In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited, naar aanleiding van een geannuleerde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Lissabon op 6 december 2019. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 800,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder heeft in een incidentele conclusie tot nietigverklaring van de dagvaarding aangevoerd dat deze niet voldoet aan de eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de passagiers geen voldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun vordering. De passagiers hebben echter betoogd dat zij de relevante informatie en documentatie hebben overgelegd, waaronder de datum van de vlucht en het vluchtnummer.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de dagvaarding wel degelijk voldoet aan de vereisten van artikel 111 Rv. De passagiers hebben de feiten en omstandigheden van hun vordering duidelijk omschreven en de relevante producties overgelegd. Het beroep van de vervoerder op nietigheid van de dagvaarding is dan ook afgewezen. De vervoerder is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 75,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van dupliek op 15 december 2021, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.