur. Voorts is volgens verweerder niet gebleken dat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verder is verweerder van mening dat een tweede sloot en het opzetten van het peil voldoende is om verzilting van de achterliggende poldersloten te voorkomen.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4.1
Eisers voeren aan dat voor het slaan van 1200 verticale drains een vergunning is vereist omdat dit als een onttrekkingsinrichting moet worden aangemerkt, zeker omdat het een integraal onderdeel is van het project om een nieuwe weg aan te leggen en de drains zijn geslagen om het wegtracé droog en stabiel te krijgen. Verweerder omzeilt het nemen van handhavingsmaatregelen, omdat de vergunning nooit zou zijn verleend als verweerder voor het slaan van de drains een vergunningsaanvraag had geëist. Door te doen alsof de drains zonder vergunning konden worden geslagen wordt de gemeente Den Helder de hand boven het hoofd gehouden. Voorts is verweerder het bevoegd gezag. Verweerder is verantwoordelijk voor het beheer en de kwaliteit van het polderwater en moet dus toepassing moet geven aan de plicht om handhavend op te treden als illegaal werken zijn uitgevoerd. Dit volgt volgens eisers uit de Waterwet en de keur.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat drainage volgens de wetgever niet valt onder de regelgeving voor grondwater, omdat er geen sprake is van onttrekken in de zin van artikel 6.4 van de Waterwet. In artikel 1.1, onder h, en artikel 3.6 van de keur wordt benadrukt dat het verbod slechts betrekking heeft op het actief onttrekken van grondwater en niet op het laten afstromen van drainagewater in de grond of een oppervlaktelichaam. De grootte van het project maakt dit volgens verweerder niet anders.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verticale drainage niet onder het begrip ‘onttrekken van grondwater’ in de zin van artikel 6.4 Waterwet valt, omdat vanwege het ontbreken van een pomp, geen sprake is van een onttrekkingsinrichting. Artikel 6.4 Waterwet moet gelezen worden in samenhang met de keur. In de keur is - kort samengevat - in artikel 3.4 bepaald dat het verboden is om zonder watervergunning water te brengen in, of te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam. Artikel 3.6 bepaalt voorts dat het verboden is zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren. Artikel 3.5 (Drainage van hoeveelheden water) is in de keur gereserveerd. Uit de toelichting bij de keur blijkt dat de modelkeur de mogelijkheid biedt om in artikel 3.5 te bepalen dat het verboden is zonder watervergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen, maar dat het Hoogheemraadschap heeft besloten dit verbod niet toe te passen. Gelet op deze inhoud van de keur en de daarbij behorende toelichting, hebben eisers hun betoog dat voor het aanleggen van de verticale drains een vergunning vereist was, onvoldoende onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eisers hebben een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij voeren aan dat als een agrariër zout water zou lozen met een verticale drain wel zou worden ingegrepen.
5.2
Deze beroepsgrond slaagt niet, nu eisers een en ander niet met concrete gevallen hebben onderbouwd.
6.1
Eisers voeren tenslotte aan dat de tweede sloot geen passende oplossing is voor de opvang van zout kwelwater. Als continu zout water via de drains wordt aangeboord moet dit ergens blijven. De afwatering van het stedelijk water en het polderwater is niet onder alle omstandigheden een gescheiden watersysteem. Als het zoute water moet worden afgevoerd vrezen eisers dat de sloten vroeg of laat verzilten.
6.2
Ook deze beroepsgrond treft geen doel. Eisers hebben immers tegen de watervergunning voor de aanleg van de tweede sloot geen rechtsmiddel aangewend, waardoor dat besluit in rechte vast is komen te staan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. van Broekhoven, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 28 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
Waterschapswet
Artikel 1
1.Waterschappen zijn openbare lichamen welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben.
2. De taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen betreffen de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet. Daarnaast kan de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen.
3. De zorg voor het watersysteem, bedoeld in het tweede lid, omvat mede het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, bedoeld in artikel 3.2A van de Waterwet.
Waterwet
Artikel 6.4
1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van gedeputeerde staten grondwater te onttrekken of water te infiltreren:
a. ten behoeve van industriële toepassingen, indien de te onttrekken hoeveelheid water meer dan 150 000 m3 per jaar bedraagt;
b. ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem.
2 Bij provinciale verordening kan worden bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is voor onttrekkingen waarbij de te onttrekken hoeveelheid ten hoogste 10 m3 per uur bedraagt.
Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze keur en de daarop rustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
h. onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater doormiddel van een onttrekkingsinrichting;
Artikel 3.4 Oppervlaktewaterlichamen: watervergunning brengen en onttrekken van hoeveelheden water
Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.
Artikel 3.5 Drainage van hoeveelheden water
Gereserveerd.
Artikel 3.6 Grondwaterlichamen: watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren
hoeveelheden water in de bodem
1. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren.
2. Onttrekkingsinrichtingen of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever of in één
project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden voor de keur als één
inrichting.