ECLI:NL:RBNHO:2021:10328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
23.004571.09
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de noodzaak van klinische behandeling

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde herhaaldelijk de voorwaarden van zijn invrijheidstelling had overtreden. De veroordeelde was in 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld na een gevangenisstraf van 15 jaar, maar had sindsdien meerdere keren het locatiegebod overtreden, alcohol gebruikt en niet voldaan aan zijn behandelverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat was om zelfstandig van alcohol af te blijven en dat er een hoog recidiverisico aanwezig was. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering en stelde dat de veroordeelde niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn gedrag, gezien zijn problematiek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende grond was om de vordering toe te wijzen en heeft de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroepen voor een periode van 180 dagen. Tevens heeft de rechtbank geadviseerd om een aanvullende voorwaarde van opname en behandeling in een Dubbele Diagnose-kliniek te overwegen, om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat het van belang is dat de reclassering proactief handelt om een geschikte kliniek te vinden voor de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 23.004571.09 (VI)
V.I. zaaknummer 99-000491-31
Uitspraakdatum: 16 november 2021
Beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 6:2:13 (oud) jo 6:6:21 (oud) Sv
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2021 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .

De procedure

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2010 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren (parketnummer 23-004571-09);
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter Alkmaar van 23 februari 2007 is de veroordeelde veroordeeld tot – onder meer – een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer 14-623564-06);
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter Alkmaar van 20 augustus 2008 is de veroordeelde veroordeeld tot – onder meer – een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken (parketnummer 14-700558-08).
De veroordeelde is, met toepassing van artikel 15a (oud) Sr op 17 mei 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de gebruikelijke algemene voorwaarden en onder de volgende bijzondere voorwaarden:
- een contactverbod;
- een locatieverbod- en gebod (welk locatiegebod op 10 oktober 2018 is komen te vervallen);
- een meldplicht bij de reclassering;
- een behandelverplichting bij de Divisie Forensische Psychiatrie (DFP) of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling;
- het deelnemen aan de cognitieve vaardigheidstraining-plus (CoVaplus);
- het meewerken aan en zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
- het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en alle overige voorwaarden en
- het geven van openheid van zaken over zijn financiële situatie en zijn sociale netwerk.
Bovengenoemde voorwaarden zijn nader omschreven in het Besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 18 april 2018, welk besluit op 20 april 2018 aan de veroordeelde is uitgereikt. Aan de voorwaarden is een proeftijd verbonden voor de duur van 1878 dagen.
Per 11 september 2020 is aan deze voorwaarden nog een drugs- en alcoholverbod toegevoegd en de verplichting om ten behoeve van controle van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek en/of een ander controlemiddel. Dit wijzigingsbesluit is op 19 september 2020 aan veroordeelde uitgereikt.
Bij wijzigingsbesluit van 3 maart 2021 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd in die zin, dat het drugsverbod is komen te vervallen en dat opnieuw een locatiegebod is toegevoegd. Het verbod om alcohol te gebruiken en om mee te werken aan controle daarop is gehandhaafd. Dit wijzigingsbesluit is op 5 maart 2021 aan de veroordeelde uitgereikt.
Op 8 oktober 2021 heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling zal herroepen voor een periode van 730 dagen.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 2 november 2021. De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem.
Voorts is als getuige ter terechtzitting verschenen de heer [reclasseringswerker] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.

De standpunten

De officier van justitie heeft ter terechtzitting het gewijzigde standpunt ingenomen dat de vordering dient te worden toegewezen voor 180 dagen.
Daaraan is, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat de veroordeelde voortdurend de voorwaarden die zijn gesteld aan zijn invrijheidstelling overtreedt. Zo heeft hij meerdere malen het locatiegebod (avondklok) overtreden, blijft hij alcohol gebruiken en komt behandeling niet van de grond. Daarnaast komt hij sinds de start van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling regelmatig met politie en justitie in aanraking. Na een eerdere gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en een officiële waarschuwing op 28 september 2021 in verband met het overtreden van het locatiegebod (avondklok) heeft hij geen verandering in zijn gedrag laten zien. Bij toewijzing van de vordering voor 180 dagen kan de reclassering in die periode onderzoeken of er een geschikte kliniek kan worden gevonden waarin de veroordeelde aansluitend kan worden opgenomen ten behoeve van de behandeling van zijn alcoholverslaving en zijn psychische problematiek.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit en verzocht om toevoeging van de voorwaarde van opname en behandeling in een Dubbele Diagnose-kliniek aan de lijst met bijzondere voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling. De veroordeelde heeft zich niet steeds onverkort aan alle voorwaarden gehouden, maar dat is hem gelet op zijn problematiek en geschiedenis ook niet ten volle aan te rekenen. Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zou een herhaling van zetten betekenen. Waarschijnlijk zal er pas een aanmelding uitgaan voor opname in een Dubbele Diagnose-kliniek wanneer de veroordeelde weer vrij komt. Daarna is er nog een wachtlijst. Er gaat op deze manier veel tijd verloren. De informatie over het alcoholgebruik die aan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ten grondslag is gelegd, is bovendien verouderd. Het lukt de veroordeelde om zijn kinderen te bezoeken, terwijl daarbij de strenge eis geldt dat hij vrij van alcohol moet zijn. De controles die in dat verband plaatsvinden, laten steeds zien dat hij op de bezoekmomenten niet heeft gedronken. Ook heeft hij geen afkickverschijnselen laten zien toen hij weer vast kwam te zitten bij schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling. In zijn leven zijn momenteel ook beschermende factoren aanwezig, zoals een nieuwe huurwoning en enige verbetering van zijn financiële situatie. Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zou geen zin hebben.

De beoordeling

De voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, zoals deze ter terechtzitting door de getuige [reclasseringswerker] is toegelicht, stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde de voorwaarden ten aanzien van de behandelverplichting en het abstinent blijven van alcohol heeft overtreden.
Zo vermeldt de reclassering in haar voortgangsrapport van 5 juli 2021 dat de veroordeelde, nadat hij uit detentie kwam na de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 120 dagen in 2020, wederom positieve UC-controles heeft gehad. De veroordeelde heeft vervolgens korte tijd in de PI doorgebracht nadat hij onder invloed van alcohol agenten had beledigd. Begin mei 2021 is hij weer vrijgekomen maar ook daarna waren de UC controles positief. Het lukt veroordeelde niet om zelfstandig van de alcohol af te blijven. Uit het rapport van de reclassering van 5 oktober 2021 volgt dat de keren dat de veroordeelde niet getest werd op alcoholgebruik, hij zelf aangaf dat hij gedronken had in de periode van een week daarvoor. Het lukte hem niet om enkele dagen alcoholvrij te blijven. Dit was nodig om vervolgens het alcoholaversiemiddel Disulfiram/Refusal te kunnen gaan gebruiken. Een korte klinische opname met als doel het alcoholgebruik van de veroordeelde onder controle te krijgen, is nog steeds niet van de grond gekomen.
De verdediging heeft het rapport van de reclassering ten aanzien van de overtreding van bovengenoemde voorwaarden in de kern niet betwist. De omstandigheid dat de veroordeelde voorafgaand aan het bezoek aan zijn kinderen niet positief is getest op alcoholgebruik, laat onverlet dat, zoals hiervoor is vermeld, bij de reclassering wel is vastgesteld dat hij alcohol heeft gebruikt in strijd met het aan hem opgelegde alcoholverbod en dat het niet is gelukt om medicatie op te starten die hem ervan moet weerhouden opnieuw alcohol te gebruiken.
Ter terechtzitting is namens de reclassering het belang van een klinische behandeling onderstreept en heeft de reclassering verzocht een aanvullende voorwaarde op te laten nemen van opname en behandeling in een Dubbele Diagnose-kliniek. Dit belang is onderschreven door de verdediging. De veroordeelde heeft ter terechtzitting de bereidheid uitgesproken om mee te werken aan een dergelijke behandeling. Ook de officier van justitie heeft aangegeven het belang van een behandeling in een Dubbele Diagnose-kliniek te onderkennen en ziet mogelijkheden om tijdens de detentie aanmelding en eventuele opname in een dergelijke kliniek op te starten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor beschreven overtredingen van de bijzondere voorwaarden en daarbij in het bijzonder de gebrekkige medewerking van de veroordeelde aan een behandeling om van zijn alcoholverslaving af te komen, voldoende grond bestaat om de vordering toe te wijzen. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat het recidiverisico door de reclassering nog immer wordt ingeschat op hoog.
Met de officier van justitie en de verdediging ziet ook de rechtbank het belang dat - zowel voor betrokkene als voor de maatschappij - is gediend met een klinische behandeling van de betrokkene, welke nodig is ter voorkoming van recidive. De stappen daartoe, zo begrijpt de rechtbank, zal de officier van justitie in samenwerking met de reclassering zetten als de vordering wordt toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat een periode van 180 dagen toereikend moet zijn voor het openbaar ministerie om, in samenwerking met de reclassering, te bewerkstelligen dat bij hernieuwde voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde een nieuwe bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd. Deze dient in te houden dat de veroordeelde moet meewerken aan een intake bij, en een behandeling in, een Dubbel Diagnose-kliniek of een soortgelijke klinische behandelinstelling.
De rechtbank heeft zelf niet de bevoegdheid om een bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te voegen, maar kan daarover wel een advies uitbrengen aan het openbaar ministerie, hetgeen zij met het voorgaande doet. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat, ter ondersteuning van het vinden van een passende kliniek en van aanmelding en opname, ook van de zijde van de reclassering een pro-actieve houding en de nodige voortvarendheid zal worden betracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering gedeeltelijk toewijzen en wel voor de duur van 180 dagen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 6:2:13 en 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 180 dagen.
Adviseert het Openbaar Ministerie te onderzoeken (al dan niet door een indicatiestelling) of aansluitende plaatsing in een Dubbele Diagnose kliniek, of een soortgelijke klinische behandelinstelling, tot de mogelijkheden behoort en medewerking aan een intake, opname en behandeling aldaar als een aanvullende voorwaarde aan de voorwaardelijke invrijheidstelling te verbinden.
Bepaalt dat van deze periode van 180 dagen zal worden afgetrokken de periode gedurende welke de veroordeelde rechtens zijn vrijheid ontnomen is geweest in verband met schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is genomen door
mr. N.O.P. Roché, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. M.C.J. Lommen rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2021.
Mr. M.C.J. Lommen is buien staat deze beslissing mede te ondertekenen.