ECLI:NL:RBNHO:2020:9822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
15.251337-19 en 15.255883-19 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor het transformeren en verhandelen van vuurwapens en diefstal van een scooter

Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het transformeren en verhandelen van vuurwapens, alsook van diefstal van een scooter. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte op 12 november 2020 in een zitting met gesloten deuren zijn verklaring heeft afgelegd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben, vervaardigen en verhandelen van vuurwapens van categorie III, en het medeplegen van diefstal van een bromfiets. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, terwijl de verdediging betoogde dat niet kon worden vastgesteld dat het om een grote hoeveelheid wapens ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte zwaar heeft meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van negen maanden. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's van recidive in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15.251337-19 en 15.255883-19 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 26 november 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 12 november 2020 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Colijn en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met
parketnummer 15.251337-19ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar en/of Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer vuurwapens,
- waaronder ongeveer 75, in ieder geval een grote hoeveelheid, vuurwapens van het merk Ekol, Volga Cal 9 mm P.A.K. en/of
- één vuurwapen van het merk FN Browning 1922 en/of zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie voorhanden heeft gehad;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar en/of Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer vuurwapens, waaronder ongeveer 75, in ieder geval een grote hoeveelheid, vuurwapens van het merk Ekol, Volga Cal 9 mm P.A.K., zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool heeft vervaardigd en/of getransformeerd;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar en/of Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer vuurwapens, waaronder ongeveer 75, in ieder geval een grote hoeveelheid, vuurwapens van het merk Ekol, Volga Cal 9 mm P.A.K., zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool heeft overgedragen;
4
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 te Alkmaar een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Ekol, type Asi, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
5
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2019 tot en met 26 augustus 2020 te Alkmaar en/of Sint Pancras en/of Heerhugowaard en/of Amsterdam en/of Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een of meer wapens van categorie II (onder 2) en/of categorie III (onder 1) en/of onderdelen van wapens en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad, te weten, onder andere, een of meerdere (gas/alarm)pisto(o)l(en), welke wapen(s) is/zijn omgebouwd tot vuurwapen(s) en geschikt is/zijn gemaakt om scherpe patronen af te schieten (doordat de sper in de loop is verwijderd), en welke wapen(s) (al dan niet) geschikt is/zijn om automatisch af te vuren en/of meerdere stuks munitie (patronen), type knalpatroon en/of meerdere stuks munitie (patronen), type knalpatroon met daarin een projectiel en/of meerdere stuks munitie (patronen), type kogelpatroon;
6
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 november 2019 tot en met 26 augustus 2020 te Alkmaar en/of Sint Pancras en/of Heerhugowaard en/of Amsterdam en/of Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) een of meer wapen(s) en/of onderdelen van wapens van categorie II (onder 2) en/of III (onder 1) en/of munitie van categorie III,
te weten, onder andere, een of meerdere (gas/alarm)pisto(o)l(en), welk wapen(s) was/waren omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen af te schieten (doordat de sper in de loop was verwijderd), en welke wapen(s) al dan niet geschikt was/waren om automatisch af te vuren en/of bijbehorende gemanipuleerde munitie, te weten tot scherpe projectielen omgebouwde (knal)patronen, heeft overgedragen aan [naam] en/of een of meer ander(en);
7
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 november 2019 tot en met 26 augustus 2020 te Sint Pancras en/of Alkmaar en/of Heerhugowaard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren, uitwisselen, of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens en/of munitie van categorie II en/of III;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 15.255883-19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (te weten een groene Piaggio), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte in de zaak met parketnummer 15.251337-19 ten laste gelegde feiten. Zij acht op grond van het dossier en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, bewezen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van - kort gezegd - het transformeren van vuurwapens en bijbehorende munitie en het verkopen daarvan, en dat hij munitie en vuurwapens voorhanden heeft gehad, waaronder een machinepistool.
Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 15.251337-19, acht de officier van justitie bewezen dat deze feiten hebben plaatsgevonden in de periode van
6 februari 2020 tot en met 26 augustus 2020.
De officier van justitie heeft ten slotte bewezenverklaring gevorderd van het in de zaak met parketnummer 15.255883-19 ten laste gelegde feit (het medeplegen van diefstal van een scooter).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft bekend wapens en munitie te hebben getransformeerd en verkocht, maar dat niet kan worden vastgesteld dat het om ongeveer 75 vuurwapens ging. Evenmin kan worden bewezen dat sprake is geweest van een grote hoeveelheid wapens. Een ‘grote hoeveelheid’ is een subjectief begrip waardoor niet kan worden vastgesteld wanneer er sprake is van een grote hoeveelheid wapens. Voor het overige heeft de raadsman zich wat de bewezenverklaring van de feiten in beide strafzaken betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de feiten tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 15.251337-19 en het feit in de zaak met parketnummer 15.255883-19, sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor alle aan verdachte ten laste gelegde feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Zaak met parketnummer 15.251337-19:
Feiten 1, 2 en 3 (dossiers onderzoek [onderzoek] - onderzoek handel in getransformeerde vuurwapens):
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2020;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant T-667 (dossierpagina’s 24 t/m 33);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pseudokoop) van 15 oktober 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisanten S127 en S128, medeondertekend door verbalisant [verbalisant 1] (dossierpagina’s 89 t/m 92);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pseudokoop) van 21 oktober 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisanten S127 en S128, medeondertekend door verbalisant [verbalisant 1] (dossierpagina’s 111 en 112);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (determinatie wapen) van 21 oktober 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] (dossierpagina’s 134 t/m 137);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van
13 januari 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , materiedeskundige wapens (dossierpagina’s 162 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (informatie
GLS) van 25 oktober 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]
(dossierpagina’s 39 en 40);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 20 januari 2020, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd tegenover verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] (dossierpagina’s 365 e.v.);
Feit 4: (voorhanden hebben vuurwapen)
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2020;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 20 oktober 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] op 18 oktober 2019, (dossierpagina’s 229 t/m 232);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van
3 december 2019, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , materiedeskundige wapens (dossierpagina’s 194 t/m 197);
Feiten 5, 6 en 7 (dossiers onderzoek Landshut - onderzoek handel in getransformeerde vuurwapens):
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2020;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 25 augustus 2020, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] , afgelegd tegenover verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (dossierpagina’s 31 t/m 36);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 4 september 2020, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] , afgelegd tegenover verbalisant [verbalisant 9] (dossierpagina’s 96 t/m 100);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen
van 18 september 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9]
(dossierpagina’s 180 t/m 191);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van
6 augustus 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , (dossierpagina’s 78a e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (informatie
GLS) van 7 oktober 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9]
en [verbalisant 7] (dossierpagina’s 77 en 78);
Ten aanzien van het feit met parketnummer 15.255883-19 (diefstal scooter in vereniging)
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 12 november 2020;
- een proces-verbaal van aangifte van 20 juni 2019, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] tegenover verbalisant [verbalisant 10] op 20 juni 2019 (dossierpagina’s 25 t/m 27);
- een proces-verbaal camerabeelden van 24 juni 2019 met fotobijlage, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] (dossierpagina’s 7 t/m 20).
3.3.2
Bewijsmotivering
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode van 27 februari 2019 tot en met
18 oktober 2019 samen met een ander gas/alarmpistolen met bijbehorende munitie inkocht, transformeerde en doorverkocht (onderzoek [onderzoek] ). Door verbalisanten is een aantal van deze wapens met bijbehorende munitie gekocht van verdachte tijdens een pseudokoop. Na onderzoek door een wapendeskundige is gebleken dat zowel de getransformeerde wapens als de munitie vallen onder categorie III van de Wet wapens en munitie en dat onder meer het voorhanden hebben daarvan strafbaar is gesteld op grond van de artikelen 26 en 55 van die wet.
Uit de bewijsmiddelen in het onderzoek [onderzoek] is gebleken dat verdachte nadat hij met ingang van 14 november 2019 was geschorst in de zaak [zaak] , vanaf 6 februari 2020 de handel in getransformeerde wapens en munitie weer heeft opgepakt. In dit onderzoek [onderzoek] is bij verdachte munitie in beslag genomen, maar deze munitie is niet nader onderzocht. Op grond van de stukken in het onderzoek [onderzoek] en op grond van zijn eigen verklaring, blijkt dat verdachte de wapens en de munitie op dezelfde wijze inkocht, transformeerde en doorverkocht als in het onderzoek [onderzoek] . De rechtbank gaat er daarom van uit dat de wapens en de munitie die verdachte vanaf 6 februari 2020 voorhanden heeft gehad en verhandeld, net als in het onderzoek [onderzoek] , vallen onder categorie III van de Wet wapens en munitie.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 15.251337-19 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 15.255883-19 (diefstal scooter, in vereniging) ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 15.251337-19
1.
hij in de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar en/of Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens van het merk Ekol en één vuurwapen van het merk FN Browning 1922, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens van het merk Ekol, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool heeft getransformeerd;
3.
hij in de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Alkmaar en/of Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens van het merk Ekol, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool heeft overgedragen;
4.
hij op 18 oktober 2019 te Alkmaar een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Ekol, type Asi, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 6 februari 2020 tot en met 26 augustus 2020 te Alkmaar en/of Sint Pancras en/of Heerhugowaard en/of Amsterdam en/of Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie III, onder 1 en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten, (gas/alarm)pistolen, welke wapens zijn omgebouwd tot vuurwapens en geschikt zijn gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop is verwijderd, en munitie, type knalpatroon met daarin een projectiel;
6.
hij in de periode van 6 februari 2020 tot en met 26 augustus 2020 te Alkmaar en/of Sint Pancras en/of Heerhugowaard en/of Amsterdam en/of Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie III, onder 1, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (gas/alarm)pistolen, welke waren omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen af te schieten doordat de sper in de loop was verwijderd, en bijbehorende gemanipuleerde munitie, te weten tot scherpe projectielen omgebouwde (knal)patronen, heeft overgedragen aan [naam] en een of meer anderen;
7.
hij in de periode van 6 februari 2020 tot en met 26 augustus 2020 te Sint Pancras en/of Alkmaar en/of Heerhugowaard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren en verhandelen van wapens en munitie van categorie III;
parketnummer 15.251337-19
hij op 20 juni 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, een groene Piaggio, die toebehoorde aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15.251337-19:
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II;
5.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
6.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
7. medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een gewoonte maken;
parketnummer 15.255883-19:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Zij gaat voorbij aan het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) en een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. De officier van justitie is van mening dat vanwege de ernst van de feiten en de aangescherpte richtlijnen voor de bestraffing van dit soort feiten met vuurwapens, ook voor minderjarigen, een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur passend is. In jeugdstrafzaken dient het belang van de minderjarige te worden meegewogen, maar in dit geval gaat het om zware criminaliteit en moet ook worden gekeken naar het belang van de maatschappij bij recidivebeperking en generale preventie. De officier van justitie vindt dat verdachte baat kan hebben bij de duidelijke structuur binnen een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). Gebleken is immers dat een schorsing van de voorlopige hechtenis verdachte er ook niet van heeft weerhouden om door te gaan met het transformeren en verhandelen van wapens. Duidelijk is dat verdachte behandeling nodig heeft om recidive te voorkomen, maar daar kan ook ná een periode van detentie mee gestart worden en mogelijk al tijdens zijn detentie. De officier van justitie is ten slotte van mening dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden zoals vermeld in het rapport van de Raad en dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat sprake is van zeer ernstige feiten en dat verdachte daarvoor gestraft moet worden. De raadsman is echter van mening dat zowel verdachte als de samenleving er meer baat bij hebben wanneer verdachte in het kader van een GBM van negen maanden met strakke voorwaarden aan zichzelf gaat werken. Het handelen van verdachte is deels te wijten aan zijn persoonlijke problematiek, waardoor hij ondanks dat hij gewaarschuwd is, toch weer de fout in is gegaan. Het is dan ook belangrijk dat verdachte een behandeling krijgt en leert zijn gedrag te veranderen. De GBM, die bovendien nog een keer verlengd kan worden, in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie, is meer passend dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie van nog 7 maanden. Bovendien is de kans groot dat verdachte na een verblijf in de JJI niet meer gemotiveerd is om aan de bijzondere voorwaarden mee te werken. De raadsman sluit zich aan bij het advies van de Raad.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen gas/alarmpistolen en munitie besteld in Tsjechië, deze getransformeerd tot vuurwapens die geschikt zijn om scherpe patronen mee af te vuren en deze vuurwapens met bijhorende, eveneens getransformeerde, munitie vervolgens doorverkocht. Verdachte heeft door zijn handelen de veiligheid van mensen in gevaar gebracht. Door het in omloop brengen en houden van vuurwapens in de samenleving versterkt verdachte de gevoelens van onveiligheid in die samenleving. Deze illegale wapens kunnen bovendien in handen vallen van criminelen die daarmee strafbare feiten, waaronder levensdelicten, kunnen plegen. Verdachte heeft daar blijkbaar op geen enkel moment bij stil gestaan en heeft zich niets aangetrokken van deze gevaren en de nadelige gevolgen ervan voor de maatschappij.
Hij heeft uitsluitend gedacht aan de winst die hij met deze handel kon maken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen besef heeft getoond voor hoe gevaarlijk het is wapens om te bouwen en in omloop te brengen, en geen oog te hebben voor (levensgevaarlijk) gebruik van de vuurwapens door kopers. Nog kwalijker is dat verdachte enkele maanden nadat hij was geschorst uit de voorlopige hechtenis, zijn handel in getransformeerde wapens en munitie heeft voortgezet, weer met het oogmerk om er financieel beter van te worden. Verdachte heeft zich daarnaast samen met een ander schuldig gemaakt aan een brutale diefstal van een scooter op klaarlichte dag.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 10 februari 2020, uitgebracht door
[GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- de over de verdachte uitgebrachte rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), waaronder het meest recente rapport van 4 november 2020, uitgebracht door [naam] , tevens inhoudende een strafadvies.
Uit het Pro Justitia rapport komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van een
oppositioneel opstandige stoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met anti-sociale trekken en ADHD. Tijdens de ten laste gelegde feiten was sprake van de genoemde factoren, zoals zijn zelfbepalend gedrag, het moeite hebben met regels en gezag, emotie- en impulsregulatieproblemen en een gebrekkige gewetensontwikkeling, waarbij verdachte sterk op zijn eigen behoeftebevrediging gericht is en niet stilstaat bij de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Verdachte is weliswaar in staat het ontoelaatbare van zijn handelwijze in te zien, maar door zijn gebrekkige ontwikkeling en stoornis, onvoldoende in staat zijn wil conform dit besef te bepalen. Geadviseerd wordt om verdachte het hem ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat wanneer verdachte geen adequate behandeling krijgt. Bij leeftijdgenoten is verdachte geneigd zich te bewijzen waardoor hij in een negatieve omgeving kwetsbaar is voor beïnvloeding. In de thuissituatie heeft zijn moeder geen vertrouwen in de hulpverlening en instanties, waardoor zij hierin een negatief voorbeeld is voor hem. Zij is zeer betrokken en is in staat verdachte te begrenzen, maar ze neemt hem in probleemsituaties te veel in bescherming. Genoemde factoren beïnvloeden elkaar in ongunstige zin. Om de kans op recidive te beperken en de ontwikkeling van verdachte in gunstige zin te beïnvloeden, wordt geadviseerd de begeleiding door Reclassering Nederland voort te zetten. Verdachte is ook aangemeld voor een coachingstraject bij De Hoofdtrainer, die met hem aan de slag gaat met de plaatsing op een dagbestedingstraject zoals ‘Turnover' of een soortgelijk traject. Daarnaast is een ambulant behandeltraject bij een forensische polikliniek zoals De Waag (Topzorg) of een soortgelijke instelling noodzakelijk. De losmaking en verzelfstandiging van verdachte behoeft eveneens aandacht en op termijn zou gedacht kunnen worden aan een plaatsing in een traject begeleid wonen.
Wat betreft het Pro Justitia rapport heeft de rechtbank geconstateerd dat de deskundige ten tijde van het onderzoek alleen op de hoogte was van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde overtredingen van de Wet wapens en munitie en van de scooterdiefstal.
De deskundige heeft bij zijn conclusie en advies geen rekening kunnen houden met het feit dat verdachte tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis, is doorgegaan met het transformeren van wapens en munitie en de verkoop daarvan.
De rechtbank gaat er echter vanuit dat nu de nieuwe feiten soortgelijk zijn aan de feiten waarvan de deskundige wel op de hoogte was, zijn conclusie dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, ook van toepassing is op de nieuwe feiten, gepleegd door verdachte tijdens zijn schorsing.
De Raad heeft in haar rapport van 4 november 2020 de nieuwe verdenkingen meegenomen en adviseert, na overleg met een gedragsdeskundige, om aan verdachte een GBM op te leggen. Gebleken is dat een 'lik-op-stuk' kader, zoals de GBM, in het belang is van verdachte en aansluit bij wat hij op dit moment nodig heeft om herhaling te voorkomen. De Raad is van mening dat, mede vanwege de recidive van verdachte tijdens zijn schorsing, een deels voorwaardelijke straf niet volstaat als strafafdoening om de kans op herhaling te verminderen. De GBM is gericht op heropvoeding en het doel is het verder afglijden van een jongere te voorkomen en bij te dragen aan zijn verdere ontwikkeling. De maatregel beperkt de vrijheid van de jongere, maar de jongere gaat niet naar een justitiële jeugdinrichting. De raad vindt de GBM een passende maatregel voor verdachte.
Er is sprake van ernstige delicten en zonder passende behandeling is het risico op herhaling bij verdachte hoog. Gebleken is dat het gedwongen kader van een schorsing met voorwaarden herhaling van ernstige feiten niet heeft kunnen voorkomen. Inmiddels heeft verdachte een nieuwe kans gekregen en is hij op 15 oktober 2020 opnieuw geschorst met voorwaarden die aanzienlijk steviger en intensiever zijn ingevuld. De GBM biedt verdachte een duidelijk en niet vrijblijvend kader. Dat is nodig om de ontwikkeling van verdachte positief te kunnen keren en de risico's op herhaling te verminderen. Wanneer verdachte zich onttrekt aan de modules bij de GBM en aan de elektronische controle, kan er een directe, gerichte reactie op zijn overtreding volgen, namelijk de vervangende jeugddetentie waarmee hem direct een 'time-out' wordt geboden. Dan kan opnieuw de haalbaarheid en wenselijkheid van een nieuwe kans worden overwogen.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een GBM voor de duur van negen maanden op te leggen met de modules: meewerken aan het programma van Turnover, behandeling vanuit de Waag en coaching vanuit de Hoofdtrainer. Ook wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel verzocht. Daarnaast wordt geadviseerd om oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland, zodat er toezicht is, ook nadat de GBM is geëindigd. Ook van deze voorwaarden en het uit te voeren toezicht wordt de dadelijke uitvoerbaarheid gevraagd.
Ter terechtzitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad onder meer verklaard dat gebleken is dat verdachte van goede wil is, maar dat het hem vaak niet lukt zo te handelen. Het lijkt erop dat hij dingen niet altijd bewust verkeerd doet, maar dat het soms onhandigheid is. Het is belangrijk dat gekeken wordt wanneer dingen niet goed gaan, maar ook dat verdachte niet bij iedere misstap wordt terug gemeld. Verdachte is gestart bij Turnover en gaat binnenkort starten bij de Hoofdtrainer; er wordt alles aan gedaan om hem bij de les te houden. Verdachte heeft behandeling nodig voor gedragsverandering en het is van belang dat hij daar snel mee kan starten om recidive te voorkomen.
Eén van de geadviseerde voorwaarden is een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Het is de Raad duidelijk dat de vriendschap tussen deze jongens van kinds af aan heel hecht is en dat ze erg belangrijk voor elkaar zijn. Ze beïnvloeden elkaar echter niet alleen in positieve zin maar ook, blijkens de feiten, in negatief opzicht.
Het is daarom van belang dat ze pas weer contact met elkaar hebben wanneer ze verder zijn in hun behandeling, sterker zijn geworden en zich niet meer door elkaar laten beïnvloeden in negatieve zin. De duur van het contactverbod met [medeverdachte 1] , zou kunnen worden beoordeeld door de reclassering.
strafmaat
Verdachte heeft een belangrijke rol gehad bij de inkoop van wapens en munitie uit Tsjechië, en het transformeren en verhandelen ervan. Op een dergelijk ernstig feitencomplex dient in beginsel te worden gereageerd met een jeugddetentie van aanzienlijke duur, vooral ook omdat verdachte in zijn schorsing de handel toch weer heeft opgepakt omdat hij geld nodig had. De rechtbank begrijpt dan ook de eis van de officier van justitie, die er op neer komt dat verdachte weer terug moet naar de JJI, onder andere met als doel dat verdachte enige tijd geen nieuwe strafbare feiten kan plegen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat de kans dat verdachte opnieuw de fout in gaat kleiner is wanneer hij een intensieve behandeling ondergaat die leidt tot gedragsverandering, dan wanneer hij voor enkele maanden terug moet naar de JJI. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verdachte op dit moment gemotiveerd is voor behandeling en om aan zichzelf te werken. Hij is na zijn schorsing op 15 oktober 2020 begonnen met een intensief hulpverleningstraject. De vraag is of verdachte na een detentie van maanden nog steeds gemotiveerd is om te werken aan gedragsverandering. De rechtbank is van oordeel dat niet alleen verdachte er baat bij heeft om zo snel mogelijk behandeld te worden maar ook de maatschappij, wanneer dit leidt tot een gedragsverandering bij verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een jeugddetentie van 300 dagen en van deze straf een groot deel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Dadelijke uitvoerbaarheid 77za SrDe rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat het uit te oefenen toezicht en de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantast-baarheid van het lichaam van een of meer personen. De deskundige schat het recidiverisico zonder behandeling en begeleiding hoog in.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
Gelet op de reeds genoemde adviezen van de deskundige en de Raad en de toelichting daarop ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven ook aanleiding geeft tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank zal daarom de gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen voor de duur van negen maanden en daaraan de hierna te noemen modules verbinden. De rechtbank bepaalt dat de (totale) duur van de vervangende jeugddetentie eveneens negen maanden zal zijn.
Bij de keuze tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur ervan heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen dat een strak kader verdachte zal helpen om te komen tot een positieve gedragsverandering en hem, naar de rechtbank verwacht, zal behoeden voor een terugval in zijn oude gedrag.
Dadelijke uitvoerbaarheid 77w Sr
De rechtbank zal bevelen dat het programma van de GBM dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen of zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is.
Contactverbod [medeverdachte 1]
Gelet op de hechte band tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] , die elkaar al van jongs af aan kennen en elkaar zien als broers, zal de rechtbank het geadviseerde contactverbod aanpassen. De rechtbank zal het contactverbod wel opleggen omdat duidelijk is dat verdachte en [medeverdachte 1] de handel in omgebouwde vuurwapens samen hebben bedacht en uitgevoerd, waaruit blijkt dat zij elkaar niet alleen in positieve zin beïnvloeden maar ook een negatieve invloed op elkaar (kunnen) hebben. De rechtbank gaat er echter vanuit dat wanneer beide verdachten door behandeling sterker zijn geworden en betere keuzes kunnen maken, een contact tussen beide weer mogelijk moet zijn zonder negatieve gevolgen. De rechtbank zal daarom bepalen dat het contactverbod voortduurt zolang de reclassering dat nodig vindt.

7.Beslissingen ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Brochure vuurwapen (1077359)
2. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077033)
3. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077030)
4. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077026)
5. 1 DS Lege munitiedoos (1077370)
6. 1 STK Schroevendraaier (1078718)
7. 1 STK Identiteitsbewijs (1076982)
8. 1 STK GSM Alcatel (1079937)
9. 2 STK Factuur Bullet Project SRO (1077385)
10. 1 STK Bivakmuts (1076993)
11. 1 STK GSM Apple iPhone (1077007)
12. 2 ZAK Kogellagers (1078689)
13. 1 DS Munitie (1079898)
14. 23 STK Munitie (1077001)
15. 1 DS Munitie (1077343)
16. 1 STK Factuur Toolstation (1075946)
17. 280 EURO (IBG 18-10-2019)
18. 1 STK Stroomstootwapen (1076984)
19. 1 STK Mes (1077012) (omschrijving, zwart, merk: Haller)
20. 1 STK Balletjespistool (1077346) (omschrijving: zwart)
21. 1 STK telefoontoestel, kleur wit, merk Apple (1180172).
7.1
standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermeld onder 1, 2, 3, 4, 5, 12, 13, 14, 15, 18, 19 en 20, gevorderd dat deze worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de voorwerpen vermeld onder 6, 9, 10, 17 en 21 op de beslaglijst, de verbeurdverklaring gevorderd.
Ten aanzien van de goederen vermeld onder 7, 8 en 16 heeft de officier van justitie gesteld dat deze kunnen worden teruggegeven aan verdachte en ten aanzien van het goed vermeld onder 11 heeft de officier van justitie aangegeven dat het terug kan naar de rechthebbende.
7.2
standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de beslissingen op het beslag.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen op de beslaglijst vermeld onder 1, 2, 3, 4, 12, 13, 14, 15 moeten worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 15.251337-19 zijn begaan of voorbereid en ze zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De voorwerpen vermeld onder 10, 18, 19 en 20 moeten eveneens worden onttrokken aan het verkeer. Zij behoren toe aan verdachte en zijn bij het onderzoek naar de door hem begane feiten aangetroffen en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermeld onder 5, 6, 9, 17 en 21 op de beslaglijst moeten worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en dat de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 15.251337-19 met behulp van de voorwerpen onder 5, 9 en 21 zijn begaan of voorbereid. Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 280,- (nr. 17 op de beslaglijst) is gebleken dat verdachte dit heeft verkregen door middel van de strafbare feiten (wapenhandel) en het voorwerp onder 6 is bestemd voor het begaan van een misdrijf als bewezenverklaard in de zaak met parketnummer 15.255883-19 (medeplegen van scooterdiefstal).
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst vermelde voorwerp onder 11 omdat op dit moment niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal ten slotte de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder 7, 8, 16 omdat deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en ze onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering (in de zaak met parketnummer 15.255883-19, diefstal scooter in vereniging)
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 960,-- tegen verdachte wegens materiële schade, die hij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.255883-19 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
8.2
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voor de weggenomen scooter, te weten € 600,- voldoende is onderbouwd.
Wat de weggenomen motorhelmen betreft, is de bijgevoegde nota nagenoeg onleesbaar en acht de officier van justitie een bedrag van € 100,- voor beide helmen redelijk. De vordering in verband met de weggenomen fietskleding is niet onderbouwd, waardoor de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. In totaal bedraagt de schade € 700,-maar omdat sprake is van medeplegen en het aandeel van verdachte, blijkens de camerabeelden, groter is dan dat van de medepleger, die op 16 januari 2020 die voor dit feit een transactie heeft gehad, is de officier van justitie van mening dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 400,- .
Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Standpunt van de verdediging:
De raadsman is van mening dat een schadevergoeding van € 300,- redelijk is.
8.4
Oordeel van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15.255883-19 bewezenverklaarde feit, rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank kan zich vinden in de wijze waarop de officier van justitie tot het toe te wijzen bedrag is gekomen en zal haar daarin volgen. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
De artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z. 77za, 77aa, 77gg, 311van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26, 31, 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 15.251337-19 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 15.255883-19 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
straf
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
222 (tweehonderd tweeëntwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (78 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar, en zich
daarna blijft melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dit hulpverlening of
behandeling inhoudt, zo lang de reclassering dit nodig acht,
- zich inzet voor het vinden en behouden van een dagbesteding, zolang de reclassering dit
nodig acht;
- op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft met de medeverdachten [medeverdachte 2]
, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ;
- op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft met de medeverdachte [medeverdachte 1] ,
zolang de reclassering dat nodig vindt.
De politie ziet toe op handhaving van de contactverboden.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt dat veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn
identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
maatregel
Legt voorts aan verdachte op
de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- het meewerken aan het traject bij Turnover te Alkmaar;
- het meewerken aan behandeling vanuit De Waag of een soortgelijke instelling;
- het meewerken aan coaching vanuit de Hoofdtrainer;
- zich houden aan een locatiegebod van dagelijks 08.00-22.00 uur en zich ter controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht stellen van Reclassering Nederland voor de duur van
zes maanden. Het huidige verblijfadres is [verblijfsadres] .
Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte dient buiten de periode van de avondklok (tussen 22.00 uur en 8.00 uur) tussen 08.00 uur en 22.00 uur op vooraf vastgestelde tijdstippen op het verblijfadres aanwezig te zijn.
De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding.
Bij de start hoeft verdachte op dagen met een door de reclassering vooraf gecontroleerde en goedgekeurde dagbesteding (opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling), een
aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder (goedgekeurde) dagbesteding is dat 3 uur. Op maximaal twee weekdagen zonder (goedgekeurde) dagbesteding, heeft verdachte een aaneengesloten blok van 6 uur per dag vrij te besteden. De reclassering stelt deze dagen in overleg met verdachte wekelijks vast.
De reclassering heeft het mandaat om de vrij te besteden uren, buiten de door de rechtbank vastgestelde vrij te besteden uren, zelfstandig te kunnen aanpassen indien de reclassering dit voor een doelmatige uitvoering van het toezicht noodzakelijk acht.
Beveelt, voor het geval verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat ook het programma waaruit de maatregel bestaat,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslissingen op het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Brochure vuurwapen (1077359)
2. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077033)
3. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077030)
4. 1 STK gebruiksaanwijzing wapen (1077026)
12. 2 ZAK Kogellagers (1078689)
13. 1 DS Munitie (1079898)
14. 23 STK Munitie (1077001)
15. 1 DS Munitie (1077343)
18. 1 STK Stroomstootwapen (1076984)
19. 1 STK Mes (1077012) (omschrijving, zwart, merk: Haller)
20. 1 STK Balletjespistool (1077346) (omschrijving: zwart)
Verklaart verbeurd:
5. 1 DS Lege munitiedoos (1077370)
6. 1 STK Schroevendraaier (1078718)
9. 2 STK Factuur Bullet Project SRO (1077385)
10. 1 STK Bivakmuts (1076993)
17. 280 EURO (IBG 18-10-2109)
21. 1 STK telefoontoestel, wit, merk Apple (1180172)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van 11. 1 STK GSM Apple iPhone (1077007).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
7. 1 STK Identiteitsbewijs (1076982)
8. 1 STK GSM Alcatel (1079937)
16. 1 STK Factuur Toolstation (1075946).
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro)bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 15.251337-19.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. K.I. de Jong, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M. Woudman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2020.
Mr. K.I. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.