In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2020 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De zaak werd behandeld in het kader van een verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de bestaande zorgregeling, vastgesteld op 14 februari 2018, te wijzigen. De minderjarige woont bij de moeder en heeft geen contact meer met de vader, wat leidt tot zorgen over zijn emotionele en fysieke veiligheid. De kinderrechter heeft de minderjarige, de ouders en de GI gehoord en vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet meer passend is. De minderjarige heeft aangegeven geen omgang met de vader te willen en de GI heeft geadviseerd om de omgang te beperken.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de omgang te herzien. Er is besloten dat de minderjarige ten minste eenmaal per kwartaal begeleide omgang met de vader zal hebben, waarbij de minderjarige invloed heeft op de keuze van de begeleider en de locatie. De GI heeft de bevoegdheid om meer of langere omgangsmomenten te bepalen, afhankelijk van de situatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft benadrukt dat de vader zich moet richten op een warme en empathische rol in plaats van een corrigerende opvoedrol, om zo beter aan te sluiten bij de emotionele behoeften van de minderjarige.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.