ECLI:NL:RBNHO:2021:10630

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
15.149369.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van dwang en witwassen, veroordeling voor poging tot dwang en overtreding van gedragsaanwijzing met oplegging van voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder dwang en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten van dwang en tweemaal witwassen, maar hem wel veroordeeld voor poging tot dwang en overtreding van een gedragsaanwijzing. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C. van Venrooij, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.S. Rozenbeek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een opgelegde gedragsaanwijzing, zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden en in de periode van 4 tot en met 8 juni 2021 in de directe omgeving van zijn moeder is geweest. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing, wat resulteerde in de veroordeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn drugsverslaving, en heeft besloten om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van twee jaar.

De benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/149369-21, 15/101834-21 (GEV TTZ), 15/056757-18 (TUL),
15/258211-17 (TUL) en 15/112945-20 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 19 november 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 november 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. van Venrooij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Bloemendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 15/101834-21, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15/149369-21:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2021 tot en met 8 juni 2021 te Den Helder, in elk geval in Nederland telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 april 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- niet zich zal begeven naar, dan wel ophouden in de directe omgeving van (dwz in een straal van 250m rondom) de woning gelegen aan de [adres 2] en
- zich zal onthouden van elk contact met zijn moeder, mevrouw [slachtoffer]
door (telkens) zich binnen een straal van 250m rondom voornoemde woning zich te begeven en (telkens) contact te hebben met zijn moeder, mevrouw [slachtoffer] voornoemd;
In de zaak met parketnummer 15/101834-21:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 8 april 2021 tot en met 13 april 2021 te Den Helder, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte van geld, door:
- zich (in de voor nachtrust bestemde uren) naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
- op de deuren en/of ramen van de woning van die [slachtoffer] te kloppen en/of bonken en/of
- tegen die [slachtoffer] te schreeuwen dat zij geld moest pinnen voor hem, de verdachte en/of
- die [slachtoffer] te volgen en/of (vervolgens) aan de jas van die [slachtoffer] te trekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 8 april 2021 tot en met 13 april 2021 te Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte van geld:
- zich (in de voor nachtrust bestemde uren) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
- op de deuren en/of ramen van de woning van die [slachtoffer] heeft geklopt en/of gebonkt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat zij geld moest pinnen voor hem, de verdachte en/of
- die [slachtoffer] heeft gevolgd en/of (vervolgens) aan de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 18 augustus 2020 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, een goed, te weten een/meerdere geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 18 augustus 2020 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een goed, te weten een/meerdere geldbedrag(en) (van €1709,99 en €2199,99) , heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie een goed, te weten een/meerdere geldbedrag(en) , voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat goed geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode 14 tot en met 18 augustus 2020 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een bankrekening (bij de SNS bank) aan deze onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen en/of
- een bankpas en of de bijbehorende pincode aan deze onbekend gebleven pers(o)on(en) ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Almelo, althans in Nederland, een goed, te weten een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 27 augustus 2020 te Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een goed, te weten een geldbedrag van €5000,-, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie een goed, te weten een geldbedrag, voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat goed geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 augustus 2020 te Almelo, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- een bankrekening (bij de Triodos bank) aan deze onbekend gebleven perso(o)n(en)ter beschikking te stellen en/of
- een bankpas en of bijbehorende pincode aan deze onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer 15/149369-21 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De in de zaak met parketnummer 15/149369-21 en in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak parketnummer 15/101834-21 feiten 1 primair, 2 en 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15/149369-21 en in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
In de zaak met parketnummer 15/149369-21
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 november 2021 afgelegd;
  • een geschrift, te weten: gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh Sv) d.d. 14 april 2021 (dossierpagina’s 10-11).
In de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 november 2021 afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 13 april 2021 (dossierpagina’s 7-8).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15/149369-21 en het in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Onder parketnummer 15/149369-21:
hij op tijdstippen in de periode van 4 juni 2021 tot en met 8 juni 2021 te Den Helder telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 14 april 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet zal begeven naar, dan wel ophouden in de directe omgeving van (dat wil zeggenin een straal van 250m rondom) de woning gelegen aan de [adres 2] en
- zich zal onthouden van elk contact met zijn moeder, mevrouw [slachtoffer]
door telkens binnen een straal van 250m rondom voornoemde woning zich te begeven en telkens contact te hebben met zijn moeder, mevrouw [slachtoffer] voornoemd.
Onder parketnummer 15/101834-21:
1. subsidiair
hij, in de periode van 8 april 2021 tot en met 13 april 2021 te Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer], door enige feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten de afgifte van geld:
- zich (in de voor nachtrust bestemde uren) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en
- tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat zij geld moest pinnen voor hem, de verdachte, en
- die [slachtoffer] heeft gevolgd en vervolgens aan de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
T.a.v. parketnummer 15/149369-21:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
T.a.v. parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair:
poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) met een proeftijd voor de duur van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijke ISD-maatregel dient te worden opgelegd aan de verdachte, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde ‘begeleid wonen of maatschappelijke opvang’ niet overgenomen dient te worden door de rechtbank. De raadsman acht deze voorwaarde onvoldoende concreet, nu de zinsnede “indien nodig” is opgenomen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, kennelijk ingegeven door zijn drugsverslaving, geprobeerd zijn moeder te dwingen tot afgifte van geld door zich gedurende een aantal dagen meerdere keren (al dan niet in de nacht) naar haar woning te begeven, tegen zijn moeder te schreeuwen en door haar over straat te volgen en aan haar jas te trekken. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich kan voorstellen dat dit dwingend over kwam op zijn moeder. Om de door hem veroorzaakte overlast te eindigen, wordt aan de verdachte op 14 april 2021 een gedragsaanwijzing opgelegd. Deze gedragsaanwijzing houdt in een locatieverbod voor het gebied rondom de woning van de moeder van de verdachte en een contactverbod met haar. Begin juni 2021 gaat de verdachte desondanks naar de woning van zijn moeder en heeft hij contact met haar. Beide feiten hebben betrekking op het contact tussen de verdachte en zijn moeder en hebben grotendeels plaatsgevonden bij de woning van zijn moeder. Dit betekent een ernstige inbreuk op het recht van zijn moeder op een ongestoord privéleven. Bovendien heeft de verdachte blijk gegeven van een tekort aan respect voor beslissingen van de justitiële autoriteiten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds veelvuldig ter zake van strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de sanctietoemeting.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 20 oktober 2021 van [naam 1], als reclasseringswerkster verbonden aan Fivoor. Hoewel de verdachte inmiddels in aanmerking komt voor een onvoorwaardelijk ISD-maatregel, adviseert de reclassering in haar rapport dat aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. De verdachte heeft zich gedurende het schorsingstoezicht geconformeerd aan de afspraken. Verder is hij eerlijk geweest over een terugval in het gebruik van middelen en zich aantoonbaar herpakt. De verdachte is gemotiveerd te werken aan zijn middelengebruik en hij is bezig met het op orde krijgen van zijn leven.
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers betreft het door de verdachte begane feit een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is de verdachte de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, is onderhavig feit begaan na tenuitvoerlegging hiervan, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen en goederen oplegging van de maatregel.
Verder constateert de rechtbank dat eveneens is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie; de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
De rechtbank acht het passend om de maatregel in voorwaardelijke zin aan de verdachte op te leggen, nu de verdachte hard aan zichzelf heeft gewerkt en nog altijd aan het werken is. De verdachte is enkele maanden abstinent van drugs, hetgeen voor de verdachte een belangrijke factor voor het voorkomen van recidive is. De verdachte heeft een terugval in drugsgebruik met Fivoor gedeeld, waarmee hij naar het oordeel van de rechtbank heeft getoond gemotiveerd te zijn om abstinent te blijven en daarbij hulp en begeleiding te krijgen. Tevens heeft de verdachte een baan op een visserskotter en krijgt hij steun van zijn partner. De verdachte heeft zich – behoudens genoemde terugval – gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de bijzondere voorwaarden en heeft gedurende die periode geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Ook hierin ziet de rechtbank aanleiding aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, onder na te noemen bijzondere voorwaarden.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, ziet de rechtbank wel aanleiding om de voorwaarde ‘begeleid wonen of maatschappelijke opvang’ als bijzondere voorwaarde te koppelen aan het opleggen van de voorwaardelijke ISD-maatregel. Gelet op de achtergrond van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank het van belang dat de verdachte een vangnet heeft ten aanzien van zijn huisvesting, niet zijnde (de woning van) zijn moeder. Teneinde dit te waarborgen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde ‘begeleid wonen of maatschappelijke opvang’ eveneens opleggen aan de verdachte.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.149,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt, welke tot op heden worden begroot op nihil.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
In de zaak met parketnummer 15/056757-18
Bij vonnis van 30 maart 2018 in de zaak met parketnummer 15/056757-18 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van diefstal en lokaalvredebreuk veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 18 april 2018 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 13 april 2018 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog geen drie maanden geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel dient te worden afgewezen.
8.2
In de zaak met parketnummer 15/258211-17
Bij vonnis van 13 juli 2018 in de zaak met parketnummer 15/258211-17 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van diefstallen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 1 augustus 2018 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 27 juli 2018 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel dient te worden afgewezen.
8.3
In de zaak met parketnummer 15/112945-20
Bij vonnis van 10 juli 2020 in de zaak met parketnummer 15/112945-20 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van mishandeling en diefstallen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 29 juli 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 juli 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel dient te worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 63, 184a en 284 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15/149369-21 en in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de in de zaak met parketnummer 15/149369-21 en in de zaak met parketnummer 15/101834-21 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met bevel dat deze maatregel
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als overige voorwaarden betreffende het gedrag dat de verdachte:
  • zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich melden bij GGZ Reclassering Fivoor zo frequent en zolang als de reclassering nodig acht;
  • zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord en/of Brijder Verslavingszorg of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • wordt verboden alcohol- en of drugs te gebruiken, zolang de reclassering noodzakelijk acht. De verdachte werkt mee aan controle op het gebruik van middelen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • indien nodig meewerkt aan een aanmelding en plaatsing in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich dan aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte heeft gemaakt, begroot op nihil.
Beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15/056757-18 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15/258211-17 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15/112945-20 opgelegde voorwaardelijke straf.
Beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2021.
Mr. Van Poecke en mr. Jansen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.