ECLI:NL:RBNHO:2021:10270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/15/321567 / KG ZA 21-564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding wegens gebrek aan belang na gelijktijdige behandeling van soortgelijke vorderingen

In deze zaak, die op 12 november 2021 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben de eiseressen, Corendon Dutch Airlines B.V., EasyJet Europe Airline GmbH en EasyJet Airline Company Ltd, vorderingen ingediend in een kort geding tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Airport Coordination Netherlands (ACNL). De eiseressen stelden dat zij belang hadden bij hun vorderingen, ondanks dat soortgelijke vorderingen al waren toegewezen in een gelijktijdig behandeld kort geding tussen IATA en ACNL. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eiseressen geen belang meer hadden bij hun vorderingen, omdat de inhoudelijke vorderingen identiek waren aan die in de andere zaak, en deze reeds waren toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Corendon c.s. dan ook afgewezen wegens gebrek aan belang.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 29 oktober 2021, waarbij de voorzieningenrechter de verzoeken van de eiseressen om de datum van de behandeling te bepalen, heeft ingewilligd. De mondelinge behandeling vond plaats in hybride vorm, waarbij sommige partijen fysiek aanwezig waren en anderen via een beeld- en geluidsverbinding deelnamen. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis ook de proceskosten aan de zijde van Corendon c.s. toegewezen aan ACNL, omdat deze geen duidelijkheid had verschaft over haar verweren voorafgaand aan de zitting. De kosten zijn begroot op € 2.289,52, te vermeerderen met wettelijke rente.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in de incidenten afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/321567 / KG ZA 21-564
Vonnis in kort geding van 12 november 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORENDON DUTCH AIRLINES B.V.,
gevestigd te Lijnden,
2. een vennootschap naar Oostenrijks recht
EASYJET EUROPE AIRLINE GMBH,
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
3. een vennootschap naar Engels recht
EASYJET AIRLINE COMPANY LTD,
gevestigd te Luton, Bedfordshire, Verenigd Koninkrijk
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in de incidenten tot voeging,
advocaten mrs. R. Elkerbout en S.L. Boersen te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
AIRPORT COORDINATION NETHERLANDS,
zetelend te Schiphol,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten tot voeging,
advocaten mrs. G. Verberne en P. Juttmann te Amsterdam.
in welke procedure hebben verzocht te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van eiseres:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI AIRLINES NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres in het incident tot voeging,
advocaten mrs. V.R. Pool, R.L.S.M. Pessers en D. Linstra te Rotterdam,
en
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseressen in het incident tot voeging,
advocaten mrs. P.J.F. Huizing en C. Ruers,
Partijen zullen hierna Corendon c.s., ACNL, TUI, KLM en Transavia genoemd worden.
Eiseressen in de incidenten (TUI, KLM en Transavia) zullen gezamenlijk ook worden aangeduid als de voegende partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 12 van de zijde van Corendon c.s.
  • de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv jo. art. 254 Rv met producties 1 t/m 8 van de zijde van TUI
  • de incidentele conclusie tot voeging met producties 1 t/m 5 van de zijde van KLM en Transavia
  • de mondelinge behandeling van 29 oktober 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitaantekeningen van mr. Elkerbout namens Corendon c.s.
  • de pleitnota van mrs. Huizing en Ruers namens KLM en Transavia
  • de pleitnotities van mrs. Pessers en Linstra namens TUI.
1.2.
Corendon c.s. hebben de voorzieningenrechter verzocht om de datum van de mondelinge behandeling te bepalen op 29 oktober 2021, gelijktijdig met de behandeling van het kort geding tussen IATA en ACNL met nummer C/15/321219 / KG ZA 21-540 (hierna: het kort geding tussen IATA en ACNL), vanwege de samenhang tussen de twee zaken. Dit verzoek heeft de voorzieningenrechter ingewilligd.
1.3.
De mondelinge behandeling vond in hybride vorm plaats (een deel van de procesdeelnemers was fysiek aanwezig bij de zitting en de overige procesdeelnemers namen deel aan de zitting via beeld- en geluidverbinding). Aanwezig waren:
- namens Corendon en easyJet: [naam] , [naam] en [naam] , bijgestaan door mrs. S. Boersen en R. Elkerbout,
- namens easyJet: [naam] (via beeld- en geluidsverbinding),
- namens ACNL: [naam] en [naam] , bijgestaan door mrs. Verberne en Juttman,
- namens TUI: [naam] en [naam] , bijgestaan door mrs. Pessers en Linstra voornoemd,
- namens KLM en Transavia: [naam] , [naam] en [naam] , bijgestaan door mrs. Huizing en Ruers voornoemd.
Tevens waren aanwezig:
- namens IATA: [naam] , [naam] , [naam] en [naam] (allen via beeld- en geluidsverbinding), bijgestaan door mrs. Van Galen, Lautenbach en Lorjé voornoemd,
- namens A4A: [naam] (via beeld- en geluidsverbinding), bijgestaan door mrs. Van Galen, Lautenbach en Lorjé voornoemd,
- als tolken voor IATA en A4A: [naam] en [naam] (beiden via beeld- en geluidsverbinding),
- [naam] , directeur juridische zaken bij ACI.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

in de hoofdzaak
2.1.
Corendon c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
ACNL met onmiddellijke ingang te verbieden (i) de Policy Rule Additional Allocation Criteria toe te passen bij slotallocatiebesluiten voor het zomerseizoen 2022 ten aanzien van toekenning van slots op de luchthavens Schiphol, Eindhoven en Rotterdam-The Hague en (ii) voor het zomerseizoen 2022 enige slotallocatie voor de luchthavens te doen plaatsvinden aan de hand van enige bestemmingenlijst;
ACNL te gelasten (i) alle luchtvaartmaatschappijen opnieuw in de gelegenheid te stellen slotaanvragen voor het zomerseizoen 2022 te doen en (ii) voor het zomerseizoen 2022 dezelfde criteria toe te passen die golden voor het zomerseizoen 2021, althans in de rangorde van de criteria genoemd in artikel 8.4.1 WASG geen vooraf vastgestelde rangorde aan te brengen bij slotallocatie voor het zomerseizoen 2022.
subsidiair:
een beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
in elk van bovenstaand geval:
te bepalen dat ACNL een dwangsom verbeurt van EUR 1.000.000,- per dag dat overtreding van het te wijzen vonnis plaatsvindt dan wel voortduurt;
ACNL te veroordelen in de kosten van het onderhavige geding, inclusief eventuele nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van twee weken na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
in het door TUI ingestelde incident
2.2.
TUI vordert in het incident - zakelijk weergegeven - dat de voorzieningenrechter TUI toestaat zich te voegen aan de zijde van Corendon c.s., met veroordeling van ACNL in de kosten van het incident te vermeerderen met de wettelijke rente.
in het door KLM en Transavia ingestelde incident
2.3.
KLM en Transavia vorderen in het incident - zakelijk weergegeven - dat de voorzieningenrechter KLM en Transavia toestaat zich te voegen aan de zijde van Corendon c.s., met veroordeling van ACNL in de kosten van het incident te vermeerderen met de wettelijke rente.
in de hoofdzaak en in de incidenten
2.4.
ACNL voert verweer in de hoofdzaak en in de incidenten.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in de incidenten en in de hoofdzaak

Belang Corendon c.s. en de zich voegende partijen
3.1.
Corendon c.s. hebben bij kort geding dagvaarding toegelicht dat zij de stellingen en vorderingen van IATA onderschrijven. Zij hebben niettemin gekozen om een afzonderlijke kort geding procedure aanhangig te maken, in plaats van een verzoek tot voeging dan wel tussenkomst in te stellen, in verband met het onverhoopte geval dat de vordering van IATA niet door de voorzieningenrechter kon worden beoordeeld. Corendon c.s. betogen dat zij ook zelf een gerechtvaardigd spoedeisend belang hebben bij de vorderingen, zoals tevens ingesteld door IATA.
3.2.
Het onderhavige kort geding en het kort geding tussen IATA en ACNL zijn gezamenlijk behandeld. Op 3 november 2021 heeft de voorzieningenrechter verkort vonnis gewezen in het kort geding tussen IATA en ACNL. Daarin heeft de voorzieningenrechter - voor zover hier van belang - als volgt beslist:
“De voorzieningenrechter:
(…)
- verbiedt ACNL met onmiddellijke ingang de Policy Rule Additional Allocation Criteria toe te passen bij slotallocatiebesluiten voor S22 ten aanzien van toekenning van slots op de luchthavens Schiphol, Eindhoven en Rotterdam-The Hague,
- verbiedt ACNL voor S22 enige slotallocatie voor de luchthavens Schiphol, Eindhoven en Rotterdam-The Hague te doen plaatsvinden aan de hand van enige bestemmingenlijst,
- gelast ACNL alle luchtvaartmaatschappijen tot donderdag 4 november 2021 te 12.00 uur (lokale tijd) in de gelegenheid te stellen om (indien de luchtvaarmaatschappijen daartoe aanleiding zien) hun reeds ingediende slotaanvragen voor S22 te doen vervangen door nieuwe slotaanvragen voor S22, (…)”
3.3.
Een uitwerking van dit vonnis in het kort geding tussen IATA en ACNL is verstrekt op 12 november 2021.
3.4.
Gelet op de omstandigheid dat de vorderingen van IATA in kort geding tussen IATA en ACNL (grotendeels) zijn toegewezen, hebben Corendon c.s. geen belang meer bij hun vorderingen. De vorderingen van Corendon c.s. wijken immers slechts qua bewoordingen op enkele punten af van de vorderingen die aan de orde waren in de zaak tussen IATA en ACNL waarop is beslist bij vonnis van 3 november 2021. Inhoudelijk zijn de vorderingen van Corendon c.s. identiek aan de reeds uitgesproken veroordelingen.
De vorderingen van Corendon c.s. zullen dan ook wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
3.5.
De omstandigheid dat Corendon c.s., anders dan IATA, ook hebben gevorderd dat de veroordelingen van ACNL worden versterkt met een dwangsom is geen reden voor een ander oordeel. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat ACNL in haar hoedanigheid van zelfstandig bestuursorgaan zal nakomen waartoe zij is veroordeeld.
Gelet daarop ligt niet voor de hand dat aan executie van de veroordelingen zal worden toegekomen. Daarom hebben Corendon c.s. geen processueel belang bij een separaat vonnis en executoriale titel.
3.6.
Voor de zich voegende partijen geldt dat zij gelet op het voorgaande evenmin belang hebben bij hun vordering tot voeging, dit te meer niet waar zij in het kort geding tussen IATA en ACNL reeds als zich voegende partij zijn toegelaten.
Proceskosten
3.7.
De voorzieningenrechter ziet ondanks het voorgaande aanleiding om ACNL in de proceskosten te veroordelen van Corendon c.s. Hiervoor is van belang dat ACNL voorafgaand aan de zitting op 29 oktober 2021 geen duidelijkheid heeft willen verschaffen over de door haar te voeren (formele) weren tegen de vorderingen van IATA, waardoor Corendon c.s. zich genoodzaakt hebben gezien zekerheidshalve een afzonderlijk kort geding tegen ACNL te starten. De kosten daarvan komen bij deze stand van zaken voor rekening van ACNL.
3.8.
De kosten aan de zijde van Corendon c.s. worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 98,52
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.524,00(tarief complex kort geding)
Totaal € 2.289,52
3.9.
De proceskosten in de incidenten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Redengevend daartoe is dat geen van partijen in de incidenten kan worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Weliswaar heeft de proceshouding van ACNL eveneens aan de zijde van de voegende partijen tot onnodige kosten geleid, maar in het kort geding tussen IATA en ACNL heeft dit al geresulteerd in een kostenveroordeling ten behoeve van de zich voegende partijen. De voorzieningenrechter ziet daarom onvoldoende aanleiding ook in dit kort geding een proceskostenveroordeling ten behoeve van de zich voegende partijen uit te spreken.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in de incidenten
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
wijst de vorderingen af,
4.4.
veroordeelt ACNL in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van Corendon c.s. worden begroot op € 2.289,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.5.
verklaart het vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 november 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589