ECLI:NL:RBNHO:2021:1034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
8826390 CV EXPL 20-5511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onbetaalde factuur en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft Romeo Serviceproviding B.V. een vordering ingesteld tegen een vennootschap onder firma wegens onbetaalde facturen en buitengerechtelijke kosten. De vordering is ingesteld op 2 oktober 2020, nadat Romeo op 22 augustus 2019 een factuur van € 302,50 had verzonden voor verleende diensten, die door de gedaagden onbetaald was gelaten ondanks herhaalde aanmaningen. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagden de hoofdsom van de factuur hebben erkend, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten en btw betwisten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden, gezien de handelsovereenkomst, de redelijke kosten voor het verkrijgen van voldoening buiten rechte verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft de vordering van Romeo toegewezen tot een bedrag van € 376,15, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De gedaagden zijn ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Romeo worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Flipse op 10 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8826390 CV EXPL 20-5511
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Romeo Serviceproviding B.V.
gevestigd te Hoorn
eiseres
verder te noemen: Romeo
gemachtigde: Incassocenter B.V.
tegen
de vennootschap onder firma [gedaagden] ,
gevestigd en wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
verschenen in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Romeo heeft bij dagvaarding van 2 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Romeo heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagden] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Romeo heeft [gedaagden] op 22 augustus 2019 een factuur gezonden ad € 302,50 wegens verleende diensten (hierna: de factuur), die [gedaagden] onbetaald heeft gelaten, ondanks het sturen van herhaalde aanmaningen.

3.De vordering

3.1.
Romeo vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 434,08, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Romeo legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] op grond van de door partijen gesloten overeenkomst verplicht is de factuur van Romeo te betalen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is [gedaagden] ook buitengerechtelijke kosten en rente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering gedeeltelijk. Zij voert aan – samengevat – dat de vordering in hoofdsom terecht is, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de daarover gevorderde btw onredelijk zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Romeo heeft haar vordering bij conclusie van repliek verminderd met de gevorderde btw.
5.2.
[gedaagden] heeft de vordering van Romeo wat betreft de hoofdsom erkend. Die zal daarom worden toegewezen.
5.3.
Vaststaat verder dat [gedaagden] ondanks aanmaning door Romeo niet heeft betaald. [gedaagden] is, nu sprake is van een handelsovereenkomst, de redelijke kosten verschuldigd ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Romeo vordert ter zake € 45,38. [gedaagden] heeft dit bedrag niet betwist. Dit zal daarom worden toegewezen.
5.4.
Romeo vordert voorts op grond van artikel 6:96 lid 1 betaling van interne invorderingskosten ad € 40,-. Dit bedrag is door [gedaagden] betwist. Romeo heeft haar vordering op dit punt niet onderbouwd. Het vaste bedrag van € 40,- op grond van de Richtlijn 2011/7/EU EG is reeds begrepen in het bedrag aan buitengerechtelijke kosten dat wordt toegewezen. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
5.5.
Nu sprake is van een handelsovereenkomst zal de gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom worden toegewezen, door Romeo tot aan de dagvaarding onbetwist berekend op € 28,27.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van zal toewijzen tot een bedrag van € 376,15.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij in overwegende mate ongelijk krijgt.
5.8.
Daarbij wordt [gedaagden] ook veroordeeld tot betaling van € 37,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Romeo worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan Romeo van € 376,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 302,50 vanaf 2 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Romeo tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 90,60
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 150,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 37,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Romeo worden gemaakt.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter