In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Londen op 12 juni 2019. De passagier, vertegenwoordigd door AirHelp, vorderde een bedrag van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De vervoerder heeft de vordering niet betwist, maar stelde dat de passagier rauwelijks had gedagvaard door zich direct tot een derde partij te wenden zonder eerst contact op te nemen met de vervoerder zelf. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering tot betaling van compensatie toewijsbaar is, aangezien de vervoerder de vertraging niet heeft weersproken.
De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden van de vervoerder beoordeeld, met name artikel 18, dat stelt dat passagiers eerst rechtstreeks contact moeten opnemen met de vervoerder voordat zij een derde partij inschakelen. De rechter oordeelde dat dit beding als oneerlijk moet worden aangemerkt, omdat het de rechten van de consument verstoort en het indienen van een vordering belemmert. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.