In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Belastingdienst, waarbij zijn bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 niet-ontvankelijk was verklaard. De aanslag was opgelegd op 7 september 2018, en het bezwaar was op 20 november 2018 ingediend. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiser op 14 januari 2020, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is, die ambtshalve moet worden beoordeeld. Eiser had geen verschoonbare omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De rechtbank verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.