ECLI:NL:RBNHO:2021:10113

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
7838509 \ CV FORM 19-8294
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake annulering van vlucht AC825 door Air Canada en de compensatieplicht van de luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers van vlucht AC825 een vordering ingesteld tegen Air Canada, nadat hun vlucht was geannuleerd. De annulering vond plaats op 24 december 2017, als gevolg van een sneeuwstorm die de luchthaven van Toronto trof. De passagiers stelden dat zij recht hadden op financiële compensatie op basis van de Europese Verordening 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht om compensatie te bieden bij annuleringen, tenzij zij kunnen aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Air Canada voerde aan dat de annulering van vlucht AC825 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, namelijk de slechte weersomstandigheden die ook de voorgaande vlucht AC824 beïnvloedden. De kantonrechter oordeelde dat Air Canada niet kon worden gehouden aan compensatie, omdat de annulering inderdaad het gevolg was van de sneeuwstorm, die als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd. De rechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen, en dat er geen alternatieve vluchten beschikbaar waren voor de passagiers. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7838509 \ CV FORM 19-8294
Uitspraakdatum: 10 november 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers voor hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

wonende te [woonplaats]

4. [passagier sub 4]

wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Canada
statutair gevestigd te Saint-Laurent (Canada)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: P. Frühling

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit de tussenbeschikking van 18 augustus 2021.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Tegen de stelling van de passagiers dat Air Canada in haar schrijven van 8 mei 2018 zou hebben erkend dat andere passagiers die eveneens zouden meevliegen met vlucht AC825 recht hebben op financiële compensatie en daarmee ook de passagiers in kwestie aanspraak maken op compensatie, voert Air Canada aan dat er sprake was van een uitzonderlijke betaling in het kader van een minnelijke regeling in een ander specifiek dossier, zonder enige nadelige erkentenis. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat Air Canada in een enkel geval aan andere passagiers compensatie heeft uitgekeerd, niet dat Air Canada gehouden is in alle andere gevallen op grond van het gelijkheidsbeginsel eveneens de compensatie uit te keren. Dit betoog van de passagiers kan daarom niet slagen.
2.2.
Niet in geschil is dat vlucht AC 825 is geannuleerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor Air Canada. Nu gesteld, noch gebleken is dat Air Canada zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Air Canada. Dit is anders indien Air Canada kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
2.3.
In overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening is – voor zover relevant – vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
2.4.
Air Canada voert aan dat Toronto op 24 december 2017 geteisterd werd door een sneeuwstorm. Vanaf de vroege avond van 24 december 2017 was er sprake van slechte zichtbaarheid op de luchthaven van Toronto. Zo bedroeg de zichtbaarheid om 16:00 uur lokale tijd slechts 800 meter en werd de wolkendichtheid op zo’n 730 meter hoogte bepaald op 8 oktas, hetgeen neerkomt op een geheel bewolkt luchtruim. Dit alles ging gepaard met sneeuwval. Omstreeks 21:00 uur lokale tijd, 5 minuten na de geplande vertrektijd van vlucht AC 824, lag de zichtbaarheid slechts op 400 meter en werd de wolkendichtheid reeds bepaald op 8 oktas op 335 meter hoogte. Volgens Air Canada was er geen andere keuze dan vlucht AC824 te annuleren. Vlucht AC825 zou met hetzelfde toestel worden uitgevoerd, te weten het toestel met registratienummer AC333, en werd dan ook als gevolg hiervan geannuleerd. De passagiers zijn vervolgens zo spoedig mogelijk omgeboekt naar een nieuwe vlucht. Air Canada is geen Europese luchtvaartmaatschappij. Redelijkerwijs kan dan ook niet van Air Canada worden verwacht dat zij een extra vliegtuig en bemanningsleden zou laten overvliegen teneinde een vervangende vlucht aan te bieden aan de passagiers.
2.5.
Eerst in dupliek heeft Air Canada aangevoerd dat sprake was van een capaciteitsbeperking op de luchthaven te Toronto en dat Air Canada genoodzaakt was vlucht AC824 te annuleren vanwege het uitblijven van toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen. Dit verweer is tardief en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de passagiers alsnog in de gelegenheid te stellen te reageren op de productie die Air Canada bij de dupliek heeft gevoegd ter onderbouwing van dit verweer. Air Canada heeft echter wel voldoende aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van weersomstandigheden, die uitvoering van de voorafgaande vlucht en de onderhavige vlucht hebben verhinderd. Air Canada heeft haar stellingen onderbouwd aan de hand van het METAR rapport van 24 en 25 december 2017, alsmede de gedecodeerde METAR gegevens van de weersomstandigheden tijdens de geplande uitvoering van de voorgaande vlucht. Hieruit volgt dat het luchtruim geheel bewolkt was en het zicht daarmee dusdanig slecht dat het toestel op de voorgaande vlucht niet kon opstijgen. Air Canada heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de onderhavige vlucht met hetzelfde toestel zou worden uitgevoerd. Het door de passagiers overgelegde weerrapport kan hen niet baten, nu deze gegevens alleen zien op 25 december 2017, terwijl de voorgaande vlucht gepland stond te vertrekken op 24 december 2017 om 20:55 uur lokale tijd. Daarbij wordt in overweging genomen dat de weersomstandigheden die zich bij de voorgaande vlucht voordeden in dit geval een buitengewone omstandigheid opleveren die doorwerkt op de onderhavige vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020, Transportes Aéreos Portugueses, C‑74/19, waarin is bepaald dat noch de overwegingen 14 en 15, noch artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 de mogelijkheid voor de luchtvaartmaatschappijen die de vlucht uitvoeren om zich op een „buitengewone omstandigheid” te beroepen, beperken tot enkel het geval waarin deze omstandigheid de vertraagde of geannuleerde vlucht heeft getroffen, met uitsluiting van het geval waarin die omstandigheid betrekking had op een eerdere vlucht die door hetzelfde luchtvaartuig is uitgevoerd.
2.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of Air Canada alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. Air Canada voert aan dat zij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vluchten. Vast staat dat Air Canada de passagiers heeft omgeboekt naar een door Air Canada zelf uitgevoerde vlucht van Amsterdam naar Toronto die meer dan 24 uur later dan de geplande vertrektijd van de oorspronkelijke vlucht vertrok (op 26 december 2017) en dat passagiers sub 3 en 4 voorts zijn omgeboekt naar een aansluitende vlucht van Toronto naar Havana (op 27 december 2017). Volgens de passagiers had Air Canada de passagiers kunnen omboeken naar eerdere vluchten, zodat de vertraging was voorkomen dan wel beperkter was gebleven. Air Canada heeft hier tegenin gebracht dat de kerstperiode een zeer gewilde periode is om in te reizen, waardoor het zelfs met de beste inzet niet mogelijk was om de passagiers op een eerdere vervangende vlucht om te boeken. Daarnaast voert de vervoerder aan dat de passagiers ook niet hebben aangetoond dat er plaats was op een andere vlucht. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door de vervoerder zelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de vlucht(en) waarnaar de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt. De kantonrechter meent dat in deze situatie van Air Canada niet meer kon worden verwacht en dat Air Canada in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen.
2.7.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat zij in het ongelijk worden gesteld. De nakosten zijn niet toewijsbaar, nu Air Canada daar eerst in dupliek om heeft verzocht.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Air Canada tot en met vandaag worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter