In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee voormalig echtelieden, die in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het huwelijk is ontbonden op 24 juni 2020, en partijen zijn er niet in geslaagd om in onderling overleg afspraken te maken over de afwikkeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw vordert dat de rechtbank een beslissing neemt over de laatste geschilpunten, waaronder de verdeling van inboedelgoederen en de toedeling van schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in onderling overleg afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de meeste inboedelgoederen, maar dat er nog geschilpunten zijn over de schulden en vorderingsrechten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld aan ABN AMRO Bank, de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst, en de schuld aan International Card Services (ICS) voor het gebruik van een Visacard. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de belastingteruggave en de schadevergoeding voor de scooter aan beide partijen voor de helft toekomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de man met betrekking tot vorderingsrechten op familieleden van de vrouw afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van leningen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.