ECLI:NL:RBNHO:2020:9842
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijke onbevoegdheid van de bestuursrechter in belastingzaak
Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de ontvanger van de Belastingdienst, Landelijk incasso centrum, als verweerder. De zaak betreft een dwangbevel dat op 14 augustus 2019 aan eiser is verzonden met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. Eiser heeft op 16 augustus 2019 verzet aangetekend tegen dit dwangbevel.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb, er geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel. Dit betekent dat eiser niet de juiste procedure heeft gevolgd om verzet aan te tekenen, aangezien dit via een dagvaardingsprocedure bij de civiele rechter had moeten gebeuren.
De rechtbank heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden terugbetaald, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.