ECLI:NL:RBNHO:2021:10906

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
8241306 \ CV EXPL 19-19872
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden in luchtvaartrecht

In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GMBH, gevestigd in Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de vervoerder, arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming na een vertraagde vlucht van Neurenberg naar Amsterdam.

De vervoerder, KLM Cityhopper, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beslissingen van luchtverkeersbeheer in de vorm van CTOT's (Calculated Take Off Times). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde de kantonrechter dat KLM Cityhopper voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door CTOT-beslissingen, die buiten de invloedssfeer van de vervoerder lagen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van Flightright tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en Flightright werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8241306 \ CV EXPL 19-19872
Uitspraakdatum: 24 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GMBH
gevestigd te Duitsland
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.L.S.M. Pessers en mr. K.A. Bossenbroek

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers [passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Neurenberg (Duitsland) via Amsterdam Schiphol-Airport naar Brussel (België) op 15 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Neurenberg naar Amsterdam (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert – kort weergeven – aan dat de vertraging is ontstaan door beslissingen van luchtverkeersbeheer, te weten restricties in de vorm van een CTOT beslissing, en dat dit kwalificeert als een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder geldt. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel is van de rotatie Amsterdam-Neurenberg-Amsterdam. De onderhavige vlucht is om 13:34 uur UTC (15:34 uur lokale tijd), met een vertraging van 1 uur en 4 minuten aangevangen. De vertraging werd grotendeels veroorzaakt door i) de vertraging van de voorafgaande vlucht (vanwege code 93 met 46 minuten) en door ii) CTOT beslissingen van het luchtverkeersbeheer (vanwege code 83 ‘ATFM due to restriction en-route or capacity’ met 18 minuten). De vertraging van de voorafgaande vlucht is eveneens veroorzaakt door CTOT beslissingen van het luchtverkeersbeheer, met vertragingscode 81 ‘ATFM due to ATC enroute demand/capacity”. Een CTOT is een beslissing van de luchtverkeersleiding (NMOC, onderdeel van Eurocontrol) voor een specifiek toestel op een specifieke dag. De vervoerder moet zich houden aan de door de luchtverkeersleiding opgelegde instructie. De CTOT beslissingen liggen dus ook volgens de vervoerder buiten de invloedsfeer van de vervoerder en zijn daarmee een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van de vlucht het gevolg is de vertraging van de voorafgaande vlucht (code 93) die is ontstaan vanwege nieuwe CTOT’s (vertragingscode 81) en CTOT’s opgelegd aan de onderhavige vlucht (vertragingscode 83). Daarbij heeft de vervoerder, tegenover de stelling van Flightright, voldoende toegelicht dat de voorafgaande vlucht tijdens de uitvoering van deze vlucht 11 minuten vertraging heeft ingelopen. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Flightright dat Eurocontrol niet te kwalificeren is als ‘luchtverkeersbeheer’, als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Eurocontrol is de organisatie die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het luchtverkeer in Europa en is daarmee per definitie aan te merken als ‘luchtverkeersbeheer’. Voorts heeft de vervoerder gemotiveerd onderbouwd dat Eurocontrol meerdere malen een nieuwe CTOT heeft opgelegd aan het toestel. Flightright heeft hiertegenover nagelaten te onderbouwen dat een CTOT niet als besluit kan worden aangemerkt. De stelling van Flightright dat een toestelnummer dat wordt genoemd wanneer een CTOT wordt uitgevaardigd niet betekent dat de CTOT op dat toestel was gericht kan de kantonrechter eveneens niet volgen. Een CTOT is immers gericht aan het toestel dat de vlucht uitvoert, als gevolg waarvan deze specifieke vlucht (nog) niet mag vertrekken.
5.6.
Voorts stelt Flightright dat ook de achterliggende reden van de CTOT van belang is voor de beoordeling of sprake is van buitengewone omstandigheden. Met Flightright is de kantonrechter van oordeel dat niet uitgesloten is dat een nieuwe CTOT wordt opgelegd op verzoek van de vervoerder. Flightright heeft echter slechts in het algemeen gesteld dat CTOT’s om uiteenlopende reden worden uitgevaardigd. Tegenover het verweer van de vervoerder heeft Flightright daarmee niet gemotiveerd betwist dat de vervoerder geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de opgelegde CTOT’s in dit specifieke geval. Evenmin is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. De vervoerder heeft daarbij voldoende onderbouwd dat de restricties zijn opgelegd vanwege restricties op de luchthaven van bestemming en restricties op de route. Geconcludeerd wordt dan ook dat het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een andere CTOT een van buiten komende oorzaak is waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT kwalificeert in het onderhavige geval dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Flightright stelt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken omdat de vervoerder tussen de vluchten onvoldoende omdraaitijd, te weten slechts 30 minuten, in acht heeft genomen. De vervoerder betoogt hiertegenover dat een omdraaitijd voor de onderhavige vlucht voldoende is. Op de luchthaven Neurenberg is voor het omdraaien feitelijk nog minder tijd nodig, gelet op de zeer beperkte werkzaamheden. Daarmee was dan ook reeds ruimte ingepland om een eventuele vertraging van de inkomende vluchten op te vangen. De kantonrechter is van oordeel dat het aanhouden van een langere omdraaitijd de vertraging van de vlucht niet had kunnen voorkomen. Het toestel heeft meerdere CTOT’s opgelegd gekregen, waardoor het toestel niet mocht vertrekken. Dit was niet anders geweest, indien de vervoerder een langere omdraaitijd had aangehouden. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder onvoldoende reservetijd in acht heeft genomen tussen de vlucht van Neurenberg en Schiphol en de vlucht van Schiphol naar Brussel. Daarbij heeft de vervoerder onbetwist aangevoerd dat hij de passagiers naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt. De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Weliswaar heeft Flightright verzocht de vervoerder ook in het geval hij wordt gevolgd in zijn stelling dat sprake is van een buitengewone omstandigheid in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. Flightright heeft niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zou zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij Flightright bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.9.
Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter