Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
‘Zoals toegezegd berichten wij je het definitieve standpunt van [zoon van gedaagde] t.a.v. de koop van [adres] .
voor de verkoop / bemiddeling van [adres] in overeenstemming met de fam. [echtgenote van gedaagde] / [achternaam gedaagde]’ aan de notaris gestuurd. De nota is niet in het geding gebracht.
verstrekte adviezen bij aankoop uit portefeuille [aanduiding] alsmede van [echtgenote van gedaagde]’ nog niet is betaald. De factuur van 10 februari 2020 (hierna: de Factuur) is niet in het geding gebracht.
U berekent te veel:- 1% provisie dient u te berekenen over 650.000 en dient volgens afspraak deze bij [zoon van gedaagde] in rekening g te worden gebracht, bij wijze van uitzondering wegens bezichtigingen etc. (…)’.
3.De vordering
4.Het verweer
Primair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de dagvaarding nietig is, althans [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren omdat de dagvaarding niet voldoet aan de voorschriften van artikel 85, 111 en 120 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) en [eiseres] niet de opdrachtnemer is van de opdrachtovereenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd.
Subsidiair betwist [gedaagde] het bestaan van een opdrachtovereenkomst met [eiseres] . [gedaagde] betwist ook dat [eiseres] de gestelde werkzaamheden heeft verricht, dat met [eiseres] een vergoeding van € 5.000,- is overeengekomen, dat hij (en [bedrijf van zoon van gedaagde] ) de Factuur heeft ontvangen en dat hij heeft toegezegd te zullen betalen.
Voor het geval [eiseres] wel ontvankelijk is, is [gedaagde] niets verschuldigd, omdat i) [eiseres] niet heeft bewezen dat [gedaagde] een aanbod van de makelaar heeft aanvaard (artikel 3 Algemene Voorwaarden) ii) de opdrachtovereenkomst eind 2018 door [gedaagde] is beëindigd (artikel 12, 14 en 19 van de Algemene Voorwaarden), terwijl de uiteindelijke koopovereenkomst pas daarna is gesloten, iii) deze koopovereenkomst niet door bemiddeling van [eiseres] tot stand is gekomen (artikel 7:426 BW) en iv) [eiseres] in strijd met artikel 7:417 lid 3 en 4 BW kennelijk zowel bij de verkopende als de kopende partij loon in rekening heeft gebracht. Tot slot stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het opstellen van een koopakte geen prijs van € 5.000,- rechtvaardigt.
5.De beoordeling
Ten tweede omdat er op dit moment geen geschil bij de geschillencommissie aanhangig is. [gedaagde] heeft het geschil - nadat hij met de bepaling uit de Algemene Voorwaarden bekend is geworden – niet bij de geschillencommissie aanhangig gemaakt en ook niet de wens geuit dit te willen doen, maar slechts gesteld dat [eiseres] hem de keuze had moeten geven. De kantonrechter acht zich onder die omstandigheden bevoegd van het geschil kennis te nemen.
als tijdens de looptijd van de opdracht een koop- of huurovereenkomst tot stand komt die niet het gevolg is van door de makelaar verleende diensten’. Hoewel de verkoop van de Woning aan [zoon van gedaagde] niet door bemiddeling van [eiseres] tot stand is gekomen, is daardoor toch sprake van een vervulde opdracht en is op grond van artikel 12 van de Algemene Voorwaarden loon verschuldigd op het moment van de overdracht van de Woning.
6.De beslissing
13 oktober 2021;
13 oktober 2021het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van beide partijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
vier wekenna de rolzitting waarop deze bewijsstukken door [eiseres] zijn ingediend;