ECLI:NL:RBNHO:2021:10825
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet ontvankelijk verklaring van ingediend wrakingsverzoek
Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W. Hoogland. Het verzoek was gericht tegen kantonrechter mr. A.E. Merkus. De wrakingsprocedure volgde op een zitting die had plaatsgevonden op 8 oktober 2021, waarbij de verzoeker na de zitting met de eisende partij had geprobeerd tot een schikking te komen, maar dit was niet gelukt. Het wrakingsverzoek werd op 26 oktober 2021 ingediend, waarbij de verzoeker stelde dat de rechter een vooringenomen houding had en de zitting partijdig had geleid.
De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op de feiten die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek, aangezien hij al tijdens de zitting op de hoogte was van deze feiten. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden ingediend zodra de feiten bekend zijn, en dat enige tijd om na te denken over het indienen van een verzoek niet kan worden toegestaan als de verzoeker al bijgestaan werd door een advocaat. Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en werd er geen inhoudelijke behandeling van het verzoek uitgevoerd.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond op 26 oktober 2021, en dat de griffier de betrokken partijen van deze beslissing op de hoogte moet stellen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.