Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
2. [passagier sub 2]
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de passagiers van vlucht AC825 een vordering ingesteld tegen Air Canada, nadat hun vlucht was geannuleerd. De annulering vond plaats op 24 december 2017, als gevolg van een sneeuwstorm die de luchthaven van Toronto trof. De passagiers stelden dat zij recht hadden op financiële compensatie op basis van de Europese Verordening 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht om compensatie te bieden bij annuleringen, tenzij zij kunnen aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Air Canada voerde aan dat de annulering van vlucht AC825 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, namelijk de slechte weersomstandigheden die ook de voorgaande vlucht AC824 beïnvloedden. De kantonrechter oordeelde dat Air Canada niet kon worden gehouden aan compensatie, omdat de annulering inderdaad het gevolg was van de sneeuwstorm, die als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd. De rechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen, en dat er geen alternatieve vluchten beschikbaar waren voor de passagiers. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.