ECLI:NL:RBNHO:2021:10253

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
9400725 \ CV EXPL 21-4226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens structureel ernstige (geluids)overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonwaard heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning gevorderd, omdat [gedaagde] structureel ernstige overlast zou veroorzaken voor omwonenden. De overlast bestond niet alleen uit geluidsoverlast, maar ook uit intimiderend en bedreigend gedrag. Ondanks herhaalde waarschuwingen en afspraken, bleef [gedaagde] overlast veroorzaken, wat leidde tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 1993 een woning huurt van Woonwaard en dat er in de afgelopen jaren meerdere meldingen van overlast zijn geweest. Woonwaard heeft geprobeerd om met [gedaagde] in gesprek te gaan en hem gedragsaanwijzingen te geven, maar deze hebben niet geleid tot verbetering. De rechter oordeelde dat de overlast zo ernstig was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering van Woonwaard toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen een week na betekening van het vonnis, en tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming.

De rechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de proceskosten, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van huurders om zich als goed huurder te gedragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie [plaats]
Zaaknr./rolnr.: 9400725 \ CV EXPL 21-4226 BL
Uitspraakdatum: 27 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. M.J. Dekker
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
[gedaagde] huurt een woning van Woonwaard. Woonwaard wil de huurovereenkomst ontbinden, omdat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt voor omwonenden. [gedaagde] vindt dat hij de laatste maanden nauwelijks geluidsoverlast heeft veroorzaakt, en wil graag in de woning blijven wonen. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van structureel ernstige overlast, die ontbinding rechtvaardigt. Het gaat niet alleen om geluidsoverlast, maar ook om intimiderend en bedreigend gedrag tegenover buren. [gedaagde] heeft veel kansen gehad, maar is niet in staat gebleken te stoppen met het veroorzaken daarvan. De vordering wordt toegewezen. [gedaagde] moet de woning ontruimen.

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 16 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 5 oktober 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Woonwaard bij brief van 27 september 2021 nog stukken toegezonden en bij akte haar vordering vermeerderd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 16 november 1993 van (de rechtsvoorganger van) Woonwaard de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt op dit moment € 503,51.
2.2.
In artikel 6 lid 3 van de huurovereenkomst is bepaald – onder meer – dat de huurder zich zal onthouden van gedragingen waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen dat deze als hinderlijk en storend worden ervaren door, of overlast bezorgen aan medebewoners of derden aanwezigen in naburige percelen.
2.3.
Naar aanleiding van overlastmeldingen van omwonenden heeft Woonwaard in een brief van 27 oktober 2020 [gedaagde] dringend verzocht te stoppen met het veroorzaken van geluidsoverlast (harde muziek en meezingen) en agressief gedrag tegenover omwonenden.
2.4.
In een brief van 10 november 2020 schrijft Woonwaard aan [gedaagde] dat zij opnieuw overlastmeldingen heeft ontvangen, en wordt [gedaagde] uitgenodigd om hierover met Woonwaard in gesprek te gaan.
2.5.
Op 25 november 2020 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In een brief van 26 november 2020 schrijft Woonwaard hierover aan [gedaagde] dat hij heeft toegegeven geluidsoverlast te veroorzaken door zijn geluidsinstallatie zeer hard aan te zetten, maar dat hij zich niet kan vinden in de agressiemeldingen. Verder bevestigt Woonwaard aan [gedaagde] dat de volgende afspraken zijn gemaakt:
“ - U zet de geluidsinstallatie niet meer hard aan. Mocht u toch muziek willen luisteren gaat u gebruik maken van een koptelefoon.- Wanneer u onjuist bejegend wordt door omwonenden negeert u dit of loopt u er van weg.- Wanneer omwonenden toch geluidsoverlast ervaren, mogen ze u op een fatsoenlijke manier daarop aanspreken.”
2.6.
Op 5, 6 en 7 december 2020 ontvangt Woonwaard weer klachten van omwonenden.
2.7.
Naar aanleiding daarvan schrijft Woonwaard in een brief van 8 december 2020 aan [gedaagde] dat hij zich helaas niet aan de afspraken houdt, dat meerdere omwonenden overlast gemeld hebben, dat [gedaagde] bij twee bewoners die geluidsoverlast hadden gemeld is langsgegaan en een agressieve houding heeft aangenomen en dat hij gedreigd heeft met een hamer op zak te gaan lopen. Woonwaard schrijft verder dat zij contact heeft gehad met de wijkagent, die de agressieve houding van [gedaagde] herkent en snapt dat dit dreigend kan overkomen. Woonwaard geeft [gedaagde] een laatste waarschuwing.
2.8.
Omdat Woonwaard klachten blijft ontvangen wendt zij zich tot haar advocaat. Die sommeert [gedaagde] in een brief van 23 december 2020 om de overlast inclusief agressief gedrag tegenover omwonenden te staken en gestaakt te houden, omdat anders een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gestart zal worden.
2.9.
Uit de ‘Bestuurlijke Rapportage [adres] ’ van de politie aan de burgemeester van de gemeente [plaats] blijkt – onder meer – dat [gedaagde] , naar aanleiding van de hiervoor genoemde brief, op 24 december 2020 de politie heeft gebeld, en heeft gezegd dat de buren noch de politie veilig voor hem zijn. De politie heeft deze informatie doorgegeven aan Vangnet en Advies.
2.10.
Op initiatief van Woonwaard heeft op 13 januari 2021 een Individueel Casusoverleg plaatsgevonden over de situatie van [gedaagde] . Bij dit overleg waren aanwezig de politie, de gemeente, Brijder, Vangnet en Advies en Woonwaard.
2.11.
Nadat het korte tijd rustiger is geweest, heeft Woonwaard vanaf half februari 2021 weer verschillende overlastklachten van omwonenden ontvangen.
2.12.
Bij een brief van 25 maart 2021 heeft Woonwaard een gedragsaanwijzing aan [gedaagde] gezonden, als laatste kans om een procedure tot ontbinding en ontruiming te voorkomen.
2.13.
Op 7 april 2021 heeft [gedaagde] de gedragsaanwijzing bij Woonwaard op kantoor ondertekend. Partijen zijn daarin overeengekomen – samengevat – dat [gedaagde] geen overlast meer zal veroorzaken, en dat Woonwaard in geval van niet nakoming daarvan door [gedaagde] gerechtigd is om ontbinding en ontruiming te vorderen.
2.14.
Eind mei en begin juni 2021 wordt door omwonenden bij Woonwaard en de politie melding gemaakt van incidenten met [gedaagde] .
2.15.
In een brief van 21 juni 2021 schrijft Woonwaard aan [gedaagde] dat hiermee de maat vol is, en geeft zij [gedaagde] de gelegenheid om de huurovereenkomst zelf op te zeggen om een gerechtelijke procedure te voorkomen. [gedaagde] heeft de overeenkomst niet opgezegd.
2.16.
Op 6 en 14 juli 2021 melden omwonenden aan Woonwaard dat [gedaagde] veel schreeuwt, en ’s nachts de muziek weer hard aan had staan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Woonwaard vordert (primair) dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt, [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning op straffe van een dwangsom, en tot betaling van de huur vanaf 1 augustus 2021 tot de datum van ontruiming. Woonwaard legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt, omdat [gedaagde] structureel ernstige overlast aan omwonenden veroorzaakt, ondanks diverse waarschuwingen en geboden kansen om verbetering te laten zien. Subsidiair vordert Woonwaard dat de kantonrechter een gedragsaanwijzing oplegt aan [gedaagde] .
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij graag in de woning wil blijven en de afgelopen maanden geen of nauwelijks geluidsoverlast heeft veroorzaakt, en dat hij zich in de andere aantijgingen niet herkent.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] overlast veroorzaakt in die mate dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden en [gedaagde] de woning moet verlaten. De kantonrechter oordeelt dat dit zo is, en overweegt daarover het volgende.
4.2.
Een huurder moet zich op grond van de wet (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek) als goed huurder gedragen. Een huurder gedraagt zich onder meer niet als goed huurder als hij aan omwonenden overlast bezorgt of angst aanjaagt. Dat [gedaagde] geen overlast mag veroorzaken staat ook in de door hem ondertekende huurovereenkomst. Woonwaard is verplicht om haar huurders rustig huurgenot te verschaffen, en dus op te treden tegen overlast veroorzakende huurders.
4.3.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie sinds 23 september 2018 diverse meldingen geluidsoverlast heeft ontvangen over [gedaagde] . Naar aanleiding van een melding op 18 oktober 2020 heeft de politie een proces-verbaal aan [gedaagde] aangezegd. Daarbij rapporteert de politie dat [gedaagde] erg geïrriteerd was en schreeuwde, en dat de wijkagent Woonwaard ervan in kennis heeft gesteld dat er in één jaar zestien meldingen geluidsoverlast zijn geweest. Woonwaard heeft [gedaagde] hierover aangeschreven op 27 oktober 2020.
4.4.
Vervolgens heeft de politie op 6, 8, 14 november opnieuw overlastmeldingen ontvangen. Ook Woonwaard ontving op 8 en 10 november 2020 meldingen van geluidsoverlast, die hebben geleid tot het gesprek met [gedaagde] op 25 november 2020. In dit gesprek is met [gedaagde] besproken waaraan hij zich moet houden en welk gedrag onacceptabel is voor omwonenden en Woonwaard. Er zijn toen duidelijke afspraken gemaakt, die op 26 november 2020 door Woonwaard aan [gedaagde] zijn bevestigd.
4.5.
Desondanks ontvangen zowel de politie als Woonwaard begin december 2020 weer meldingen van door [gedaagde] veroorzaakte overlast, en is de politie ter plaatse geweest. Naar aanleiding daarvan is [gedaagde] verhaal gaan halen bij zijn buren. De bewoonster van nummer [xxx] schrijft hierover op 6 december 2020 in een e-mail aan Woonwaard dat [gedaagde] bij haar voor de deur stond, en wijzend met zijn vinger, stinkend naar alcohol op dwingende en intimiderende toon zei dat zij hem beter niet moest beschuldigen van agressief gedrag, en dat zij dit doodeng vond. Op 7 december 2020 schrijft de bewoner van nummer [yyy] aan Woonwaard dat [gedaagde] voor zijn deur stond en zei dat hij de geluidsoverlast snapt, maar dat ze hem niet moesten vertellen wat hij moest doen, omdat hij dan met een hamer op zak zou lopen en zou kijken wie er dan nog wat te zeggen zou hebben. Daarop heeft Woonwaard haar advocaat ingeschakeld, die [gedaagde] op 23 december 2020 heeft gesommeerd om de overlast inclusief agressief gedrag tegenover omwonenden te staken en gestaakt te houden. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde] op 24 december 2020 zelf de politie heeft gebeld, en heeft gezegd dat de buren noch de politie veilig voor hem zijn.
4.6.
Nadat het een paar weken rustiger is geweest, wordt vanaf half februari 2021 weer overlast gemeld. Op 6 maart 2021 is de politie bij [gedaagde] langsgegaan. De bewoner van nummer [yyy] mailt op 9 maart 2021 aan Woonwaard dat [gedaagde] vervolgens bij hem aan de deur is geweest om verhaal te halen. De bewoonster van nummer [xxx] mailt hierover op 11 maart 2021 aan Woonwaard dat zij ontzettend bang is dat het een keer echt uit de hand gaat lopen als omwonenden de politie bellen over geluidsoverlast.
4.7.
Ondanks diverse schriftelijke waarschuwingen en gesprekken met [gedaagde] , waarin hem duidelijk is gemaakt welk gedrag onacceptabel is voor omwonenden en waarin [gedaagde] de geluidsoverlast erkende en verbetering beloofde, bleef [gedaagde] dus overlast veroorzaken. Woonwaard heeft [gedaagde] met een gedragsaanwijzing een allerlaatste kans willen geven, om een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. Deze gedragsaanwijzing (een vaststellingsovereenkomst) is op 17 april 2021 door [gedaagde] ondertekend. In deze overeenkomst zijn een aantal afspraken gemaakt, waaronder de verplichting voor [gedaagde] om geen overlast meer te veroorzaken door (onder meer) harde muziek, schreeuwen, dronkenschap, gewelddadig, agressief, bedreigend of intimiderend gedrag. Hiermee is helder en concreet afgesproken welk gedrag [gedaagde] niet meer mag vertonen, en was [gedaagde] een ‘gewaarschuwd mens’.
4.8.
Op 28 en 30 mei 2021 is de politie toch weer naar de woning gegaan naar aanleiding van meldingen over ruzie van [gedaagde] met de buren. De politie rapporteert hierover dat [gedaagde] niet open stond voor een gesprek en naar alle anderen als schuldigen wees. De bewoner van nummer [yyy] schrijft in een e-mail aan Woonwaard dat [gedaagde] bij hem aan de deur verhaal is komen halen. [gedaagde] was boos, er zou een complot zijn en [gedaagde] zou hem en een andere buurman de nek omdraaien, aldus de bewoner. De buurvrouw van nummer [xxx] schrijft op 2 juni 2021 aan Woonwaard dat zij bang is dat de stoppen van [gedaagde] gaan doorslaan en dat hij zijn dreigementen waar zal gaan maken. De politie concludeert in de bestuurlijke rapportage dat de buurtbewoners benadeeld worden in hun woongenot.
4.9.
Op basis van hetgeen hiervoor is omschreven, is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstige en structurele overlast voor omwonenden, veroorzaakt door [gedaagde] . Op de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij in de daaraan voorafgaande negen maanden hooguit drie keer geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Zelfs als dit zo is, dan leidt dit er niet toe dat de vordering van Woonwaard moet worden afgewezen. Gezien de uitdrukkelijke waarschuwingen is dit drie keer te veel, en tekortkomingen uit het verleden kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. Bovendien gaat het niet alleen om geluidsoverlast. Gelet op de bestuurlijke rapportage van de politie en de verklaringen van buren moet ook worden aangenomen dat [gedaagde] tegenover een aantal buren bij herhaling intimiderend en bedreigend gedrag heeft vertoond en is blijven vertonen, ook nadat hij duidelijk is gewaarschuwd dat agressief gedrag tegenover omwonenden niet wordt getolereerd en een gedragsaanwijzing heeft ondertekend waarin dit staat. Met de enkele stelling dat [gedaagde] zich hierin niet herkent heeft hij dit onvoldoende betwist en heeft de kantonrechter er geen vertrouwen in dat [gedaagde] zijn gedrag (blijvend) zal verbeteren.
4.10.
Woonwaard heeft voorafgaand aan de zitting nog aanvullende verklaringen van buren uit september 2021 overgelegd. Daaruit blijkt dat [gedaagde] de laatste tijd inderdaad rustiger is, en niet meer zo vaak en zo lang harde muziek draait. Maar er wordt nog wel overlast ervaren. De buurman van nummer [yyy] schrijft dat hij op 10 augustus 2021 voor het laatst de politie heeft gebeld, en dat [gedaagde] daarna weer bij hem aan de deur is geweest, maar dat hij niet open heeft gedaan, en dat dit onveilig voelde. De buurvrouw van nummer [xxx] schrijft dat het fijn is dat het rustiger is, maar dat zij bang is dat de overlast weer zal toenemen als [gedaagde] na de uitspraak in de woning mag blijven.
4.11.
Gezien alle waarschuwingen en kansen die [gedaagde] heeft gehad, kan van Woonwaard en de buren niet meer worden gevergd dat [gedaagde] nog een kans wordt gegeven in de vorm van een door de kantonrechter op te leggen gedragsaanwijzing. De kantonrechter ziet geen concrete aanknopingspunten om erop te kunnen vertrouwen dat het met een dergelijke gedragsaanwijzing structureel goed zal blijven gaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] op de zitting, naar aanleiding van de vraag hoe het kan dat er na al die jaren dat hij de woning bewoont ineens problemen zijn ontstaan, heeft gezegd dat hij psychische problemen heeft. Daarbij heeft [gedaagde] duidelijk gemaakt dat hij niet bereid is hier hulp bij te zoeken. Woonwaard voert terecht aan dat dit [gedaagde] zijn goed recht is, maar dat psychische problemen niet rechtvaardigen dat [gedaagde] overlast aan zijn buren veroorzaakt, en dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is om zo nodig hulp te zoeken. Het overleg van Woonwaard met de politie, de gemeente, Brijder en Vangnet en Advies heeft er ook niet toe geleid dat [gedaagde] hem geboden hulp heeft aanvaard.
4.12.
Er is niet gebleken van relevante feiten en omstandigheden op grond waarvan ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn.
4.13.
De conclusie is dat de primaire vordering van Woonwaard tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning wordt toegewezen. Daarbij zal aan [gedaagde] een ontruimingstermijn worden gegeven van een week na betekening van dit vonnis.
4.14.
Ook de door Woonwaard gevorderde dwangsom wordt toegewezen. Woonwaard heeft gemotiveerd gesteld dat zij daarbij belang heeft, onder meer omdat gedwongen ontruimingen slechts eenmaal per twee of drie weken plaatsvinden en een dwangsom een prikkel vormt voor vrijwillige ontruiming. Daarbij is van belang dat [gedaagde] de dwangsom niet verschuldigd is wanneer hij vrijwillig aan het vonnis voldoet. De kantonrechter ziet aanleiding de dwangsomveroordeling te maximeren tot € 5.000,00.
4.15.
[gedaagde] zal verder worden veroordeeld tot betaling van € 503,51 voor iedere maand dat de woning niet is ontruimd, ingaande per 1 augustus 2021, voor zover deze huurbedragen nog niet aan Woonwaard zijn betaald.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonwaard worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] binnen een week na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten, met alle daarin van hem, de zijnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd, onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen, met een maximum van € 5.000,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonwaard te betalen € 503,51 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd vanaf 1 augustus 2021, voor zover deze bedragen nog niet aan Woonwaard zijn betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar zijn tot aan de dag van de gehele betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woonwaard tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 121,39
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 374,00 ,
en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Woonwaard worden gemaakt.
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter