Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] ,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Rechtbank Noord-Holland
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 juli 2020, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In de eerste zaak (19/3331) heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkgever, [eiseres] B.V., het bezwaar van de werknemer, [eiser], ongegrond heeft verklaard. De werknemer had geen recht op een WIA-uitkering per 2 oktober 2018, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard.
In de tweede zaak (19/4041) heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit het primaire besluit niet heeft gewijzigd, waardoor [eiser] niet in zijn recht staat om beroep in te stellen. De rechtbank heeft de werkgever in zijn beroep ontvankelijk verklaard, maar heeft ook dit beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.