ECLI:NL:RBNHO:2020:9449

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
8326338 \ CV EXPL 20-1683
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden en niet-ontvankelijkheid van minderjarige passagier

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigers van minderjarigen, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens de annulering van vlucht HV5022 van Malaga naar Rotterdam op 10 mei 2019. De annulering vond plaats als gevolg van stakingen bij de Franse luchtverkeersleiding, wat door de vervoerder werd aangeduid als een buitengewone omstandigheid. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van een staking, die leidde tot capaciteitsproblemen en een domino-effect op de vluchtuitvoering. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers niet in hun vordering konden worden ontvangen. De minderjarige passagier werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen stoel had geboekt en dus geen vorderingsrecht had.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 75,25 aan additionele kosten voor eten en drinken, dat als redelijk werd beschouwd. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten, terwijl de vervoerder werd vrijgesteld van de meeste claims van de passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8326338 \ CV EXPL 20-1683
Uitspraakdatum: 11 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]2. [passagier sub 2]

beiden pro se en in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S. Kiziler-Pekcan (ARAG SE)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder.
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 14 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De griffie heeft voorafgaand aan de zitting op 8 oktober 2020 van de vervoerder nog stukken ontvangen. De griffie heeft op 26 oktober 2020 nog stukken van de passagiers ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Malaga Airport, Spanje naar Rotterdam Airport op 10 mei 2019 met vluchtnummer HV5022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht HV6652 op 10 mei 2019.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 110,00 aan additionele kosten;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De passagiers vorderen op grond van artikel 9 van de Verordening een bedrag van
€ 110,00 aan additionele kosten.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de minderjarige passagier [minderjarige 1] gratis heeft meegevlogen op de schoot van haar moeder. Omdat voor haar geen stoel geboekt was heeft zij geen vorderingsrecht op grond van artikel 3 van de Verordening.
4.2.
Voorts voert de vervoerder aan dat de annulering van de vlucht te wijten is aan een buitengewone omstandigheid. Op 8, 9 en 10 mei 2019 was sprake van stakingen bij de Franse luchtverkeersleiding. Wegens de ligging van Frankrijk hebben capaciteitsproblemen in dit belangrijke luchtruim gevolgen voor een groot deel van de Europese vluchtuitvoering. Vlucht HV5022 zou vertrekken op 10 mei 2019 om 11:35 uur UTC vanuit Malaga en zou om 14:23 uur UTC landen op Rotterdam. De vlucht is geannuleerd vanwege de langdurige vertraging die was ontstaan op voorgaande vluchten uitgevoerd door hetzelfde toestel op 9 mei 2019. Voorgaande vluchten waren op 9 en 10 mei 2019: HV2595, HV2596, HV6093, HV6094 en HV5021. De vluchten HV2595/96 (Rotterdam-Nador-Rotterdam) kregen allebei CTOT’s opgelegd. Wegens de verplichte rusttijd van de crew en de nachtsluiting van Rotterdam Airport was vlucht HV2596 (Nador-Rotterdam) gedwongen om een nacht met het toestel en de crew in Nador te blijven. Vlucht HV2596 kon pas op 10 mei 2019 worden uitgevoerd. Als gevolg hiervan konden de opvolgende vluchten op 10 mei 2019 (waaronder de vlucht in kwestie) niet meer tijdig worden uitgevoerd. De vervoerder heeft daarom vlucht HV5022 moeten annuleren.
4.3.
De vertraging van voorgaande vluchten door slotberichten is een bijzondere omstandigheid die doorwerkt op de vlucht in kwestie. De vervoerder had de staking en gewijzigde slotberichten als gevolg hiervan niet kunnen voorkomen. Het inzetten van een ander toestel was niet mogelijk aangezien de gehele vluchtuitvoering van de vervoerder was verstoord. De beste optie was om de vlucht te annuleren en de passagiers om te boeken naar een vlucht naar keuze. De vervoerder heeft derhalve alle redelijke maatregelen genomen die van haar verwacht konden worden.
4.4.
De vervoerder betwist een bedrag van € 34,75 aan additionele kosten, omdat uit het door de passagiers overgelegde bonnetje niet blijkt dat deze uitgave op eten of drinken ziet.
4.5.
Tevens betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de passagiers verklaard mee te gaan in het door de vervoerder gestelde met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van [minderjarige 1] . De kantonrechter verklaart deze passagier dan ook niet-ontvankelijk.
5.3.
De kern van het geschil is of de vervoerder compensatie verschuldigd is in verband met de annulering van vlucht HV5022 op 10 mei 2019. Vast staat dat deze vlucht door de vervoerder is geannuleerd. Niet gebleken is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Verordening. Dit brengt met zich mee dat de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.4.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde buitengewone omstandigheden een NOTAM (Notice to Airmen) overgelegd, afkomstig van de NMOC (Network Manager Operations Control). Uit de NOTAM volgt dat de staking op 8 mei 2019 om 17:00 uur UTC aanving en duurde tot 04:00 uur UTC op 10 mei 2019. Ook staat in de NOTAM dat “ATC CAPACITY WILL BE DETERMINED ACCORDING TO AVAILABLE STAFF”, oftewel dat de capaciteit van de luchtverkeersleiding zal worden bepaald aan de hand van de beschikbare staf. Voorts heeft de vervoerder de slotberichten overgelegd die zijn opgelegd aan vluchten H2595 en HV2596. In deze slotberichten staan gewijzigde slottijden aangegeven voor de vlucht onder vermelding van NEWCTOT, dat wil zeggen: New Calculated Take-Off Time. Uit de slotberichten blijkt dat de NEWCTOT van vlucht HV2595 meerdere malen is gewijzigd en dat de vlucht uiteindelijk als laatste de slottijd 16:29 uur UTC toegewezen heeft gekregen. Ook aan vlucht HV2596 zijn herhaaldelijk NEWCTOT’s toegewezen, met als laatste een slottijd van 23:49 uur UTC. In deze berichten staat als oorzaak voor de gewijzigde slottijden code IE82 vermeld. Uit de door de vervoerder overgelegde uitleg van dergelijke codes van IATA blijkt dat deze code staat voor “ATC industrial action – Controllers’ strike - ATM due to ATC STAFF/EQUIPMENT ENROUTE”. De slotberichten bevestigen dus het betoog van de vervoerder dat de oorspronkelijke slottijden van vluchten HV2595 en HV2596 meerdere keren zijn gewijzigd vanwege verminderde capaciteit bij de luchtverkeersleiding als gevolg van een staking van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat die capaciteitsproblemen het gevolg waren van de staking van de Franse luchtverkeersleiding.
5.5.
De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat het de crew en het toestel noodgedwongen in Nador moesten blijven, wegens de langdurige vertraging, de verplichte rusttijd van de crew en de nachtsluiting van Rotterdam. Ter zitting heeft de gemachtigde van de vervoerder toegelicht dat vlucht HV2596 pas om 11:30 zou terugvliegen vanuit Nador naar Rotterdam. Aangezien dit al zo veel later was dan het geplande moment van vertrek van vlucht HV5021 vanuit Rotterdam, had de vervoerder had geen andere keuze dan om vluchten HV5021/22 op 10 mei 2019 te annuleren: er was geen toestel aanwezig op Rotterdam Airport. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder niet kon anticiperen op alle door de staking ontstane vertragingen. Zij kan immers geen invloed uitoefenen op een staking van de Franse luchtverkeersleiding en de toewijzing van latere slottijden als gevolg daarvan. De specifieke besluiten van de luchtverkeersleiding die zijn toegewezen aan vluchten HV2595/96 zijn aan te merken als een buitengewone omstandigheid, die doorwerken naar de annulering van de vlucht in kwestie.
5.6.
De kantonrechter gaat voorbij aan de door de passagiers aangevoerde omstandigheid dat de vervoerder voor een andere rotatie op 9 mei 2019 (HV6093/94) wel een vervangend toestel heeft kunnen regelen. Dit maakt niet dat zij dit voor de vlucht in kwestie ook had moeten doen. De kantonrechter volgt de vervoerder in haar verweer dat zij op 10 mei 2019 niet over de middelen in haar organisatie beschikte om vervangend vervoer te regelen. De door de vervoerder vooruitgestuurde producties onderschrijven de chaos in haar organisatie op 10 mei 2019. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling dat de staking op 10 mei 2019 in de ochtend al voorbij was en dat er daarom geen hinder van ondervonden kon worden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op 10 mei 2019 nog te kampen had met de gevolgen van de staking en dat sprake was van grote chaos.
5.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat de chaos in de vluchtuitvoering op 10 mei 2019 zo groot was, dat het inzetten van een ander toestel niet mogelijk was. Van de vervoerder kan voorts niet verwacht worden dat zij op ieder buitenstation een reservecrew paraat heeft staan. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar het eerst beschikbare alternatief. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
Ten aanzien van de door de passagiers gevorderde additionele kosten van € 110,00, wordt als volgt overwogen. De passagiers hebben vergoeding verzocht van kosten voor eten en drinken voor een bedrag van € 85,00. Ter zitting hebben de passagiers dit bedrag verlaagd tot een bedrag van € 50,25. Het bedrag ad €50,25 dat de passagiers hebben besteed aan eten en drinken, is naar het oordeel van de kantonrechter noodzakelijk, passend en redelijk. De vordering van de passagiers zal tot dit bedrag worden toegewezen. Ook de gemaakte kosten van € 25,00 voor een stoelreservering worden toegewezen, nu de vervoerder deze kosten niet heeft betwist.
5.7.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder zullen worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagier [minderjarige 1] niet-ontvankelijk;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 75,25 aan additionele kosten;
6.3.
wijst de overige vorderingen van af;
6.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.5.
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter