ECLI:NL:RBNHO:2021:10903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
9129770 \ CV EXPL 21-2199
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in luchtvaartzaak over nietigheid van dagvaarding en compensatie bij vluchtannulering

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited, naar aanleiding van een geannuleerde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Lissabon op 6 december 2019. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 800,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder heeft in een incidentele conclusie tot nietigverklaring van de dagvaarding aangevoerd dat deze niet voldoet aan de eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de passagiers geen voldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun vordering. De passagiers hebben echter betoogd dat zij de relevante informatie en documentatie hebben overgelegd, waaronder de datum van de vlucht en het vluchtnummer.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de dagvaarding wel degelijk voldoet aan de vereisten van artikel 111 Rv. De passagiers hebben de feiten en omstandigheden van hun vordering duidelijk omschreven en de relevante producties overgelegd. Het beroep van de vervoerder op nietigheid van de dagvaarding is dan ook afgewezen. De vervoerder is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 75,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van dupliek op 15 december 2021, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9129770 \ CV EXPL 21-2199
Uitspraakdatum: 17 november 2021
Vonnis in het incident van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in de hoofdzaak en verweerders in het incident
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord inhoudende een incidentele conclusie tot nietigverklaring van de dagvaarding, tevens conclusie van antwoord. De passagiers hebben schriftelijk gereageerd in zowel de hoofdzaak als het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De passagiers hebben bij inleidende dagvaarding van de vervoerder, naast nevenvorderingen, betaling gevorderd van € 800,00. De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij op 6 december 2019 vanaf Amsterdam-Schiphol Airport naar Lissabon zouden vliegen. Deze vlucht is geannuleerd. Op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie stellen de passagiers dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
De vervoerder heeft, alvorens zijn standpunten in de conclusie van antwoord nader toe te lichten, in zijn incidentele conclusie gevorderd dat de dagvaarding nietig wordt verklaard. Hij legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat de dagvaarding niet voldoet aan de eis van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De passagiers hebben volgens de vervoerder de algemene stellingen in de dagvaarding niet nader toegelicht dan wel onderbouwd, ook niet aan de hand van producties. Er zijn geen boekingsgegevens overgelegd waaruit volgt dat de passagiers de onderhavige vlucht hadden geboekt, er zijn geen volmachten overgelegd en er is geen documentatie overgelegd waaruit een onderbouwing van het voortraject volgt. De vervoerder heeft hierdoor geen (adequaat) verweer kunnen voorbereiden.
3.2.
De passagier hebben verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het incident

4.1.
Artikel 111 Rv bepaalt in lid 2 sub d, dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt. Het niet voldoen aan dit voorschrift brengt ingevolge artikel 120 lid 1 Rv, nietigheid van de dagvaarding met zich mee.
4.2.
De passagiers hebben, anders dan de vervoerder stelt, bij dagvaarding de door de vervoerder genoemde producties overgelegd. De datum van de vlucht, het vluchtnummer en de grondslag van de vordering (Verordening nr. 261/2004) worden allen genoemd. De feiten en omstandigheden waarop de vorderingen zien, zijn duidelijk omschreven alsmede de vorderingen zelf. Het beroep op de nietigheid van de dagvaarding faalt dan ook.
4.3.
De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het incident, aan de zijde van de passagiers tot op heden begroot op € 75,00;
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
15 december 2021voor conclusie van dupliek;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter