In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een alimentatiekwestie tussen een man en een vrouw, die in het verleden gehuwd waren. De man, werkzaam in de transportsector, heeft door de Covid-crisis een aanzienlijke daling van zijn inkomen ervaren. Hij heeft zijn verzoek ingediend om de partnerbijdrage te verlagen, omdat hij niet meer in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man voldoende heeft aangetoond dat zijn inkomen in 2020 drastisch is gedaald en dat hij zich heeft ingespannen om zijn inkomen te behouden door andere opdrachtgevers te zoeken. De rechtbank heeft besloten om de partnerbijdrage van de man aan de vrouw te verlagen naar € 516 per maand, met ingang van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022. De rechtbank heeft echter het verzoek van de man om de alimentatie verder te verlagen of op nihil te stellen afgewezen, omdat de vrouw in staat wordt geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw niet kan worden vrijgesteld van haar verplichtingen, ondanks haar psychische problemen, en dat zij haar verdiencapaciteit moet benutten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen in het licht van gewijzigde omstandigheden.