ECLI:NL:RBNHO:2020:9508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
C/15/301237 / HA ZA 20-197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende oproeping in vrijwaring en vertegenwoordiging bij verbouwingswerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2020 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, h.o.d.n. [naam 1] AANNEMERSBEDRIJF, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, waarbij de gedaagde in het incident verzoekt om de heer [naam 2] in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelt dat zij zich heeft laten vertegenwoordigen door [naam 2] tijdens de verbouwingswerkzaamheden aan haar woning en dat [naam 2] mogelijk zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft overschreden. Dit kan leiden tot aansprakelijkheid van [naam 2] voor de schade die de gedaagde heeft geleden. De eiser verzet zich tegen deze oproeping en stelt dat de gedaagde zelf verantwoordelijk is voor de opdrachten die aan de eiser zijn verstrekt.

De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring vereist is dat de partij die de oproeping verzoekt, zich beroept op een rechtsverhouding met de derde die meebrengt dat de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak op die derde kunnen worden afgewenteld. De rechtbank concludeert dat de gedaagde voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat tussen haar en [naam 2], en dat de oproeping in vrijwaring kan worden toegewezen. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De rechtbank staat toe dat de heer [naam 2] door de gedaagde wordt gedagvaard en bepaalt dat de zaak op 23 december 2020 weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Gisolf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/301237 / HA ZA 20-197
Vonnis in incident van 11 november 2020
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [naam 1] AANNEMERSBEDRIJF,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. T.R. Dicke te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. Veenis te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • het antwoord in het incident met producties 8 tot en met 11.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde] vordert dat haar wordt toegestaan de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij recht en belang heeft bij het in vrijwaring oproepen van [naam 2] . [gedaagde] stelt dat niet zijzelf de opdrachten tot meerwerk aan [eiser] heeft verstrekt, althans niet de omvang zoals door [eiser] in de hoofdzaak is gesteld, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door [naam 2] . Als in de hoofdzaak vast komt te staan dat [eiser] aanspraak kan maken op betaling van opgedragen meerwerk, heeft [naam 2] zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid overtreden. Dan geldt dat [naam 2] jegens [gedaagde] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade.
2.2.
[eiser] voert verweer. Hij verzet zich tegen de gevorderde oproeping in vrijwaring en stelt daartoe onder meer dat [gedaagde] zelf de opdrachten heeft verstrekt aan [eiser] . [gedaagde] is zelf verantwoordelijk voor de betaling van de facturen.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor toewijzing van een vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat de partij die een derde in vrijwaring wenst op te roepen zich beroept op een rechtsverhouding met de derde die meebrengt dat de partij de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak op die derde kan afwentelen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding behoeft nog niet vast te staan.
2.4.
[gedaagde] stelt dat [naam 2] haar heeft vertegenwoordigd gedurende de verbouwingswerkzaamheden aan haar woning. [eiser] legt dat ook (mede) aan zijn vordering ten grondslag (zie alinea 7 van de dagvaarding). Dat [naam 2] [gedaagde] tijdens de bouwwerkzaamheden heeft vertegenwoordigd en daarbij mogelijk zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft overschreden, kan tot gevolg hebben dat [naam 2] gehouden is om [gedaagde] te vrijwaren voor de gevolgen van een eventueel veroordelend vonnis in de hoofdzaak. In de vrijwaringsprocedure zal moeten worden onderzocht welke rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [naam 2] heeft bestaan en of die rechtsverhouding ertoe leidt dat, en in hoeverre, de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak door [gedaagde] op [naam 2] kunnen worden afgewenteld.
2.5.
Dit betekent dat de incidentele vordering van [gedaagde] tot oproeping in vrijwaring van [naam 2] zal worden toegewezen.
2.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat de heer [naam 2] door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
9 december 2020,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 december 2020voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: DdD