In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam-Schiphol naar Wenen en vervolgens naar Sibiu, Roemenië. De eerste vlucht, OS372, vertrok met een vertraging van 99 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Sibiu misten en meer dan drie uur later op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de vertraging van de voorafgaande vlucht OS371 veroorzaakten. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging van vlucht OS372 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet verplicht was tot compensatie, omdat de vertraging niet te voorkomen was geweest ondanks het treffen van redelijke maatregelen.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist.