ECLI:NL:RBNHO:2020:9629

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
7999599
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam-Schiphol naar Wenen en vervolgens naar Sibiu, Roemenië. De eerste vlucht, OS372, vertrok met een vertraging van 99 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Sibiu misten en meer dan drie uur later op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de vertraging van de voorafgaande vlucht OS371 veroorzaakten. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging van vlucht OS372 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet verplicht was tot compensatie, omdat de vertraging niet te voorkomen was geweest ondanks het treffen van redelijke maatregelen.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7999599 \ CV EXPL 19-12767
Uitspraakdatum: 18 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines AG
statutair gevestigd te Wenen, Oostenrijk, mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 21 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Wenen, met vluchtnummer OS372 en van Wenen naar Sibiu, Roemenië, met vluchtnummer OS785.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht OS372, hierna: de vlucht, om 8.00 uur UTC vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 9.55 uur UTC arriveren in Wenen. Vlucht OS785 zou om 10.55 uur UTC vertrekken uit Wenen en om 15.20 uur UTC aankomen in Sibiu.
2.3.
Vlucht OS372 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers hebben hun eindbestemming Sibiu meer dan drie uur later bereikt.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht OS372 onderdeel uitmaakt van de rotatie Wenen-Amsterdam-Wenen (OS371/372). De voorafgaande vlucht (OS371) is met een vertraging van 103 minuten aangekomen op Amsterdam-Schiphol wegens instructies van de luchtverkeersleiding. Vlucht OS372 is door de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht met een vertraging van 99 minuten om 09.50 uur UTC in Wenen aangekomen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Sibiu hebben gemist, aldus de vervoerder.
4.2.
De vervoerder betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.1.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is de vervoerder niet verplicht de passagiers te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
5.2.
Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht, of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Buitengewone omstandigheden die zich op de (voor-)voorgaande vlucht hebben voorgedaan, kunnen in beginsel doorwerken op de vlucht in kwestie.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de voorafgaande vlucht (OS371) een latere slottijd toegekend heeft gekregen en met een vertraging van 103 minuten om 08.53 uur UTC is aangekomen op Amsterdam-Schiphol. Ter onderbouwing legt de vervoerder het vluchtrapport van vlucht OS371 over. Zij licht toe dat de luchtverkeersleiding vlucht OS371 wegens vertragingscode 83 (beperkingen op de luchthaven van bestemming) niet liet vertrekken uit Wenen. Tevens heeft de vervoerder de “slot history” overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de luchtverkeersleiding om 03.15 uur UTC, derhalve twee uur voor vertrek, de oorspronkelijke “slot” van 05.15 uur UTC introk en verving door de “slot” van 05.52 uur UTC. De “slot” is vervolgens meermalen aangepast met als laatste een “slot” van 07.23 uur UTC. In de “slot history” staan naast voornoemde vertragingscode 83, ook de codes 84 en 81 genoemd. Al deze codes betreffen instructies van de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder.
5.4.
Voorts verwijst de vervoerder naar het vluchtrapport van vlucht OS372 en licht toe dat wegens vertragingscode “93”(vertraagde aankomst vorige vlucht OS371) de vlucht 93 minuten vertraging heeft opgelopen. Voorts was er sprake van een vertraagde start-up (vertragingscode 89), welke een vertraging van 17 minuten heeft veroorzaakt. Vlucht OS372 is uiteindelijk in plaats van om 08.00 uur UTC om 09.50 uur UTC vertrokken en om 11.34 uur UTC aangekomen in Wenen. De passagiers hebben daardoor hun aansluitende vlucht OS785, die om 12.55 uur UTC uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder kan niet anders dan de instructies van de luchtverkeersleiding opvolgen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat zowel een CTOT als een vertraagde start-up kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een CTOT heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht OS371 uitvoerde, alsook dat vlucht OS372 te maken kreeg met een vertraagde start-up..
5.6.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de buitengewone omstandigheden doorwerken naar de vlucht in kwestie. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht OS371 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht OS372. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Wenen – Amsterdam – Wenen. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht OS371 werkt naar het oordeel van de kantonrechter door naar het eerste gedeelte van de vlucht in kwestie, te weten vlucht OS372.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid, zodat deze als buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt. Vast staat dat de voorafgaande vlucht met een vertraging van 103 minuten is aangekomen op Amsterdam-Schiphol, waardoor vlucht OS372 93 minuten later kon vertrekken. De vertrekvertraging liep door de vertraagde start-up van vlucht OS372 17 minuten verder op, zodat de totale vertrekvertraging 110 minuten bedroeg. Als gevolg van deze vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur. Voldoende gebleken is dat er voldoende reservetijd tussen de vluchten was gepland. De vertraging op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van de vluchten OS371/OS372.
5.8.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. Volgens de passagiers heeft de vervoerder ten onrechte niet onderzocht of de passagier op een vlucht van een andere luchtvaartmaatschappij omgeboekt had kunnen worden. Dit valt echter niet onder de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen van de vervoerder en is evenmin een maatregel waarmee de vervoerder de vertraging van de vlucht had kunnen vermijden. Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter