ECLI:NL:RBNHO:2021:10909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
8855583 \ CV EXPL 20-9281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie luchtverkeersvertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Lufthansa wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Shanghai via Frankfurt. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder wijzigingen in de vluchtplanning door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder vluchtrapporten, waaruit blijkt dat de luchtverkeersleiding meerdere keren een nieuw slot aan de vlucht heeft opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was ontstaan door buitengewone omstandigheden en dat de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie.

De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers niet hadden aangetoond dat zij de procedure niet hadden hoeven starten als zij eerder door de vervoerder waren geïnformeerd over de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8855583 \ CV EXPL 20-9281
Uitspraakdatum: 24 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lufthansa
statutair te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport, Frankfurt am Main (Duitsland) naar Pu Dong, Shanghai op 24 september 2018.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering en vertraging op de eindbestemming gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De voorafgaande vlucht, vlucht LH998, stond gepland om 15:20 uur UTC te vertrekken. Uit het vluchtrapport volgt dat de vlucht met 15 minuten is vertraagd vanwege de vertraagde uitvoering van de daaraan voorafgaande vlucht, negen minuten vanwege vertragingscode 19, zeven minuten vanwege vertragingscode 37 en 40 minuten vanwege door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen (vertragingscode 83).
4.2.
De luchtverkeersleiding heeft om 14:08 uur UTC het oorspronkelijke slot ingetrokken en een slot van 15:45 uur UTC opgelegd, vervolgens is om 15:08 uur UTC een slot van 16:38 uur UTC toegewezen. Hieruit volgt eveneens dat sprake was van samenloop van de vertragingscodes 93, 19 en 37 met een totale duur van 31 minuten. Deze vertragingsoorzaken bestonden immers nog niet op het moment dat de luchtverkeersleiding het slot introk. Het besluit van de luchtverkeersleiding om het slot van 15:20 uur UTC te wijzigen kon daarmee niets te maken hebben. Ook om 15:08 uur UTC was (formeel) nog geen sprake van vertragingscodes 93, 19 en 37. Daarvan is eerst sprake als vlucht LH998 om 15:21 uur UTC de gate nog niet heeft verlaten. De luchtverkeersleiding had dus zelfstandig een reden om het slot te wijzigen en dat stond los van de andere genoemde vertragingscodes.
4.3.
Ook om 16:17 uur UTC was sprake van een zelfstandig besluit van de luchtverkeersleiding om het slot te wijzigen naar 16:47 uur UTC, op dit tijdstip was van vertragingscodes 93, 19 en 37 geen sprake meer. Vlucht LH998 is met een vertraging van 71 minuten vertrokken. Uit het vluchtrapport van vlucht LH999 volgt dat de vertraging tijdens de vlucht gedeeltelijk is ingehaald. Immers staat in het vluchtrapport slechts een vertraging van 42 minuten bij vertragingscode 93 genoemd. Daarnaast is de vertraging met 23 minuten toegenomen vanwege vertragingscode 89, vertraagde ‘start-up’, hetgeen ook een buitengewone omstandigheid is. De vlucht is uiteindelijk om 18:50 uur UTC, in plaats van 17:45 uur UTC vertrokken en om 19:47 uur UTC met een vertraging van 57 minuten aangekomen. De passagiers hebben als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, gepland om 20:05 uur UTC, gemist. De vervoerder heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht naar Shanghai met plaats.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Aangezien vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, is de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder beroept zich op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder de vluchtrapporten van de vluchten en de ‘slot history’ van vlucht LH998 overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuw slot aan de voorafgaande vlucht heeft opgelegd. Voorts heeft de vervoerder gemotiveerd onderbouwd dat sprake is geweest van samenloop tussen de genoemde vertragingscodes, hetgeen de passagiers ook niet hebben betwist. Een beperking of een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder dient immers altijd de instructies van luchtverkeersbeheer op te volgen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de vertraging van vlucht LH998 is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden en dat 42 minuten, gelet op vertragingscode 93, hiervan doorwerken op vlucht LH999. Onbetwist is dat de vertraging van de vlucht met 23 minuten is opgelopen door vertragingscode 89, hetgeen eveneens een buitengewone omstandigheid kan vormen. Er is dan ook voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH998 en vlucht LH999. De vertraging ontstaan als gevolg van de buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Shanghai te halen.
5.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 65 minuten gepland. Niet in geschil is dat de overstaptijd voor de vlucht 45 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagiers over een buffer van 20 minuten beschikten om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen de kantonrechter voldoende acht. Onbetwist is dat de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaatsen. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval hij wordt gevolgd in zijn stelling dat sprake is van een buitengewone omstandigheid in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zou zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter