ECLI:NL:RBNHO:2021:10801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/15/316750 / HA ZA 21-303
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering op basis van overbedeling van inboedelgoederen tussen voormalig echtelieden

In deze zaak vordert de man een verklaring voor recht dat de vrouw is overbedeeld voor een bedrag van € 4.000,- en veroordeling tot betaling van dat bedrag. De partijen zijn voormalig echtelieden wiens huwelijk op 14 december 2020 is ontbonden. In de echtscheidingsbeschikking was bepaald dat de vrouw gedurende drie maanden na de inschrijving van de echtscheiding het gebruik van de (voormalig) echtelijke woning en de inboedel mocht voortzetten. Na deze termijn heeft de vrouw de woning niet direct verlaten, wat leidde tot een kort geding waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de inboedel en de woning. De man stelt dat de vrouw de inboedel volledig heeft meegenomen en dat hij daardoor is overbedeeld. De vrouw betwist dit en stelt dat zij voornamelijk eigen spullen heeft meegenomen en dat de inboedel niet de waarde heeft die de man stelt. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de inboedel tussen partijen is verdeeld en dat er sprake is van overbedeling. De vordering van de man wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats 3]
zaaknummer / rolnummer: C/15/316750 / HA ZA 21-303
Vonnis van 1 december 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1], gemeente [plaats 2],
eiser,
advocaat mr. D. Klein te [plaats 1], gemeente [plaats 2],
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 1], gemeente [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. E.B. van Griethuysen te [plaats 3].
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 augustus 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 19 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Het huwelijk is op 14 december 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 2 september 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
In de echtscheidingsbeschikking was onder meer bepaald dat de vrouw gedurende drie maanden na de inschrijving van de echtscheiding het gebruik van de (voormalig) echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de woning) en de inboedel mocht voortzetten.
2.3.
Na ommekomst van die termijn heeft de vrouw de woning niet direct verlaten. De man heeft de vrouw in april 2021 gedagvaard in kort geding en gevorderd dat de vrouw zou worden veroordeeld de woning te verlaten. Partijen hebben tijdens die zitting afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Zij hebben afgesproken dat de vrouw de woning uiterlijk op 15 april 2021 om 17:00 uur zou hebben verlaten en de sleutels van de woning aan de man ter hand zou stellen en dat de man aan de vrouw een bedrag van
€ 4.000,- zou betalen ter zake van over-/onderbedeling. Verder hebben partijen elkaar finale kwijting verleend, behalve ten aanzien van de verdeling van de inboedel. Tot slot hebben zij afgesproken dat de akte van verdeling binnen een maand zou worden verleden.
2.4.
De man heeft op 15 april 2021 de beschikking gekregen over de woning.
2.5.
Op 26 april 2021 heeft de man verlof verzocht en verkregen van de voorzieningenrechter in deze rechtbank om conservatoir beslag doen leggen op roerende zaken in de woning en de opslagbox van de vrouw en conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder de notaris ten laste van de vrouw. In een aanvullende verzoekschrift van 7 mei 2021 heeft de man verlof verzocht voor het doen leggen van maritaal beslag en het doen opmaken van een boedelbeschrijving van de aangetroffen inboedelgoederen in de woning en de opslagbox van de vrouw gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1], het nieuwe woonadres van de vrouw.
2.6.
De deurwaarder heeft op 11 mei 2021 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notaris ten laste van de vrouw en maritaal beslag gelegd op en daarmee een boedelbeschrijving gemaakt van de inboedelgoederen aangetroffen in de woning en de opslagbox van de vrouw.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert een verklaring voor recht dat de vrouw is overbedeeld voor een bedrag van € 4.000,-, met veroordeling van de vrouw tot betaling van dat bedrag aan de man en tot betaling aan de man van de proceskosten waaronder de beslagkosten.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. Hij verklaart dat partijen de inboedel nog niet hadden verdeeld, maar dat de vrouw bij haar vertrek uit de woning de woning volledig heeft leeggehaald. Hij stelt dat de waarde van de inboedel kan worden geschat op een bedrag van € 10.000,- omdat de inboedel voor dat bedrag verzekerd was. Hij wijst er op dat de vrouw ook al meerdere inboedelzaken heeft verkocht via Marktplaats zonder de opbrengst daarvan met hem te delen. Hij stelt dat de vrouw zich de inboedel heeft toegeëigend en als gevolg daarvan is overbedeeld tot een bedrag van € 4.000,-. Hij stelt dat de vrouw dit bedrag aan hem moet vergoeden. Hij verklaart verder dat hij, omdat de woning nagenoeg was leeggehaald door de vrouw, alles nieuw moet aanschaffen en daardoor veel duurder uit zal zijn maar benadrukt dat hij geen zaken uit de inboedel wil hebben.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij betwist nadrukkelijk dat zij de gehele inboedel heeft meegenomen. Zij verklaart dat zij voornamelijk eigen spullen heeft meegenomen en een aantal spullen uit de gezamenlijke boedel waarvan de zij hoopt dat deze aan haar worden toegedeeld, maar die slechts een minimale restwaarde vertegenwoordigen. Aan de hand van de foto’s die de deurwaarder heeft gemaakt geeft zij een overzicht van de herkomst van de verschillende spullen. Verder verklaart zij dat zij in het verleden wel eens oude spullen heeft willen verkopen via Marktplaats. Daarbij ging het om een droger met waterschade die het niet meer deed, een oude kast, kerstballen en een kindertafeltje, maar zij betwist dat zij zaken uit de inboedel aan het vervreemden is.
Subsidiair betwist zij dat de inboedel € 10.000,- waard was. Zij benadrukt dat het gaat om verouderde spullen en om gebruiksgoederen, zodat het nog maar de vraag is wat de restwaarde van de inboedel was.
Tot slot merkt de vrouw op dat ze het opmerkelijk vindt dat het bedrag dat de man vordert terzake van de gestelde overbedeling precies het bedrag is van € 4.000,- dat de man nog aan haar moet betalen uit de overwaarde op basis van de eerder tijdens het kort geding tussen partijen gemaakte afspraken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de inboedel door de vrouw is verdeeld en dat de vrouw daarbij is overbedeeld, zodat ze hem voor zijn aandeel in de inboedel een vergoeding moet betalen. Hij heeft zich bij de hoogte van zijn vordering (uiteindelijk) gebaseerd op het bedrag waarvoor de inboedel was verzekerd.
4.2.
De vrouw heeft betwist dat zij alle spullen heeft meegenomen uit de woning bij haar vertrek. Zij heeft erkend dat zij een aantal zaken van geringe waarde uit de gezamenlijke inboedel heeft meegenomen waarvan zij hoopt dat deze aan haar worden toegedeeld. Verder heeft zij aangevoerd dat zij zaken heeft meegenomen die zij van haar moeder heeft gekregen. Van een deel van deze zaken heeft de vrouw bonnen overgelegd. De rechtbank wijst de vrouw er op dat, voor zover dit goederen zijn die zijn gekregen of aangeschaft tijdens het huwelijk, deze onderdeel uitmaken van de gemeenschappelijke inboedel en in de uiteindelijke verdeling van de inboedel moeten worden meegenomen, tenzij de vrouw kan aantonen dat zij goederen met een uitsluitingsclausule heeft verkregen.
4.3.
Door de man is gesteld dat de vrouw de woning helemaal heeft leeggehaald bij haar vertrek, en dat zij de spullen die zij niet meer in haar bezit heeft waarschijnlijk heeft verkocht (via Marktplaats) of op een andere manier heeft vervreemd. De vrouw heeft dit betwist.
4.4.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw in ieder geval in november 2020 op Marktplaats heeft geadverteerd met verschillende inboedelspullen. Door de vrouw is niet betwist dat deze goederen onderdeel uitmaakten van de gezamenlijke inboedel. Het stond de vrouw niet vrij deze goederen te verkopen zonder overleg met de man. Anders dan de vrouw schijnt te veronderstellen is de waarde van de goederen daarbij niet relevant. Voor zover de vrouw gemeenschappelijke goederen heeft verkocht dient zij de opbrengst daarvan te delen met de man.
4.5.
Op basis van de door de man overgelegde foto’s van wat hij in de woning heeft aangetroffen na het vertrek van de vrouw kan worden vastgesteld dat de vrouw de woning niet helemaal heeft leeggehaald maar ook de nodige inboedelgoederen heeft achtergelaten in de woning en/of in de bij de woning behorende schuur. Verder blijkt uit die foto’s dat in ieder geval een deel van de door de vrouw op Marktplaats geplaatste meubels (kinderkledingkast, bureau en bureaustoel) niet door de vrouw zijn verkocht, maar in de woning aanwezig waren op het moment dat de man daar de beschikking over kreeg.
4.6.
Uit de hiervoor geschetste stand van zaken volgt dat niet kan worden geoordeeld dat de inboedel tussen partijen is verdeeld en dus ook niet dat sprake is overbedeling van de vrouw zoals door de man is gesteld.
Partijen dienen in onderling overleg alsnog definitieve afspraken te maken over de verdeling van de inboedel, al dan niet door tussenkomst van hun advocaten. In de eerste plaats gaat het daarbij om de verdeling van de inboedel die partijen hadden. Voor zover er voor bepaalde inboedelgoederen aanspraak gemaakt wordt op vergoeding, zou de inboedel, althans delen daarvan eerst moeten worden getaxeerd als partijen het over de waarde niet eens worden. Partijen dienen daarbij in hun afweging te betrekken of de (vaak hoge) kosten van een taxatie opwegen tegen de werkelijke restwaarde van de inboedel. De waarde waarvoor de inboedel was verzekerd is in ieder geval geen goed uitgangspunt daarbij.
4.7.
De vordering van de man wordt dan ook afgewezen. Partijen hebben over en weer een proceskostenveroordeling gevorderd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding af te wijken van de gangbare compensatie van proceskosten tussen (ex) echtelieden.
4.8.
De man vordert verder nog veroordeling van de vrouw in de beslagkosten. Nu zijn vordering wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw is overbedeeld, wordt ook dit deel van zijn vordering afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1155