ECLI:NL:RBNHO:2020:9353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
7794925 \ CV EXPL 19-7185
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagier bij luchtvaartvertraging en terugvordering door vervoerder

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft vanwege een annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Chennai naar Amsterdam via Frankfurt en München op 15 april 2018. Door de annulering van vlucht LH 106 is de passagier omgeboekt naar een andere vlucht en arriveerde uiteindelijk met 53 minuten vertraging op de eindbestemming. De passagier vorderde compensatie van Lufthansa, die eerder een bedrag van € 125,00 had uitbetaald. Lufthansa vorderde dit bedrag terug, stellende dat de passagier geen recht had op compensatie vanwege de geringe vertraging. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagier, gezien de omstandigheden, geen recht had op compensatie en dat Lufthansa het bedrag van € 125,00 onverschuldigd had betaald. De vordering van de passagier werd afgewezen en de reconventionele vordering van Lufthansa tot terugbetaling van het bedrag werd toegewezen. De passagier werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7794925 \ CV EXPL 19-7185
Uitspraakdatum: 7 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingesteld.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Chennai (India), via Frankfurt (Duitsland) en München (Duitsland), naar Amsterdam op 15 april 2018 met vluchten LH 759, LH 106 en LH 2306, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de planning zou vlucht LH 759 om 01:50 uur lokale tijd vertrekken uit Chennai en om 08:30 uur lokale tijd arriveren te Frankfurt. Vlucht LH 106 zou daar vervolgens om 13:15 uur lokale tijd vertrekken en om 14:10 uur lokale tijd arriveren te München. Vanuit daar zou vlucht LH 2306 om 14:50 uur lokale tijd vertrekken en om 16:25 uur lokale tijd arriveren op eindbestemming Amsterdam.
2.3.
Vlucht LH 106 is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar vlucht LH 996 van Frankfurt naar Amsterdam en is om 17:18 uur lokale tijd op de eindbestemming gearriveerd.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
Lufthansa heeft medio 2018 een bedrag van € 125,00 aan de passagier voldaan. Zij vordert dit bedrag terug.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert, na vermindering van eis, dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 546,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt.
3.2.
De passagier heeft de vordering tot compensatie op grond van de annulering van de vlucht bij repliek ingetrokken.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa heeft de aanvankelijke vordering van de passagier betwist door aan te tonen dat de passagier met 53 minuten vertraging op de eindbestemming is gearriveerd. De passagier heeft hierop bij repliek deze vordering ingetrokken.
4.2.
Lufthansa betwist tevens buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De vordering in reconventie

5.1.
Lufthansa heeft voorafgaand aan de procedure per mail contact gehad met de gemachtigde van de passagier. In de mails werd besproken dat de passagier volgens Lufthansa recht zou hebben op een betaling van 50% van € 250,00. Hiermee nam (de gemachtigde van) de passagier geen genoegen en is de onderhavige procedure gestart. De passagier stelde dat hij, gezien de totale reisafstand, recht had op een compensatie van € 475,00 bovenop de eerdere betaling van € 125,00. Lufthansa stelt dat zij per abuis tot de conclusie is gekomen dat de passagier recht had op een compensatie. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag dat, nu de passagier na zijn omboeking slechts 53 minuten later dan gepland in Amsterdam is aangekomen, deze op grond van artikel 5 lid 1 sub c onder iii van de Verordening geen recht heeft op compensatie. De passagier had genoegen moeten nemen met de per abuis uitbetaalde € 125,00. Nu Lufthansa in een procedure naar alle feiten en omstandigheden van de zaak kijkt, concludeert zij dat het bedrag onverschuldigd aan de passagier is betaald en vordert het bedrag van
€ 125,00 om die reden terug.
5.2.
Lufthansa vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter de passagier, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeelt tot betaling van:
- het door Lufthansa aan de passagier reeds uitbetaalde bedrag van € 125,00;
- de proceskosten.
- € 99,50 aan nakosten indien betekening van het vonnis plaatsvindt dan wel € 65,50 aan nakosten indien geen betekening van het vonnis plaatsvindt.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
De passagier betwist de tegenvordering. Hij voert aan dat Lufthansa tweemaal per mail heeft aangegeven dat de passagier recht had op € 125,00 compensatie. Lufthansa had al in die mails moeten aangeven dat de passagier binnen een redelijke tijdsmarge op de eindbestemming is gearriveerd, aldus de passagier. Als Lufthansa die informatie aan de passagier had verstrekt in plaats van aan te geven dat deze recht had op € 125,00 compensatie, had de passagier de zaak niet alsnog aangebracht bij de rechtbank. Lufthansa had het aanbrengen van de zaak, middels het verstrekken van de informatie over de aankomsttijd van de passagier, gemakkelijk kunnen voorkomen. Daarom is, volgend uit artikel 101 boek 6 BW, sprake van schade die mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, waardoor de vergoedingsplicht dient te vervallen. Bovendien is de passagier wel degelijk met vertraging gearriveerd. Het moeten terugbetalen van de door Lufthansa reeds uitbetaalde compensatie zou dan ook niet op zijn plaats zijn, aldus de passagier.

7.De beoordelingin conventie en in reconventie

7.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
7.2.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen.
7.3.
Beide partijen zijn het eens dat er omtrent de annulering van vlucht LH 106 op grond van artikel 5 lid 1 sub c onder iii van de Verordening geen recht is op compensatie voor de passagier. Dat houdt in dat het eerder door Lufthansa uitbetaalde bedrag onverschuldigd is betaald. De passagier kan geen rechten ontlenen aan het gegeven dat Lufthansa per mail aan de gemachtigde van de passagier heeft laten weten dat de passagier recht had op een bedrag van € 125,00. De gemachtigde van de passagier is immers werkzaam bij een kantoor gespecialiseerd in luchtvaartclaims; de gemachtigde had moeten weten dat de passagier, gelet op de vertraging op de eindbestemming na de annulering van de vlucht, niet in aanmerking komt voor een compensatie. Daarmee kon de gemachtigde ook verwachten dat een eventueel onterecht uitbetaalde compensatie weer teruggevorderd kon worden. De gemachtigde kan niet van Lufthansa verwachten dat zij informatie aan de gemachtigde verstrekt die de gemachtigde van zijn cliënt had kunnen of moeten verkrijgen. Onder dergelijke informatie valt in ieder geval de informatie over hoe laat en met welke vlucht de passagier op zijn eindbestemming is gearriveerd. Dat deze informatie kennelijk ontbrak voorafgaand aan het instellen van de procedure, ligt in de risicosfeer van de (de gemachtigde van) de passagier. Het is niet aan Lufthansa om die informatie aan (de gemachtigde van) de passagier te verstrekken om te voorkomen dat deze een procedure instelt. De passagier heeft met het instellen van de procedure het risico geaccepteerd dat de betaling door Lufthansa van € 125,00 zou worden teruggevorderd. De passagier heeft, na zelf aan te geven dat er in deze zaak geen recht is op compensatie, niet voldoende onderbouwd waarom de eerdere onverschuldigde betaling van Lufthansa niet terugbetaald zou dienen te worden. Het verweer van de passagier slaagt derhalve niet.
7.4.
Gelet op het voorgaande zal de vordering in conventie worden afgewezen. Nu de conventionele vordering van de passagier wordt afgewezen, heeft Lufthansa het bedrag van € 125,00 onverschuldigd aan de passagier betaald. De passagier dient dit bedrag dan ook terug te betalen aan Lufthansa. De reconventionele vordering tot terugbetaling van € 125,00 zal dan ook worden toegewezen.
7.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de passagier zowel in conventie als in reconventie in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Ook de nakosten zullen worden toegewezen, voor zover Lufthansa daadwerkelijk nakosten zal maken.
7.6.
De beslissingDe kantonrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vordering van de passagier af;
7.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
7.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van de nakosten, die worden vastgesteld op een bedrag van € 60,00, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Lufthansa worden gemaakt;
7.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
7.5.
veroordeelt de passagier tot betaling aan Lufthansa van € 125,00;
7.6.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 18,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
7.7.
veroordeelt de passagier tot betaling van de nakosten, die worden vastgesteld op een bedrag van € 9,00, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Lufthansa worden gemaakt;
7.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter