Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.De verdere behandeling en beoordeling van de zaak
3.Beslissing:
-
[naam kind] ,geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een man ten aanzien van een minderjarig kind, geboren op 2 november 2020. De rechtbank had eerder een DNA-onderzoek bevolen, maar de man is niet verschenen in de procedure en heeft ook niet deelgenomen aan het DNA-onderzoek. De bijzondere curator heeft verklaard dat het niet te verwachten was dat de man zou meewerken aan het onderzoek. De rechtbank oordeelt dat de man de mogelijkheid had om zekerheid te verschaffen over zijn verwekkerschap door mee te werken aan het DNA-onderzoek, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor heeft de rechtbank de gevolgtrekking gemaakt dat het verzoek van de moeder om het ouderschap vast te stellen, moet worden toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van het kind, ondanks het ontbreken van het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van het kind, dat recht heeft op duidelijkheid over zijn afstamming, zwaarder weegt dan de belangen van de man. Daarnaast heeft de rechtbank een verzoek van de moeder om een kinderbijdrage van € 155,00 per maand voor het kind toegewezen, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De man is ook veroordeeld tot betaling van de kosten van het niet-uitgevoerde DNA-onderzoek, die zijn vastgesteld op € 110,00.
De beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.