ECLI:NL:RBNHO:2020:9972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
7093383 \ CV EXPL 18-6222
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Luchtvaartcompensatie en buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de kantonrechter op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, en Transportes Aereos Portugueses S.A. (TAP), een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Lissabon, Portugal. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht, waarbij de passagier meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen bij aankomst op de eindbestemming Sevilla. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de relevante Europese regelgeving en eerdere jurisprudentie in acht genomen, waaronder het arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7093383 \ CV EXPL 18-6222
Uitspraakdatum: 9 december 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
gedaagde
hierna te noemen: TAP
gemachtigde mr. G. van Lieshout

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 30 oktober 2019 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum. In dat tussenvonnis is Airhelp in de gelegenheid gesteld te reageren op het verweer van TAP, waarna TAP bij antwoordakte mocht reageren.
1.2.
Airhelp heeft de bedoelde akte op de rol van 27 november 2019 genomen, waarna TAP op de rol van 19 februari 2020 een antwoordakte heeft genomen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming (Sevilla) is gearriveerd, zodat TAP op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C‑549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
2.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft TAP voldoende onderbouwd dat het toestel voorafgaand aan het vertrek uit Amsterdam een later vertrekslot (CTOT) toegewezen heeft gekregen van de luchtverkeersleiding. Een CTOT kan gezien worden als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening, zodat de toegewezen CTOT in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid oplevert. Het betoog van Airhelp dat er geen sprake is van een buitengewone omstandigheid, omdat het besluit van de luchtverkeersleiding in dit geval geen langdurige vertraging heeft veroorzaakt van de onderhavige vlucht, slaagt niet. In het verleden is geoordeeld dat een vertraging van 43 minuten niet als langdurig kan worden aangemerkt en dat de langdurige vertraging met name is veroorzaakt door het missen van de aansluitende vlucht. Voortschrijdend inzicht heeft er echter toe geleid dat de kantonrechter thans van oordeel is dat voor de vraag of sprake is van langdurige vertraging in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, de vertraging van de passagier op de eindbestemming leidend is. Vast staat dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming te Sevilla langdurig was, te weten 23 uur en 5 minuten. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht TP661. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheid heeft het immers voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Sevilla te halen.
2.3.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of TAP alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging de voorkomen. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter ontkennend. TAP heeft gesteld dat zij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaatsen. Airhelp heeft dit gemotiveerd betwist. Vast staat dat aan de passagier een vervangende vlucht is aangeboden, waardoor de passagier de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de luchtvaartmaatschappij – in het kader van de redelijke maatregelen die zij moet treffen om van haar compensatieverplichting te worden vrijgesteld – ervoor moet zorgen dat de passagier zo snel mogelijk een andere rechtstreekse of indirecte vlucht kan nemen, eventueel van een andere luchtvaartmaatschappij, tenzij er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 11 juni 2020, ECLI:EU:C:2020:460). Dit laatste heeft TAP niet aangetoond. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat TAP alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
2.4.
Anders dan TAP is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom toewijsbaar is met ingang van de datum van de vlucht. Op grond van artikel 6:83 sub b BW is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade direct opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf 8 juli 2017.
2.5.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. TAP heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van TAP, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt, met dien verstande dat de gevorderde vertaalkosten niet voor toewijzing in aanmerking komen. TAP heeft betwist dat Airhelp kosten voor een vertaling van de dagvaarding heeft gemaakt. Zij heeft aangevoerd dat de vertaling niet door een professioneel vertaalbureau is gemaakt en dat de vertaling voor talloze zaken hooguit eenmalig heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Airhelp tegenover de gemotiveerde betwisting van TAP onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij vertaalkosten heeft gemaakt. De vordering tot vergoeding van vertaalkosten wordt daarom afgewezen.
2.7.
De door Airhelp gevorderde explootkosten en extra kosten van betekening in het buitenland zijn volgens TAP evenmin gemaakt, omdat de dagvaarding enkel per aangetekende post is verstuurd. De kantonrechter overweegt als volgt. Blijkens de dagvaarding is deze betekend conform de EG-Betekeningsverordening 1393/2007. Ingevolge artikel 14 van de EG-Betekeningsverordening 1393/2007 kan elke lidstaat de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat verblijvende personen rechtstreeks door postdiensten doen verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze. Ingevolge artikel 56 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, mag een deurwaarder een afschrift van het te betekenen stuk of een vertaling van het stuk ook rechtstreeks verzenden aan degene voor wie het stuk bestemd is, overeenkomstig artikel 14 van de EG-Betekeningsverordening 1393/2007. Niet in geschil is dat de dagvaarding per aangetekende post is verzonden als hiervoor bedoeld. Gelet hierop is de dagvaarding naar het oordeel van de kantonrechter aan TAP betekend in de zin van artikel 56 lid 3 Rv. Aan de dagvaarding zijn twee ontvangstbewijzen van aangetekende verzending gehecht. De kosten daarvan bedragen volgens deze ontvangstbewijzen € 13,95 per verzending. TAP heeft ook erkend dat portokosten van in totaal € 27,90 zijn gemaakt. Dit bedrag komt daarom voor toewijzing in aanmerking. TAP heeft aangevoerd dat er afgezien van aangetekende verzending van de dagvaarding geen exploot is uitgebracht. Zij betwist dan ook explootkosten en de opslag btw verschuldigd te zijn. Airhelp heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Zij heeft bij haar akte stukken in de Portugese taal overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat de dagvaarding is betekend door de rechtbank te Lissabon. Los van de vraag of Airhelp dit met deze stukken heeft aangetoond, blijkt uit deze stukken in ieder geval niet dat sprake is geweest van explootkosten en/of extra kosten van betekening in het buitenland. Deze kosten zullen daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
portokosten € 27,90;
griffierecht € 119,00
salaris gemachtigde € 180,00
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter