ECLI:NL:RBNHO:2020:9842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4790
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke onbevoegdheid van de bestuursrechter in belastingzaak

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de ontvanger van de Belastingdienst, Landelijk incasso centrum, als verweerder. De zaak betreft een dwangbevel dat op 14 augustus 2019 aan eiser is verzonden met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. Eiser heeft op 16 augustus 2019 verzet aangetekend tegen dit dwangbevel.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb, er geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel. Dit betekent dat eiser niet de juiste procedure heeft gevolgd om verzet aan te tekenen, aangezien dit via een dagvaardingsprocedure bij de civiele rechter had moeten gebeuren.

De rechtbank heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden terugbetaald, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst, Landelijk incasso centrum, verweerder.

Procesverloop

Bij dwangbevel met datum terpostbezorging 14 augustus 2019 heeft verweerder aan eiser een dwangbevel met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting premie volksverzekeringen 2017 uitgevaardigd.
Eiser heeft bij brief van 16 augustus 2019 verzet ingesteld tegen het dwangbevel van verweerder van 14 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge van artikel 8:4, eerste lid, en onder b, van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep (en daarmee geen bezwaar) worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel (inclusief de daarin vervatte invorderingskosten). Tegen een dwangbevel staat geen bezwaar en beroep open, omdat in de regel tegen het besluit waaruit de betalingsverplichting voortvloeit als bezwaar en beroep openstond.
3. Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 kan de invordering van de belastingaanslag geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, voor zover hier van belang, kan de belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hij woont of is gevestigd. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het verzet aanvangt met een dagvaarding door de belastingschuldige als eiser aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd al gedaagde.
4. Uit het voorgaande blijkt dat eiser tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel verzet had moeten aantekenen door middel van een dagvaardingsprocedure bij de civiele rechter van de rechtbank. De bestuursrechter van de rechtbank is dan ook niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Dit is tevens aan eiser meegedeeld bij brief van 20 augustus 2019.
5. De rechtbank verklaart zich kennelijk onbevoegd.
6. Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal aan de griffier worden opgedragen het griffierecht terug te betalen aan eiser.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 4 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.