ECLI:NL:RBNHO:2021:10260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
8341449 \ CV EXPL 20-1975
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Swiss International Air Lines AG. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Warschau, die op 4 mei 2019 plaatsvond. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming, nadat hij de aansluitende vlucht had gemist. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, Swiss International Air Lines AG, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een wijziging van de slottijden door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon worden gehouden aan de compensatieplicht, omdat hij had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had voldaan aan zijn substantiëringsplicht.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8341449 \ CV EXPL 20-1975
Uitspraakdatum: 27 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG
gevestigd te Basel (Zwitserland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) naar Frederic Chopin Airport, Warschau (Polen) op 4 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Schiphol naar Zürich (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan, omdat hij heeft nagelaten te vermelden hoe laat hij in Warschau is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop hij daarheen is vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat hij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht om 18:40 uur lokale tijd in Warschau is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievlucht Zürich – Amsterdam – Zürich. De voorafgaande vlucht (Zürich – Amsterdam) stond gepland om 07:20 uur lokale tijd te vertrekken. De luchtverkeersleiding heeft echter om 03:26 uur UTC een nieuw slot opgelegd van 05:56 uur UTC (07:56 uur lokale tijd) met vertragingscode 82 (beperkende instructies van de luchtverkeersleiding). De vijf minuten vertraging ontstaan vanwege het verplicht uitladen van bagage van een ingecheckte passagier die toch niet aan boord ging (vertragingscode 85) liep hiermee samen. Het toestel heeft dit slot gebruikt, waarna het om 07:57 uur lokale tijd is opgestegen. De onderhavige vlucht heeft hierdoor 20 minuten vertraging opgelopen (vertragingscode 93). Op de onderhavige vlucht moest daarnaast eveneens bagage van boord worden gehaald omdat een passagier toch niet aan boord ging en werd ook een nieuwe slot opgelegd (met vertragingscode 84). De bemanning van het toestel moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De besluiten van de luchtverkeersleiding zijn in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Als gevolg hiervan is de vlucht met een vertraging van 61 minuten vertrokken en om 12:09 uur lokale tijd in Zürich aangekomen. De passagier heeft vervolgens de aansluitende vlucht naar Warschau met geplande vertrek om 12:05 uur lokale tijd gemist.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vertraging hoofdzakelijk is ontstaan als gevolg van de door de luchtverkeersleiding opgelegde nieuwe slottijden, aangezien de andere genoemde vertragingsoorzaken hiermee samenlopen. De passagier stelt dat de betreffende besluiten niet kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden, omdat geen sprake is van een ‘langdurige vertraging’ zoals volgt uit overweging 15 van de considerans. De vertrekvertraging van de voorafgaande vlucht was volgens de passagier immers maar 20 minuten en de vertrekvertraging van de onderhavige vlucht slechts 38 minuten. Deze stelling kan de passagier echter niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijk vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande en de onderhavige vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Warschau gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging ontstaan als gevolg van de nieuwe slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding als langdurig worden aangemerkt.
4.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheden te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat op de luchthaven van Zürich een minimale overstaptijd van 30 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 55 minuten, hetgeen de kantonrechter voldoende acht. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat niet van de vervoerder kan worden verwacht dat hij bij een geringe vertraging te Schiphol al de passagier had moeten omboeken. De passagier stelt verder nog dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat het niet mogelijk was om de passagier om te boeken naar andere vluchten en beroept zich daarbij, zonder nadere onderbouwing, op het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) waaruit volgt dat, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Aangezien de passagier dezelfde dag is vervoerd en naar eigen verklaring met een vertraging van 4 uur en 45 minuten op de eindbestemming is aangekomen, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter