ECLI:NL:RBNHO:2021:10795

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/15/321559/HA RK 21/204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.M.J. Anneveld. Het verzoek was gericht tegen mr. P.J. Jansen, de rechter in een aanhangige civiele zaak. De verzoeker stelde dat er redenen waren voor wraking, omdat de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak beide docent waren aan dezelfde onderwijsinstelling en dezelfde achternaam droegen. De rechter heeft echter ontkend deze persoon te kennen en verklaarde dat de naam veel voorkomt in Nederland. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld tijdens een openbare zitting, waarbij zowel de verzoeker als de rechter aanwezig waren. Na beoordeling van de argumenten van de verzoeker en de reactie van de rechter, concludeerde de wrakingskamer dat er geen objectieve of subjectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de schriftelijke vastlegging volgde op 22 november 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/321559/HA RK 21/204
Beslissing van 16 november 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. B.M.J. Anneveld.
Het verzoek is gericht tegen:
Mr. P.J. Jansen ,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 24 oktober 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Bewind, locatie Zaandam aanhangige zaak met als zaaknummer 9113408 CV EXPL 21-1129, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 16 november 2021. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechter is ook verschenen. De rechter, de wrakingskamer en de griffier waren aanwezig in de zittingszaal in het gerechtsgebouw. Verzoeker en zijn gemachtigde waren op hun verzoek via een online computerverbinding via Skype verbonden met de zittingszaal.
1.4
De wrakingskamer heeft vervolgens de mondelinge behandeling gesloten en na een korte schorsing mondeling uitspraak gedaan.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Ten eerste zijn de wederpartij in de hoofdzaak en de rechter allebei docent bij de [onderwijsinstelling] . Het is aannemelijk dat ze elkaar daar op gezelligheidsbijeenkomsten of nascholingsbijeenkomsten hebben getroffen, en elkaar daar dus van kennen. Ten tweede hebben de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak dezelfde achternaam ( [naam 1] ). Het is aannemelijk dat ze familie van elkaar zijn. Tot slot heeft de rechter het verzoek van [verzoeker] om de zitting van 25 oktober 2021 uit te stellen ongemotiveerd afgewezen.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft gereageerd op het verzoek. Hij heeft ten eerste de formele opmerking gemaakt dat de wederpartij in de hoofdzaak '' [naam 2] '' heet en niet '' [naam 1] '', maar dat de gemachtigde van deze wederpartij inderdaad [naam 1] heet, namelijk [naam 1] . Verder merkt hij op dat hij [naam 1] niet kent en voor zover hij weet nog nooit ontmoet heeft, niet persoonlijk en ook niet als docent bij de [onderwijsinstelling] , en dat hij en [naam 1] daar verschillende rechtsgebieden doceren. Ook merkt hij op dat hij en [naam 1] , voor zover hem bekend, geen familie van elkaar zijn en dat de naam [naam 1] zeer veel voorkomt in Nederland en dat het dragen van dezelfde naam als een partij of een gemachtigde geen grond voor wraking is. Tot slot merkt hij op dat de weigering tot uitstel een inhoudelijke beslissing betreft die geen grond kan zijn voor wraking.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
De wrakingskamer merkt allereerst op dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij het verzoek tijdig heeft ingediend. Eén van de gronden voor wraking is de weigering van de rechter om de zitting van 25 oktober 2021 uit te stellen. Deze weigering is per brief van 18 oktober 2021 aan verzoeker gecommuniceerd en het wrakingsverzoek is van 24 oktober 2021, zes dagen na de datum van voormelde brief van de rechtbank. Daarmee is voldaan aan de eis van tijdigheid van het verzoek.
4.3
Verzoeker heeft niets aangevoerd, waaruit zou kunnen volgen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.4
Ook zijn er geen omstandigheden gebleken die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.5
Ten eerste heeft de wrakingskamer geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de rechter dat hij de gemachtigde van de eiser in de hoofdzaak, [naam 1] , niet kent en hem – voor zover bekend – nooit heeft ontmoet. Verzoeker heeft geen omstandigheden aangevoerd die deze overtuiging anders maken. De wrakingskamer neemt hierbij in aanmerking dat de rechter en [naam 1] bij de [onderwijsinstelling] verschillende rechtsgebieden doceren, zodat de stelling van verzoeker dat het aannemelijk is dat ze elkaar van nascholingscursussen kennen daarom al niet steekhoudend is. Voor zover ze nascholingscursussen volgen, zullen ze dat ieder op hun eigen vakgebied doen, en die zijn verschillend.
4.6
De wrakingskamer heeft ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de rechter dat hij en [naam 1] – voor zover hem bekend – geen familie van elkaar zijn. Verzoeker heeft geen omstandigheden aangevoerd die deze overtuiging anders maken. De wrakingskamer merkt in dit verband op dat '' [naam 1] '' inderdaad een veel voorkomende achternaam is in Nederland. De enkele overeenkomst in achternaam levert op zichzelf geen aanwijzing op van objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.
4.7
De wrakingskamer ziet ook in de afwijzing van de rechter op het verzoek van [verzoeker] om de zitting van 25 oktober 2021 uit te stellen geen grond voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing of een procesbeslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking, ook niet als de motivering van die beslissing onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier wordt geacht of ontbreekt. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.8
Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing, ook niet op geleide van daartoe strekkende gronden van wraking. Dat zou neerkomen op een verkapt hoger beroep.
4.9
De wrakingskamer ziet geen grond voor het oordeel dat de rechter met deze afwijzing een beslissing heeft gegeven die naar aard en motivering, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, zodanig is, dat daardoor de gerechtvaardigde vrees kan zijn ontstaan dat de rechter jegens verzoeker in deze hoofdzaak een vooringenomenheid koestert. Deze wrakingsgrond houdt in de kern in dat verzoeker een andere beslissing had verlangd.
4.1
Uit al het voorgaande volgt dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en derhalve geen grond vormen voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.H. Gisolf, en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
De schriftelijke vastlegging van deze beslissing dateert van 22 november 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.