ECLI:NL:RBNHO:2020:9744

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/15/299306 / HA ZA 20-96
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toekenning van persoonsgebonden budget voor zorg aan kind met medische aandoening

In deze zaak vorderden de ouders van een 1-jarig kind, dat lijdt aan een aangeboren afwijking genaamd klassieke blaasextrofie, een uitbreiding van het persoonsgebonden budget (PGB) voor de zorg die zij aan hun kind verleenden. De zorgverzekeraar Univé had eerder een PGB toegekend, maar slechts voor een deel van de aangevraagde uren, omdat een deel van de zorg als 'gebruikelijke zorg' werd beschouwd. De ouders stelden dat de zorg die zij verleenden bovengebruikelijk was en dat zij recht hadden op vergoeding voor alle zorguren die zij nodig achtten. De rechtbank beoordeelde of de zorg die de ouders verleenden aan hun kind als gebruikelijke of bovengebruikelijke zorg moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het katheteriseren van het kind, dat noodzakelijk was vanwege de medische aandoening, als bovengebruikelijke zorg moest worden beschouwd. De rechtbank wees de vordering van de ouders toe voor de zorguren die verband hielden met het katheteriseren en een deel van de zorg voor het reinigen en verzorgen van het luiergebied. De vordering voor het toedienen van medicatie werd afgewezen, omdat dit niet als bovengebruikelijke zorg werd aangemerkt. De rechtbank veroordeelde Univé tot het toekennen van de gevorderde zorguren en stelde Univé ook in de proceskosten aansprakelijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/299306 / HA ZA 20-96
Vonnis van 25 november 2020
in de zaak van

1.[eiser]

,
beiden wettelijk vertegenwoordiger van [dochter] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.L. de Graaff te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Univé genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 januari 2020
  • de conclusie van antwoord van 6 mei 2020
  • het tussenvonnis van 24 juni 2020
  • de akte indiening nadere producties van 25 september 2020 van [eiser]
  • de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 en de bij die gelegenheid voorgedragen pleitaantekeningen van beide partijen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[dochter] (hierna: [dochter] ) is op [geboortedatum] 2018 geboren met een klassieke blaasextrofie. Dit is een aangeboren afwijking die ontstaat door een sluitingsfout van de blaas en de onderste buikwand. Klassieke blaasextrofie gaat gepaard met epispadie. Dat houdt in dat de
opening van de urinebuis niet op de juiste plaats zit. [dochter] had als gevolg daarvan last van incontinentie. Zij was niet in staat om haar blaas op natuurlijke wijze volledig te legen. Haar ouders moeten haar blaas dus katheteriseren.
2.2.
[dochter] heeft als gevolg van haar aandoening regelmatig urineweginfecties, waarvoor zij antibiotica ontvangt. Om de kans op infecties te verkleinen, dient het luiergebied zeer
regelmatig te worden gereinigd en verzorgd. Als gevolg van een reconstructie van haar vagina, de afwijkende plasbuis en de extra plooien in het luiergebied heeft [dochter] een verhoogd risico op irritatie en beschadiging van de huid.
2.3.
[dochter] krijgt ook viermaal daags medicatie om de blaaskrampen te verminderen. De toe te dienen capsule moet worden kapotgemaakt en samen met een vloeistof aan [dochter] worden toegediend.
2.4.
[eiser] heeft een basiszorgverzekering Univé Zorg Vrij Polis, die ook voor [dochter] geldt. Het Reglement PGB 2019 maakt onderdeel uit van de basiszorgverzekering. Op deze zorgverzekering zijn de Univé Zorg Vrij Polis Verzekeringsvoorwaarden 2019 (hierna: “Verzekeringsvoorwaarden”) van toepassing. Artikel 13 van de Verzekeringsvoorwaarden (verpleging en verzorging) luidt – voor zover relevant – als volgt:
Dit krijgt u vergoed
Uw recht op vergoeding van de kosten van verpleging en verzorging omvat zorg zoals verpleegkundigen deze plegen te bieden zonder dat deze gepaard gaat met verblijf in een instelling. De zorg houdt verband met de behoefte aan geneeskundige zorg zoals omschreven in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering of een hoog risico daarop. Deze zorg omvat coördinatie, signalering, preventie, instructie en het versterken van de eigen regie en zelfredzaamheid en het cliëntsysteem en casemanagement. (…)
U heeft alleen recht op vergoeding van de kosten van deze zorg als u een indicatie voor verpleging en/of verzorging heeft en er een zorgplan is opgesteld. De indicatie wordt gesteld door een verpleegkundige, niveau 5 of verpleegkundig specialist. Deze stelt in overleg met u een zorgplan op dat voldoet aan de richtlijnen van de beroepsgroep Verpleging & Verzorging Nederland. Het zorgplan beschrijft de zorg die u nodig heeft in aard, omvang en duur, met de daarbij gestelde doelen. De indicatie voor verpleging en verzorging voor verzekerden jonger dan 18 jaar wordt gesteld door een kinderverpleegkundige, niveau 5 of verpleegkundig specialist. Deze stelt samen met de ouders en kinderarts een zorgplan op. Dit zorgplan beschrijft de zorg die nodig is in aard, omvang en duur, met de daarbij gestelde doelen.
Persoonsgebonden budget (pgb)
U kunt voor verpleging en verzorging in aanmerking komen voor een vergoeding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). U heeft hiervoor vooraf onze toestemming nodig. U vindt in het Reglement persoonsgebonden budget verpleging en verzorging onder welke voorwaarden u in aanmerking komt voor een pgb. Het Reglement persoonsgebonden budget verpleging en verzorging vindt u op onze website.”
2.5.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Persoons Gebonden Budget verpleging en verzorging (PGB vv) zijn vastgelegd in het Reglement PGB 2019 (“Reglement”) van Univé. In artikel 4 van het Reglement zijn de weigeringsgronden opgenomen. Artikel 4 sub 11 van dit reglement luidt als volgt:
“4.11 Er wordt geen Zvw-pgb verstrekt voor gebruikelijke zorg. Onder gebruikelijke zorg verstaan wij zorg die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van uw huisgenoten. Onder huisgenoten verstaan wij de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie verzekerde duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.”
2.6.
Op 11 februari 2019 heeft kinderverpleegkundige [A] een zorgplan opgesteld en een indicatie gesteld voor [dochter] . Kinderverpleegkundige [A] heeft de zorg voor [dochter] vastgesteld op 10,5 uur per week in verband met het katheteriseren. Alle overige zorg zoals het verschonen en toedienen van medicatie valt volgens [A] onder de gebruikelijke zorg van een ouder voor een kind met de leeftijd van [dochter] .
2.7.
Op 22 februari 2019 heeft [eiser] op grond van haar zorgverzekering een aanvraag
voor een PGB vv ingediend bij Univé voor 12 uur en 50 minuten verpleging en verzorging.
2.8.
Univé heeft [eiser] bij brief van 25 april 2019 een PGB vv toegekend voor 10 uur 30
minuten verpleging en verzorging, overeenkomstig de indicatiestelling van 11 februari 2019. De overige 2 uren en 20 minuten zijn afgewezen, omdat deze door Univé werden beschouwd als gebruikelijke zorg.
2.9.
[eiser] heeft hierna een tweede indicatie laten stellen. De tweede indicatie is op 4 juni 2019 gesteld door kinderverpleegkundige mevrouw [B] . Zij stelde de zorguren voor [dochter] vast op 21 uur voor het katheteriseren, 4 uur en 40 minuten voor het reinigen en verzorgen van het luiergebied, en 4 uur en 40 minuten voor het toedienen van medicatie.
2.10.
Met deze tweede indicatiestelling heeft [eiser] op 16 juni 2019 een aanvraag
ingediend tot wijziging van het eerder toegekende PGB vv. [eiser] verzoekt Univé om alle geïndiceerde zorguren door [B] toe te wijzen: een uitbreiding van de eerder toegekende uren met 17 uur en 30 minuten.
2.11.
Bij brief van 23 augustus 2019 heeft Univé de aanvraag gedeeltelijk toegewezen en 2 extra uren toegekend. De overige aangevraagde zorguren werden door Univé afgewezen als gebruikelijke zorg. Voor de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 werd een bedrag van € 9.899,10 aan PGB vv toegekend.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, Univé veroordeelt tot het alsnog toekennen van:
  • alle geïndiceerde informele zorgminuten voor het katheteriseren,
  • 240 minuten per week informele verzorging voor het wassen en verzorgen van het luiergebied,
  • 260 minuten per week informele verzorging voor het aanreiken van medicatie,
een en ander met ingang van 1 juni 2019 tot 1 januari 2020, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat Univé in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen nadat het vonnis aan Univé is betekend en Univé te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering heeft [eiser] de nakoming van de verplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst ten grondslag gelegd. Volgens artikel 13 van de polisvoorwaarden en het toepasselijke reglement dient Univé in het kader van een PGB vv alle uren boven de zogenoemde “gebruikelijke zorg” aan [eiser] te vergoeden. Dat zijn 29 uur en 20 minuten, maar Univé is slechts bereid tot vergoeding van 12 uur en 30 minuten.
3.3.
Univé heeft de vorderingen betwist. Voor een deel worden de door de ouders ingezette uren vergoed. Dat geldt niet voor de uren die moeten worden beschouwd als gebruikelijke zorg.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het PGB is een budget waarmee, in dit geval, ouders zelf passende zorg kunnen inkopen. Ouders zijn daarbij vrij om het budget zelf te besteden aan de benodigde zorg. Dat kan bij zogenoemde “formele zorgverleners” zoals verpleegkundigen, maar het PGB mag ook worden uitgegeven aan zorg die wordt ingekocht bij “informele zorgverleners”, zoals familieleden of de ouders zelf. Het is daarbij niet zo dat een vergoeding voor ouders lager is, omdat zij een innige informele band met hun kind hebben.
4.2.
[eiser] heeft in het kader van de Zorgverzekeringswet een PGB voor verpleging en verzorging van [dochter] aangevraagd bij de zorgverzekeraar, Univé. Univé heeft ook een PGB toegekend.
Het gaat in dit geschil om de vraag of de zorg die [dochter] thuis van haar ouders ontvangt moet worden beschouwd als “gebruikelijke zorg” (niet vergoed) of als “bovengebruikelijke zorg” (wel vergoed). Deze begrippen komen niet voor in de Zorgverzekeringswet. Hoewel goed denkbaar is dat een invulling van deze termen aan de bestuursrechter wordt gevraagd, hebben partijen ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven het oordeel van de civiele rechter te verzoeken.
Partijen hebben ook verklaard dat het niet nuttig is om alsnog een derde kinderverpleegkundige de kwestie te laten beoordelen. Het gaat immers om een situatie in het verleden en de beoordeling zou dan alleen zien op de al opgestelde zorgplannen en indicatiestellingen. De omvang van de zorgvraag zelf is geen discussie tussen partijen; wel welk deel daarvan door de zorgverzekeraar moet worden vergoed.
4.3.
Volgens het op de zorgverzekering toepasselijke reglement van Univé wordt onder “gebruikelijke zorg” verstaan de zorg die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van huisgenoten. De rechtbank dient daarom op zoek te gaan naar die opvattingen.
4.4.
Beide partijen verwijzen voor een nadere duiding van het begrip gebruikelijke zorg naar een Factsheet van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. [eiser] verwijst naar de versie uit 2016 en Univé naar de versie van 2019. Omdat het hier gaat om de vergoeding in 2019, zal de rechtbank uitgaan van de laatste versie (die overigens inhoudelijk niet afwijkt van de eerdere). Deze factsheet geeft een aantal aanknopingspunten om te beoordelen of sprake is van gebruikelijke zorg van ouders aan hun kinderen:
“Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Voorbeelden staan in de bijlage.
Voor minderjarige kinderen (tot 18 jaar) geldt dat ouders hen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Om deze reden worden handelingen die vallen onder gebruikelijke zorg in principe niet vergoed. Er is sprake van bovengebruikelijke zorg, als de
voor het kind noodzakelijke zorg op het gebied van verzorging, verpleging en begeleiding uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Dit kan betrekking hebben op de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze
handelingen”
De Bijlage bij deze factsheet vermeldt het volgende:
“Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfasen van het kind:
Kinderen van 0 tot 3 jaar
- hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig
- ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig”
Voor de beoordeling wordt volgens de factsheet naar een aantal criteria gekeken. Vermeld worden: de leeftijd van de verzorgde, de aard van de handeling, de daarmee benodigde tijd en de frequentie van de handelingen.
4.5.
Uit de vaste jurisprudentie van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) en het Zorginstituut Nederland volgt dat van belang is te onderzoeken of de geleverde zorg zorg is, zoals verpleegkundigen die plegen te bieden. Het is aan de indicerend kinderverpleegkundige om bij de indicatiestelling duidelijk te onderbouwen welke inzet wél of niet van de ouders verwacht kan worden.
4.6.
Op grond van artikel 13 van de Verzekeringsvoorwaarden moet voor kinderen jonger dan 18 jaar de indicatie worden gesteld door een kinderverpleegkundige, niveau 5. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de kinderverpleegkundigen die de twee verschillende indicaties hebben opgesteld beiden aan dat criterium voldoen. Wat partijen over en weer over deze kinderverpleegkundigen hebben aangevoerd, kan daarom verder onbesproken blijven; beiden waren bevoegd om een indicatie te stellen bij [dochter] .
4.7.
[eiser] heeft geprobeerd om met het toegekende PGB formele zorg in te huren, maar kreeg te horen dat het aantal toegekende minuten voor katheteriseren te weinig was. Bij beslissing op de herziene aanvraag daarna heeft Univé 2 uur meer toegekend. Univé heeft toegelicht dat dat was vanwege het feit dat [dochter] twee dagen naar de dagopvang ging en daar wordt verzorgd door een professional in plaats van een ouder. Omdat die zorg door een formele zorgverlener werd geleverd, is dat geen gebruikelijke zorg en komt die voor vergoeding in aanmerking, aldus Univé.
4.8.
De rechtbank is met Univé van oordeel dat het op de weg van de ouders ligt om een aanvraag en bijbehorende indicatiestelling te onderbouwen. Dat geldt zeker in dit geval, nu de herziene aanvraag aanzienlijk afweek van het aantal uren uit de eerdere indicatiestelling.
4.8.1.
In de eerste indicatiestelling is bij het onderdeel “verpleging” opgenomen dat voor het katheteriseren 6 x 15 minuten per dag voor vergoeding in aanmerking kon komen.
Als toelichting is daarbij het volgende vermeld:
“ [dochter] is niet in staat om haar blaas op een natuurlijke manier te legen t.g.v. een aangeboren blaasextrofie. [dochter] is, passend bij haar leeftijd, niet in staat zichzelf te katheteriseren. Zij heeft regelmatig urineweginfecties doorgemaakt tgv onvoldoende katheteriseren. I.v.m. onjuist aangelegde urethra (aangeboren) is het katheteriseren bemoeilijkt. (…)Actie
  • volgens voorschrift kinderuroloog katheteriseren, minimaal 6 x daags
  • volgens protocol katheteriseren
  • hygiënisch werken
  • tijd en rust nemen en uitstralen
  • alle spullen klaar hebben liggen tbv katheteriseren
  • zorgen voor afleiding van [dochter]
  • [dochter] “belonen” na katheteriseren
  • urine controleren op geur en kleur (ivm mogelijkheid blaasontsteking).”
Daarnaast wordt vermeld:
“Deze indicatie is gebaseerd op het katheteriseren. Alle gebruikelijke zorg zoals verschonen van luiers is hier niet in meegenomen.”
4.8.2.
In de tweede indicatiestelling is de benodigde tijd voor het katheteriseren op 6 x 30 minuten per dag gesteld. Dat is door Univé overgenomen.
4.8.3.
Het schoonmaken van het luiergebied dient 6x per dag te gebeuren. Twee momenten worden niet meegerekend in verband met gebruikelijke, uitgebreide verzorging in de ochtend en avond. Voor de overige behandelingen is 4 x 10 minuten per dag opgenomen. Dat wordt als volgt toegelicht:
“ [dochter] heeft een verhoogd risico op beschadiging, irritatie en infectie van de huis in het luiergebied als gevolg van de reconstructie van haar vagina, de afwijkende urethra, de extra plooien in het luiergebied en de ammoniakachtige urine. (…) Rondom elke katheterisatie wordt de huid uitgebreid schoongemaakt (wassen of spoelen) en na het schoonmaken en katheteriseren ingesmeerd om de huid te beschermen.”
4.8.4.
Voor het toedienen van medicatie is ook 4 x 10 minuten per dag opgenomen. De toelichting daarop luidt als volgt:
“ [dochter] heeft op vier tijdstippen gedurende de dag verschillende soorten medicatie nodig. (…) Medicatie toedienen volgens medicatielijst.”
4.9.
Tegen de achtergrond van het voorgaande zal de rechtbank de afzonderlijke onderdelen van de vordering beoordelen. Opgemerkt wordt dat de vordering van [eiser] betrekking heeft op de periode 1 juni 2019 tot 1 januari 2020. [dochter] was toen 1 jaar. Er dient daarom een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de zorg die normaal gesproken aan een kind van 1 jaar wordt geleverd en de extra zorg die aan [dochter] moest worden geleverd gelet op haar specifieke (gezondheids)situatie.
Katheteriseren
4.10.
Partijen zijn het er – in ieder geval na de tweede indicatiestelling – over eens dat de handeling van het katheteriseren feitelijk 30 minuten kost. Ter zitting is namens Univé verklaard dat het feit dat een formele zorgverlener – anders dan de ouders als informele zorgverleners – nog aanrijtijd heeft, geen invloed heeft op het verschil in berekening.
Univé meent echter dat de helft van de tijd die de ouders van [dochter] met het katheteriseren bezig zijn, voor hun eigen rekening dient te blijven, omdat het troosten van [dochter] voor de ouders gebruikelijke zorg zou zijn.
4.11.
De rechtbank merkt allereerst op dat een dergelijke ‘korting’ in verband met het uitvoeren van de zorg door ouders niet in de polisvoorwaarden is opgenomen.
In het zorgplan van [dochter] staat voldoende onderbouwd dat katheteriseren meer tijd in beslag neemt dan gebruikelijk, omdat de urethra van [dochter] afwijkend is en omdat het gehele luiergebied als gevolg van de operaties en de afwijkende aanleg heel erg gevoelig is. De extra tijd die met het katheteriseren gemoeid is, staat daarom in rechtstreeks verband met het medische probleem waarvoor [dochter] zorg behoeft.
Iedere ouder zal proberen om een huilend kind te troosten. Het huilen en troosten is hier echter telkens direct verbonden aan de medische handeling die moet worden verricht. Vandaar dat die tijd ook door Univé bij de formele verpleger wordt meegerekend. Het is daarmee ook zorg, zoals verpleegkundigen die plegen te bieden.
Het gaat om een medische handeling voor een 1-jarig kind. Die handeling kost de nodige tijd en moet 6x per dag worden uitgevoerd. In die zin moet de totale tijd die met het katheteriseren is gemoeid naar het oordeel van de rechtbank als bovengebruikelijke zorg worden beschouwd.
Het voorgaande voldoet ook aan de doelstelling van het PGB, namelijk dat ouders op deze manier in staat worden gesteld zelf de nodige zorg in te kopen. Indien de door Univé toegepaste ‘korting’ voor ouders wordt gehanteerd, zal dat niet mogelijk zijn.
Dit onderdeel van de vordering is daarom toewijsbaar.
Reinigen en verzorgen luiergebied
4.12.
In de eerste indicatiestelling wordt vermeld dat het verschonen van luiers wordt gezien als gebruikelijke zorg van de ouders.
In de tweede indicatiestelling wordt een toelichting gegeven, waarom voor het verschonen van het luiergebied extra (zie hiervoor 4.8.3) tijd is opgenomen. De frequentie van deze zorghandeling is zoveel hoger dan gebruikelijk bij een kindje van 1 jaar, dat van bovengebruikelijke zorg kan worden gesproken. Dat maakt nog niet dat alle onderdelen van de handeling bovenmatig zijn. Het reinigen en verzorgen gebeurde immers “rondom” het katheteriseren, waarvoor ook al 30 minuten is toegekend. Het reinigen vooraf acht de rechtbank niet bovengebruikelijk, het verzorgen na het katheteriseren wel. De rechtbank zal dat schattenderwijs stellen op 5 minuten. Daarom zal dit onderdeel van de vordering gedeeltelijk worden toegewezen. Dit betekent dat Univé alsnog 120 minuten (5 minuten x 6 keer per dag x 4 dagen = 120 minuten) moet toekennen voor het wassen en verzorgen van het luiergebied.
Toedienen medicatie
4.13.
Het toedienen van medicatie leidt in bestuursrechtelijke uitspraken slechts bij hoge uitzondering tot het toekennen van een PGB. In het eerste indicatiebesluit wordt uitsluitend het katheteriseren als bovengebruikelijk benoemd. In de toelichting op het tweede indicatiebesluit (zoals hiervoor geciteerd in 4.8.4) wordt geen onderbouwing gegeven waarom het toedienen van medicatie als bovengebruikelijk moet worden gezien.
Het toedienen van medicatie vond volgens het zorgplan plaats om 6:00, 14:00, 20:00 en 22:00 uur. De ouders van [dochter] dienden de ene medicatie (3x daags) met een spuitje oraal toe.
[eiser] heeft in de dagvaarding aangevoerd dat [dochter] wegrent en zich verstopt als zij het spuitje ziet en dat het ook daarom meer dan gebruikelijk tijd kost om de medicatie toe te dienen. Dat standpunt verwerpt de rechtbank. [dochter] was in de periode waarover het hier gaat immers net één jaar; wegrennen en verstoppen is op die leeftijd nog niet aan de orde.
Het toedienen van de andere medicatie (1x daags) gebeurde door het poeder uit de capsule te mengen met een hapje yoghurt of appelmoes. Volgens de ouders kostte dat steeds meer tijd, omdat er een bittere smaak aan deze medicatie zat en [dochter] zich niet steeds liet foppen. Nog daargelaten dat ook dit onderdeel niet in de toelichting van de kinderverpleegkundige is terug te vinden, is de rechtbank van oordeel dat zelfs als het op deze wijze toedienen wat meer tijd zou kosten, dat nog niet maakt dat deze zorg als bovengebruikelijk moet worden aangemerkt.
4.14.
Mede bezien tegen de hiervoor onder 4.4 vermelde uitgangspunten en criteria, heeft [eiser] daarmee onvoldoende onderbouwd dat het 4x daags toedienen van medicatie als bovengebruikelijke zorg moet worden beschouwd.
Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
dwangsom
4.15.
Voor het opleggen van een dwangsom bestaat geen enkele aanleiding, zodat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
proceskosten
4.16.
Univé zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 1.490,89.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Univé tot het alsnog toekennen van:
- alle geïndiceerde informele zorgminuten voor het katheteriseren,
- 120 minuten per week informele verzorging voor het wassen en verzorgen van het luiergebied,
een en ander met ingang van 1 juni 2019 tot 1 januari 2020;
5.2.
veroordeelt Univé in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.490,89,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020.