Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
rolzitting van 8 december 2021 te 10:00 uur;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in het verzet, die niet op de hoogte was van een eerdere veroordeling, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 22 juni 2011. De oorspronkelijke eiser, een V.O.F., had een vordering ingesteld wegens onbetaalde facturen die door de gedaagde in het verzet, de eiser, niet waren voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser in het verzet niet tijdig in verzet is gekomen, omdat de verzettermijn is gaan lopen op 25 februari 2021, de datum waarop de eerste uitbetaling uit hoofde van het gelegde beslag is ontvangen. De kantonrechter heeft de gedaagde in het verzet toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat deze uitbetaling op de genoemde datum heeft plaatsgevonden. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 8 december 2021 voor bewijslevering. De rechter heeft benadrukt dat de rechtszekerheid vereist dat een verstekvonnis op enig moment in kracht van gewijsde gaat, maar dat er ook een belang is voor de veroordeelde partij om de zaak alsnog aan de rechter voor te leggen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden in deze zaak niet rechtvaardigen dat de verzettermijn wordt doorbroken, en dat de eiser in het verzet onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de procedure.