In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigers van minderjarigen, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens de annulering van vlucht HV5022 van Malaga naar Rotterdam op 10 mei 2019. De annulering vond plaats als gevolg van stakingen bij de Franse luchtverkeersleiding, wat door de vervoerder werd aangeduid als een buitengewone omstandigheid. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van een staking, die leidde tot capaciteitsproblemen en een domino-effect op de vluchtuitvoering. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers niet in hun vordering konden worden ontvangen. De minderjarige passagier werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen stoel had geboekt en dus geen vorderingsrecht had.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 75,25 aan additionele kosten voor eten en drinken, dat als redelijk werd beschouwd. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten, terwijl de vervoerder werd vrijgesteld van de meeste claims van de passagiers.