ECLI:NL:RBNHO:2021:10308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
21.006765
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van inbeslaggenomen boot

Op 7 mei 2021 is een klaagschrift ingediend door mr. D.J.M. Dammers, gemachtigde van klager, met het verzoek tot opheffing van beslag op de boot genaamd Amethist en teruggave aan klager. De boot was in beslag genomen na een aangifte van diefstal door beslagene, die claimde dat de boot hem toebehoorde. Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 werd het klaagschrift behandeld, waarbij zowel klager als beslagene vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De officier van justitie was ook aanwezig en verklaarde dat de zaak tegen beslagene was geseponeerd, wat de opheffing van het beslag zou rechtvaardigen.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank moest beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. Gezien de verklaring van de officier van justitie dat er geen strafvorderlijk belang meer was, concludeerde de rechtbank dat het beslag opgeheven moest worden. De rechtbank stelde vast dat de boot oorspronkelijk eigendom was van klager, en dat er geen evident bewijs was dat klager afstand had gedaan van zijn eigendom.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond, hefte het beslag op en gelastte de teruggave van de boot aan klager. Deze beschikking werd gegeven door mr. H.D. Overbeek en openbaar uitgesproken op 13 september 2021. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 21.006765
Parketnummer: -
Uitspraakdatum: 13 september 2021
Beschikking(art. 552a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 7 mei 2021 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een klaagschrift van mr. D.J.M. Dammers, gemachtigde van
[klager] ,klager,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
domicilie kiezende aan het Van der Helstplein 3 te (1072 PH) Amsterdam, ten kantore van mr. D.J.M. Dammers, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van:
- een boot, genaamd Amethist.
Op 30 augustus 2021 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klager is verschenen mr. D.J.M. Dammers, voornoemd.
Verder was aanwezig beslagene [beslagene] , bijgestaan door mr. E.C. Gelok, advocaat te Amsterdam.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. A.F. Hof.
[beslagene] heeft eveneens een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend.

2.Beoordeling

-uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken-
Op 6 april 2021 krijgen verbalisanten [naam] en [naam] het verzoek om naar Het Nieuwe Diep 52 te Den Helder te gaan. Ter plaatse treffen zij [beslagene] en [C.] (havenmeester) aan. [beslagene] vertelt dat hij op 22 februari 2021 aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn boot, genaamd Amethist. [C.] vertelt dat zij afgelopen weekend een advertentie op Marktplaats had gezien met de boot waarvan [beslagene] stelt dat die hem toebehoort. De verkoper, [R.] , had de boot naar Den Helder gebracht. [C.] had de boot in opdracht van [R.] uit het water gehaald en schoongespoten.
De boot wordt op 6 april 2021 te Den Helder onder [beslagene] inbeslaggenomen (waarheidsvinding).
Verbalisant [naam] doet onderzoek naar de zaak.
[beslagene] heeft aangifte gedaan van diefstal van de Amethist tussen 16 en 18 februari 2021 uit de haven gevestigd op de Veerdijk te Wormer.
Op 22 februari 2021 heeft [R.] zich gemeld op het politiebureau Linnaeusstraat te Amsterdam. Hij verklaarde een conflict te hebben over twee boten. Deze boten zouden eigendom zijn van [klager] . De boten zouden verwaarloosd zijn en [R.] zou zorgen voor onderhoud. [R.] was in het bezit van een schriftelijke machtiging van [klager] , alsmede van de koopakte van de boot. De boten lagen aangemeerd aan de boot van een gezamenlijke kennis, [W.] .
[W.] vertelt dat twee boten van [klager] aan zijn woonboot zijn vastgemaakt. [klager] vertrok vervolgens naar het buitenland. De twee boten verkeerden in dermate slechte staat, dat ze half onder water lagen. [W.] heeft geprobeerd [klager] te benaderen. In eerste instantie lukte dat wel, maar op een gegeven moment kreeg [W.] geen contact meer met hem. Volgens [W.] is hij na verloop van tijd op basis van zeerecht eigenaar geworden. Vanwege een verslechterende gezondheid heeft [W.] een van de boten, de Amethist, aan [beslagene] geschonken.
-standpunt klager-
Mr. Dammers heeft namens klager aangevoerd dat klager eigenaar van de boot is, zoals blijkt uit de koopovereenkomst. Sinds klagers vertrek naar het buitenland in 2018 liggen de Amethist en de andere boot van klager aan de boot van [W.] in Wormer. [W.] zou het beheer van de boten op zich nemen. Klager heeft diverse malen contact gehad met [W.] en betalingen aan [W.] gedaan. Vanwege gezondheidsklachten belast [W.] [beslagene] met het beheer van de boten.
Klager machtigt echter [R.] om voor de boten te zorgen. [R.] krijgt vervolgens van [beslagene] te horen dat de boot van hem is.
Er zijn geen redenen het beslag te laten voortduren om de waarheid aan de dag te brengen. Evenmin is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de boot zal verbeurdverklaren. Verzocht wordt de boot aan klager terug te geven nu hij nog steeds eigenaar van de boot is.
-standpunt beslagene [beslagene] -
Mr. Gelok heeft namens [beslagene] een beroep gedaan op de artikelen 5:18 BW en 3:35 BW en aangevoerd dat [W.] de boot aan [beslagene] heeft geschonken. Vanwege de slechte staat van de boot is [W.] ervan uitgegaan dat [klager] de boot (waarde nihil) bij hem heeft gedumpt en dat [klager] daarmee afstand heeft gedaan van de boot. [beslagene] heeft veel werkzaamheden aan de boot verricht om deze weer enigszins in goede staat te krijgen.
[W.] kon er in redelijkheid vanuit gaan dat [klager] het eigendomsrecht had verloren: zo was hij niet bereikbaar en was er bijvoorbeeld geen afspraak over het vergoeden van kosten. [W.] was daarmee bevoegd om de boot over te dragen aan [beslagene] . [beslagene] is daarmee rechthebbende. Verzocht wordt om het beslag op te heffen en de boot aan beslagene [beslagene] terug te geven.
-standpunt officier van justitie-
De officier van justitie heeft verklaard dat op 21 juli 2021 de zaak tegen [R.] (verdenking diefstal) is geseponeerd. Het sepot brengt mee dat het beslag kan worden opgeheven. Inmiddels was door klager een klaagschriftprocedure gestart en om die reden is door het Openbaar Ministerie gewacht met de beslissing op het beslag. Inmiddels heeft ook [beslagene] een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend.
Het Openbaar Ministerie stelt zich in gevallen als de onderhavige op het standpunt dat het inbeslaggenomen goed wordt teruggegeven aan beslagene, tenzij evident is dat een ander rechthebbende is. Dat laatste is hier niet het geval. De boot dient derhalve te worden teruggeven aan [beslagene] . In klaagschriftprocedures dient niet de discussie te worden gevoerd over het eigendom.
-de rechtbank overweegt als volgt.
Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv draagt een summier karakter. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden (zie Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823). Het beperkte karakter van de beklag-procedure komt tot uitdrukking in de aan te leggen toetsingsmaatstaven.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet (langer) verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven.
Nu sprake is van meer dan één belanghebbende, dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag aan wie het voorwerp dient te worden teruggegeven zich te laten leiden door hetgeen op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.
Bij de beantwoording van die vraag zal de rechter niet behoren te treden in de beslechting van civielrechtelijke geschillen over eigendom of bezit. Wel spelen civielrechtelijke gezichtspunten een rol bij de toetsing of teruggave aan beslagene gerechtvaardigd is.
Vaststaat dat de boot indertijd is aangekocht door [klager] . Dit wordt ook niet betwist door [W.] en [beslagene] . Beslagene [beslagene] heeft een beroep gedaan op artikel 5:18 BW jo. artikel 3:35 BW. Anders dan de raadsvrouw van beslagene [beslagene] heeft gesteld, is het voor de rechtbank – gelet op de onderbouwde betwisting door [klager] – niet evident duidelijk dat [klager] afstand heeft gedaan van de motorboot en [W.] bevoegd was het eigendom van de motorboot over te dragen. Los van het antwoord op de vraag of [beslagene] inderdaad als een verkrijger te goeder trouw is aan te merken, geldt dat de verkrijging te goeder trouw niet kan worden tegengeworpen aan degene die het bezit van een roerende zaak ongewild is verloren. [klager] heeft derhalve een sterker recht.
De rechtbank zal dan ook gelasten dat het voorwerp aan klager dient te worden teruggegeven.
Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gegrond, heft op het daarop gelegde beslag en gelast de teruggave aan klager van de boot, genaamd Amethist (goednummer [nummer] ).

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door
mr. H.D. Overbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beschikking.