ECLI:NL:RBNHO:2021:10930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
C/15/320842 / KG ZA 21-511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ondertekening addendum en uitvoering overeenkomst tot aankoop certificaten op aandelen

In deze zaak vorderden de eiseressen, RELAXED HOSPITALITY GROUP B.V. en STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR RELAXED HOSPITALITY, in kort geding dat de gedaagden, [gedaagde 2] c.s., zouden worden verplicht om een addendum te ondertekenen en uitvoering te geven aan een overeenkomst tot aankoop van certificaten op aandelen. De overeenkomst was gesloten op 3 juni 2021, waarbij [gedaagde 1] 4.500 certificaten voor € 450.000,00 zou kopen. De gedaagden weigerden echter medewerking te verlenen aan de levering van de certificaten, onder verwijzing naar een vermeend wilsgebrek bij de totstandkoming van de overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden verplicht waren om het addendum te ondertekenen en uitvoering te geven aan de overeenkomst, en dat zij de gelden alleen mochten gebruiken voor de verbouwing van hotel Marquette. Tevens werd bepaald dat de gedaagden vier keer per jaar rekening en verantwoording moesten afleggen over de besteding van de gelden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiseressen grotendeels toe, met inachtneming van de voorwaarden die in het addendum waren opgenomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/320842 / KG ZA 21-511
Vonnis in kort geding van 17 november 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RELAXED HOSPITALITY GROUP B.V.,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR RELAXED HOSPITALITY,
beiden gevestigd te Haarlem,
eiseressen in conventie,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. W. Schellart te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [plaats],
2.
[gedaagde 1],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.J. Folkeringa te Haarlem.
Partijen zullen hierna RHG c.s. en [gedaagde 2] c.s. genoemd worden. Eisers afzonderlijk zullen RHG en STAK genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 17 van de zijde van RHG c.s.
  • de aanvullende producties 18 t/m 22 tevens wijziging van eis van de zijde van RHG c.s.
  • de brief van 2 november 2021 met producties G1 t/m G4 tevens voorwaardelijke eis in reconventie van de zijde van [gedaagde 2] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 3 november 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Schellart namens RHG c.s.
  • de pleitnota van mr. Folkeringa namens [gedaagde 2] c.s.
1.2.
Bij de gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • namens RHG c.s., [betrokkene 1], bijgestaan door mr. Schellart voornoemd,
  • [gedaagde 1] met zijn partner [betrokkene 2], mede namens [gedaagde 2], bijgestaan door mr. Folkeringa voornoemd,
  • de heer [betrokkene 3] (financieel adviseur van [gedaagde 1]).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten tot aankoop van certificaten op aandelen. Volgens [gedaagde 2] c.s. is sprake van een wilsgebrek bij de totstandkoming van de overeenkomst. Daarom weigeren zij medewerking aan de levering van de certificaten. RHG c.s. vorderden [gedaagde 2] c.s. te veroordelen hieraan medewerking te verlenen, zodat uitvoering kan worden geven aan de overeenkomst en de nadien in een addendum vastgelegde afspraken, bestaande uit onder meer de levering van de certificaten tegen betaling van € 450.000,00.
2.2.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde 2] c.s. veroordelen tot het ondertekenen van het addendum en hen verplichten uitvoering te geven aan de overeenkomst en dit addendum. RHG c.s. mogen de gelden van [gedaagde 2] c.s. alleen gebruiken voor het verbouwen en upgraden van hotel Marquette en moeten vier keer per jaar aan [gedaagde 2] c.s. rekening en verantwoording afleggen over de besteding van de betaalde gelden.

3.De feiten

3.1.
RHG is een vennootschap gericht op het exploiteren van hotels, restaurants en zalencentra. De oprichter van RHG is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]). In 2018 is [betrokkene 1] via RHG chateau Marquette gaan exploiteren, een horecagelegenheid in een kasteel te Heemskerk.
3.2.
[gedaagde 1] is, samen met zijn partner [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), een aantal keren te gast geweest bij chateau Marquette. [gedaagde 1] is bestuurder en eigenaar van [gedaagde 2].
3.3.
Mede om de nadelige gevolgen van de overheidsmaatregelen vanwege Covid-19 te ondervangen heeft [betrokkene 1] de mogelijkheid gecreëerd om te investeren in de onderneming tegen het verkrijgen van certificaten zonder zeggenschap. In juni 2020 is daartoe STAK opgericht. [betrokkene 1] heeft aandelen van zijn holdingvennootschap ‘Erik’s Safehouse B.V.’ in RHG ter certificering geleverd aan STAK.
3.4.
In mei 2021 spraken [gedaagde 1] en [betrokkene 1] over een mogelijke investering in certificaten door [gedaagde 1] ten behoeve van chateau Marquette.
3.5.
Op 3 juni 2021 ondertekenden STAK en [gedaagde 1] de ‘Overeenkomst aankoop certificaten op aandelen’ (hierna: de Overeenkomst), waarin – kort gezegd – is overeengekomen dat [gedaagde 1] 4.500 certificaten op aandelen koopt voor een totaalbedrag van € 450.000,00. In de Overeenkomst staat verder, voor zover van belang:

3. Bestedingsdoel van de aankoop
De certificaten zijn bedoeld voor de verbouwing van hotel Marquette en het upgraden van chateau Marquette en zal uitsluitend hiervoor worden gebruikt.’
Verder ondertekende [gedaagde 1] diezelfde dag drie geldleningsovereenkomsten, om op die wijze meer geld in chateau Marquette te kunnen investeren.
3.6.
Bij e-mail van 4 juni 2021 berichtte de advocaat van [gedaagde 1] aan [betrokkene 1] dat [gedaagde 1] afziet van de koop en de geldleningen, omdat de zaken rooskleuriger zouden zijn afgeschilderd dan uit nadere informatie zou blijken en [gedaagde 1] zou zijn overvallen met de overeenkomsten van geldlening.
3.7.
Op 5 juli 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [betrokkene 1] en [gedaagde 1] en [betrokkene 2], in aanwezigheid van hun advocaten. Tijdens dit overleg heeft [betrokkene 1] alsnog afgezien van de overeenkomsten van geldlening. Wat betreft de Overeenkomst is door [betrokkene 1] ingestemd dat diverse vennootschappen van het concern instaan voor de rentebetalingen. [gedaagde 1] gaf aan te willen uitzoeken of het fiscaal gunstiger is om via zijn vennootschap te participeren dan wel privé. [betrokkene 1] en [gedaagde 1] spraken af de nadere afspraken uit te zullen werken in een overeenkomst.
3.8.
Bij e-mail van 9 juli 2021 stuurde de advocaat van [gedaagde 2] c.s. een addendum aan de advocaat van RHG c.s. De advocaten correspondeerden vervolgens over enkele bepalingen uit het addendum. De advocaat van RHG c.s. berichtte aan de advocaat van [gedaagde 2] c.s., voor zover van belang:
‘(…)
Ik stel voor om nu in ieder geval vast te stellen dat partijen tot een regeling zijn gekomen dat op het volgende neerkomt:
De overeenkomst ter zake de certificaten blijft in stand, levering van de certificaten op korte termijn via de notaris, uw cliënt bekijkt nog te willen deelnemen in privé of via zij BV in welk geval uw cliënt in privé garant staat voor de nakoming van de verplichtingen van de BV, de door u genoemde “garantstellers” staan garant voor de nakoming van de rentebetaling en de overeenkomsten van geldlening komen te vervallen.
En dat u en ik na onze terugkeer (…) contact met elkaar opnemen om eea verder te finetunen. Eens?
(…)’.
3.9.
De advocaat van [gedaagde 1] reageerde op deze e-mail met: ‘Eens’.
3.10.
Bij e-mail van 6 september 2021 berichtte de advocaat van [gedaagde 1] aan de advocaat van RHG c.s., voor zover van belang:
‘De besloten vennootschap van cliënte zal de certificaten nemen. Bijgaand zend ik u de aangepaste overeenkomst. (…)
Graag verneem ik of de aangepaste overeenkomst akkoord is.’
3.11.
In reactie stuurde de advocaat van RHG c.s., voor zover van belang:
‘Ik mis nog een bepaling dat uw cliënt, de heer [gedaagde 1], in staat voor de nakoming van verplichtingen van de B.V. Kunt u die nog toevoegen? Voor het overige geen op- of aanmerkingen. (…)’
3.12.
Ter voorbereiding op de levering van de aandelen heeft de advocaat van [gedaagde 1] contact opgenomen met notaris [betrokkene 4] te Zandvoort. De advocaten corresponderen over enige bij de notaris ontstane vragen. Bij e-mail van 24 september 2021 stuurde de advocaat van [gedaagde 1] aan de advocaat van RHG c.s., voor zover van belang:
‘(…)
Naar aanleiding van gegevens die ik eerder aan de notaris zond, is bij hem (en daarmee bij cliënt) de nodige twijfel ontstaan over de juistheid van de beoogde afspraken. (…)
(…)
Om al deze redenen ziet cliënt af van de certificaten en komt er geen overeenkomst tot stand. (…)
Mocht uw cliënt willen teruggrijpen op de in juni van dit jaar getekende documenten, dan kent u het verweer van cliënt; die documenten zijn getekend onder invloed van wilsgebreken. Daarnaast beroept cliënt zich op de onzekerheidsexceptie van artikel 6:263 BW.’
3.13.
Bij brief van 24 september 2021 heeft de advocaat van RHG c.s. inhoudelijk op de redenen van twijfel gereageerd en [gedaagde 1] in overweging gegeven alsnog tot nakoming van de Overeenkomst bereid te zijn een en ander conform het laatste addendum, met de enkele aanpassing dat [gedaagde 1] in staat voor de verplichtingen van zijn vennootschap. [gedaagde 1] heeft zich hier niet toe bereid verklaard.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
RHG c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. [gedaagde 2] c.s. te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de totstandkoming en ondertekening van een notariële akte door notaris [betrokkene 4] te Zandvoort, waarbij aan [gedaagde 2] 4.500 certificaten in STAK worden geleverd tegen betaling van € 450.000,00 door [gedaagde 2] aan STAK, één en ander conform de koopovereenkomst d.d. 3 juni 2021 en de afspraken daarover als verwoord in de e-mails op 9 juli 2021 en op 6 september 2021;
II. te bepalen dat indien [gedaagde 2] c.s. niet aan deze hoofdveroordeling voldoen, het dictum van het ten deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële akte vereiste wilsverklaring en medewerking van en bevoegde ondertekening door [gedaagde 2];
III. [gedaagde 2] te veroordelen om bij het passeren van de notariële akte € 450.000,00 te betalen via de kwaliteitsrekening van notaris [betrokkene 4] te Zandvoort aan STAK, en STAK om daaraan onvoorwaardelijk en onherroepelijk mee te werken en de notaris opdracht te geven;
IV. [gedaagde 2] c.s. te verbieden voor en na levering van de certificaten over te gaan tot het treffen van bewarende maatregelen zoals conservatoir beslag op of ten aanzien van de koopprijs van de certificaten, op straffe van het verbeuren - hoofdelijk - van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en van € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt, een deel van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 450.000,00;
V. althans die voorziening die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht.
Subsidiair
VI. [gedaagde 2] c.s. te gebieden om zich maximaal in te spannen en die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het ertoe te leiden dat binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis tot uitvoering komt van de overeenkomst aankoop certificaten op aandelen d.d. 3 juni 2021 en de afspraken daarover als verwoord in de e-mails op 9 juli 2021 en op 6 september 2021 en daarmee dat [gedaagde 2] onvoorwaardelijk en onherroepelijk 4.500 certificaten in STAK aanvaardt en de koopprijs van € 450.000,00 aan RHG voldoet zodanig dat RHG gelijktijdig met, althans direct na levering van de certificaten volledig en onvoorwaardelijk over de koopprijs kan beschikken, op straffe van het verbeuren door gedaagden - hoofdelijk - van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en van € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt, een deel van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 450.000,00, althans die voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden acht;
VII. [gedaagde 2] c.s. te verbieden voor en na levering van de certificaten over te gaan tot het treffen van bewarende maatregelen zoals conservatoir beslag op of ten aanzien van de koopprijs van de certificaten, op straffe van het verbeuren - hoofdelijk - van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en van € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt een deel van een dag daaronder begrepen;
Meer subsidiair
VIII. [gedaagde 2] c.s. te veroordelen om binnen 48 uur na het ten deze te wijzen vonnis tot ondertekening over te gaan van het addendum d.d. 6 september 2021 (productie 14), met dien verstande dat:
- in het addendum wordt opgenomen dat de 4.500 certificaten in STAK aan [gedaagde 2] wordt geleverd door Erik’s Safehouse B.V.;
- in het addendum wordt opgenomen dat [gedaagde 1] in staat voor de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde 2];
- het moment van leveren in artikel 1.2 van het addendum wordt aangepast van uiterlijk 30 september 2021 naar uiterlijk 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis;
- onder de verplichting een ondertekend exemplaar van dat addendum aan de advocaat van eisers te verstrekken;
IX. [gedaagde 2] c.s. te veroordelen om aldus uitvoering te (doen) geven aan de overeenkomst aankoop certificaten van 3 juni 2021 (productie 5) en het door hen ondertekende addendum;
X. alles op straffe van het verbeuren van een dwangsom door gedaagden - hoofdelijk - van € 10.000,00 per overtreding en van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 450.000,00;
XI. [gedaagde 2] c.s. te verbieden voor en na levering van de certificaten over te gaan tot het treffen van bewarende maatregelen zoals conservatoir beslag op of ten aanzien van de koopprijs van de certificaten, op straffe van het verbeuren - hoofdelijk - van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en van € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt een deel van een dag daaronder begrepen met een maximum van € 450.000,00;
XII. althans die voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
XIII. [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk des de één betalende de ander is gekweten te veroordelen in de vergoeding van proceskosten en nakosten volgens de wet, één en ander in goede justitie te bepalen.
4.2.
[gedaagde 2] c.s. voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.4.
[gedaagde 2] c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. RHG en STAK te verbieden de door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] te betalen gelden aan te (laten) wenden voor andere doeleinden dan het verbouwen en upgraden van hotel Marquette;
II. RHG en STAK te gebieden op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 1 januari van elk jaar rekening en verantwoording af te leggen aan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] over de besteding van de betaalde gelden (welke rekening en verantwoording voorzien zal zijn van bewijzen, waaronder in elk geval facturen en betaalbewijzen);
III. Het onder I en II gevorderde op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 450.000,00.
4.5.
RHG c.s. voeren verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
[gedaagde 2] c.s. betogen dat een spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt. Het inmiddels gesloten ‘programma ter zake de verkoop van certificaten’ kan eenvoudig heropend worden, om zo de certificaten aan anderen aan te bieden. RHG c.s. hebben zich daarnaast niet verbonden tot het doen van uitgaven met het geld van [gedaagde 2] c.s., zodat daarin evenmin een spoedeisend belang ligt besloten. Dat RHG c.s. belang hebben bij een upgrade van chateau Marquette, betekent nog niet dat dit een spoedeisend belang is.
5.2.
Dit betoog slaag niet. Ter onderbouwing van haar spoedeisend belang hebben RHG c.s. aangevoerd dat de gelden van [gedaagde 2] c.s. op korte termijn nodig zijn voor de geplande renovatieplannen van chateau Marquette. Zij hebben verklaard dat er al afspraken zijn gemaakt met een architect en aannemer. Als niet onmiddellijk duidelijkheid wordt verschaft dan zal de aannemer niet eerder dan oktober 2022 kunnen starten met de verbouwing. Dit heeft invloed op de begroting, omdat de begroting is gebaseerd op de investeringsplannen. Als de renovatie uitblijft zal de begroting niet gerealiseerd worden, wat zijn uitwerking heeft op het rendement van de beleggingen van de overige 283 certificaathouders, aldus RHG c.s.
5.3.
De conclusie uit het voorgaande is dat RHG c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij een zodanig spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Ontvankelijkheid RHG
5.4.
Verder betogen [gedaagde 2] c.s. dat RHG niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat RHG geen partij is bij de Overeenkomst. De Overeenkomst is aangegaan tussen STAK en [gedaagde 1] (voor wie [gedaagde 2] later in de plaats is getreden). Weliswaar wordt in artikel 2 van de Overeenkomst verwezen naar RHG als betaaladres en als degene die de kosten van de notaris zal dragen, maar dat maakt RHG nog geen partij bij de Overeenkomst.
5.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorshands voldoende aannemelijk dat ook RHG partij is bij de Overeenkomst. Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie over het addendum bij de Overeenkomst, en het concept addendum zelf, blijkt immers dat RHG één van de contractspartijen is bij het addendum. Hieruit volgt dat partijen de bedoeling hadden dat ook RHG als contractspartij heeft te gelden. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter RHG dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
Medewerking levering certificaten van aandelen
5.6.
RHG c.s. stellen zich op het standpunt dat [gedaagde 2] c.s. op grond van de Overeenkomst en de daarna gemaakte afspraken daarover (zoals verwoord in de e-mails van 9 juli 2021 en 6 september 2021) gehouden zijn tot betaling van € 450.000,00 door [gedaagde 2] aan STAK, waarvoor aan [gedaagde 2] 4.500 certificaten in STAK worden geleverd.
5.7.
[gedaagde 2] c.s. beroepen zich op vernietiging van de Overeenkomst, omdat de Overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en/of misbruik van omstandigheden. Voorafgaand aan het tekenen van de Overeenkomst heeft [betrokkene 1] onjuiste mededelingen gedaan over het bestedingsdoel van de gelden en is [gedaagde 1] niet gewezen op de mogelijkheid dat hij zijn geld zou kunnen kwijtraken. Ook is de prospectus niet voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomst aan [gedaagde 1] overhandigd. Indien naar het oordeel van de voorzieningenrechter wél sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst, dan beroepen [gedaagde 2] c.s. zich op de onzekerheidsexceptie ex artikel 6:263 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [gedaagde 2] c.s. hebben goede grond te vrezen dat STAK niet in staat zal zijn om de maandelijkse rentebetalingen te doen en na verloop van vijf jaren de certificaten terug te kopen voor een bedrag van minstens € 562.500,00.
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor zover de Overeenkomst onder invloed van dwaling en/of misbruik van omstandigheden tot stand zou zijn gekomen, dit wilsgebrek niet tot aantasting van de Overeenkomst kan leiden. Hoewel (de advocaat van) [gedaagde 1] op
4 juni 2021 aan RHG c.s. heeft bericht af te willen zien van de Overeenkomst, zijn partijen daarna met elkaar in overleg getreden. Dit overleg heeft geresulteerd in het opstellen van een addendum, dat heeft te gelden als een nadere uitwerking van de Overeenkomst. Het is juist (de advocaat van) [gedaagde 2] c.s. die bij e-mail van 6 september 2021 bericht dat [gedaagde 2] de certificaten zal nemen en als bijlage het aangepaste addendum toestuurt. De advocaat van RHG c.s. laat in reactie hierop weten dat hij in het addendum een bepaling mist waaruit volgt dat [gedaagde 1] in staat voor de nakoming van de verlichtingen van [gedaagde 2]. Voor het overige zijn er geen op- of aanmerkingen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat voorshands voldoende aannemelijk is dat tussen partijen wilsovereenstemming bestond over hetgeen is opgenomen in het concept addendum van 6 september 2021 (als nadere uitwerking van de Overeenkomst).
5.9.
Wat betreft de ontbrekende bepaling over het instaan door [gedaagde 1] voor de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde 2] hebben RHG c.s. ter zitting desgevraagd verklaard dat zij hiermee niet
alleverplichtingen van [gedaagde 2] bedoelden, maar slechts de verplichting van [gedaagde 2] tot betaling van de koopsom van € 450.000,00. Ter zitting heeft [gedaagde 1] bevestigd dat de enige verplichting waarvoor hij blijkens de correspondentie zou instaan de betaling van de koopsom is. De voorzieningenrechter stelt vast dat ook over dit aspect dus wilsovereenstemming tussen partijen bestaat. Dit betekent dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst bestaat.
5.10.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het beroep van [gedaagde 2] c.s. op de onzekerheidsexceptie van artikel 6:263 BW. Op grond van dit artikel is de partij die verplicht is om het eerste te presteren, bevoegd de nakoming van haar verbintenis op te schorten, indien na het sluiten van de Overeenkomst te harer kennis gekomen omstandigheden haar goede grond geven te vrezen dat de wederpartij haar daartegenover staande verplichtingen niet zal nakomen. Naar het oordeel van voorzieningenrechter is niet, althans onvoldoende gebleken, dat RHG c.s. niet in staat zal zijn om de rentelasten te betalen. Daarbij is van belang, dat partijen in artikel 2 van het addendum overeen zijn gekomen dat de garantgevers zoals vermeld in het addendum aanhef onder 2, zich ten opzichte van [gedaagde 1] als hoofdelijke medeschuldenaren verbinden voor de verplichting van STAK om de krachtens de Overeenkomst verschuldigde rentebetalingen als eigen schuld aan [gedaagde 1] te voldoen. De op dit punt bestaande vrees was daarmee weggenomen, zodat niet aan de vereisten van artikel 6:263 BW is voldaan. Dit beroep slaagt daarom niet.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde 2] c.s. gehouden zijn tot de nakoming van hun verplichtingen uit de Overeenkomst en de nader gemaakte afspraken, als verwoord in de e-mails op 9 juli, 6 september en 8 september 2021. Omdat bij het primair en subsidiair gevorderde geen rekening wordt gehouden met het aspect dat [gedaagde 1] zal instaan voor de verplichting tot betaling van de koopsom door [gedaagde 2] zullen deze vorderingen worden afgewezen. Hiermee is wel rekening gehouden bij de meer subsidiaire vordering. Daarom zullen de meer subsidiaire vorderingen in conventie onder VIII, IX en X worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd zoals in de beslissing onder 7.3 vermeld.
Bewarende maatregelen
5.12.
[gedaagde 2] c.s. voeren aan dat als het gevorderde verbod tot het treffen van bewarende maatregelen wordt toegewezen, dit ten onrechte zou betekenen dat [gedaagde 2] c.s. nooit meer conservatoir beslag kunnen leggen. Indien sprake is van een geldige overeenkomst, dan houdt dit in dat RHG c.s. hun maandelijkse rentebetalingen moeten doen. Schieten RHG c.s. daarin te kort, dan bestaat er geen enkele reden om [gedaagde 2] c.s. het recht te ontzeggen om ter bewaring van hun vordering conservatoir beslag te leggen.
5.13.
Ter zitting hebben RHG c.s. het verbod tot het treffen van bewarende maatregelen beperkt tot de voldoening van de koopprijs. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter het in conventie onder XI gevorderde verbod tot het treffen van bewarende maatregelen toewijzen met uitzondering van bewarende maatregelen die zien op de door RHG c.s. verschuldigde rentebetalingen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.14.
[gedaagde 2] c.s. hebben de voorzieningenrechter verzocht bij toewijzing van de vordering in conventie die veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vanwege het bestaan van een groot restitutierisico.
5.15.
Vooropgesteld geldt dat wanneer er een voorlopige voorziening wordt verleend, het niet wenselijk is dat de aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis kan opschorten. Gelet op het karakter van een kort geding procedure ligt het voor de hand dat het vonnis dus wel uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Een vonnis dat niet uitvoerbaar bij voorraad is sorteert immers geen effect zodra hoger beroep wordt ingesteld. In de onderhavige situatie dient een belangafweging eveneens in het voordeel van RHG c.s. uit te vallen. Het belang van RHG c.s. om over de gelden te kunnen beschikken weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [gedaagde 2] c.s. van het gestelde restitutierisico. Dit vonnis zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Proceskosten
5.16.
[gedaagde 2] c.s. zullen als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RHG c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 105,18
- griffierecht 4.200,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 5.321,18

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] gehouden zijn enig bedrag aan RHG of STAK te betalen. Deze voorwaarde is door toewijzing van de vordering in conventie onder IX in vervulling gegaan, zodat de voorzieningenrechter hierna de vordering in reconventie zal beoordelen.
Bestedingsdoel gelden
6.2.
[gedaagde 2] c.s. vorderen RHG c.s. te verbieden de gelden voor andere doeleinden dan het verbouwen en upgraden van hotel Marquette te gebruiken. Volgens [gedaagde 2] c.s. zullen de gelden gebruikt worden voor het afbetalen van de schuldenlast die is ontstaan door het aangaan van leningen op basis van crowdfunding. Het ondernemersrisico zal daardoor verschuiven naar [gedaagde 1]. Uit artikel 3 van de Overeenkomst volgt echter dat gelden uit de aankoop van certificaten uitsluitend gebruikt zullen worden voor de verbouwing van hotel Marquette en het upgraden van chateau Marquette. Ter zitting heeft [betrokkene 1] eveneens bevestigd dat de gelden van [gedaagde 2] c.s. alleen dit bestedingsdoel hebben en niet gebruikt zullen worden voor het afbetalen van (crowdfundings)leningen. De vordering onder I zal daarom als feitelijk niet weersproken worden toegewezen.
Rekening en verantwoording
6.3.
[gedaagde 2] c.s. willen op de hoogte gehouden worden over de besteding van de door hen betaalde gelden. Het door hen gevorderde gebod, inhoudende dat RHG c.s. op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 1 januari van elk jaar rekening en verantwoording moeten afleggen aan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] over de besteding van de betaalde gelden, is door RHG c.s. niet betwist. Ter zitting verklaarden zij bereid te zijn [gedaagde 2] c.s. hierin tegemoet te willen komen, tot een maximum van € 450.000,00 aan bestedingen is bereikt. De voorzieningenrechter zal de vordering onder II toewijzen zoals in de beslissing onder 7.10 vermeld.
Dwangsom
6.4.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te beperken zoals in de beslissing onder 7.11 vermeld.
Proceskosten
6.5.
De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van het geding in reconventie aanleiding om de proceskosten te compenseren.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. om binnen zeven dagen na dit vonnis tot ondertekening over te gaan van het addendum d.d. 6 september 2021 (productie 14 bij dagvaarding), met dien verstande dat:
- in het addendum wordt opgenomen dat de 4.500 certificaten in STAK aan [gedaagde 2] wordt geleverd door Erik’s Safehouse B.V.;
in het addendum wordt opgenomen dat [gedaagde 1] in staat voor de verplichtingen van [gedaagde 2] om de koopsom van de certificaten te betalen;
- het moment van leveren in artikel 1.2 van het addendum wordt aangepast van uiterlijk 30 september 2021 naar uiterlijk 14 dagen na dit vonnis;
- onder de verplichting een ondertekend exemplaar van dat addendum aan de advocaat van RHG c.s. te verstrekken,
7.2.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. om aldus uitvoering te (doen) geven aan de overeenkomst aankoop certificaten van 3 juni 2021 (productie 5 bij dagvaarding) en het door hen ondertekende addendum,
7.3.
bepaalt dat [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren van € 5.000,00 per overtreding wanneer zij niet aan de onder 7.1 en 7.2 uitgesproken veroordeling voldoen en van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt,
7.4.
verbiedt [gedaagde 2] c.s. voor en na levering van de certificaten over te gaan tot het treffen van bewarende maatregelen zoals conservatoir beslag op of ten aanzien van de koopprijs van de certificaten, met uitzondering van bewarende maatregelen die zien op de door RHG c.s. verschuldigde rentebetalingen, op straffe van het – hoofdelijk – verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
7.5.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van RHG c.s. tot op heden begroot op € 5.321,18,
7.6.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
7.9.
verbiedt RHG c.s. de door [gedaagde 2] c.s. te betalen gelden aan te (laten) wenden voor andere doeleinden dan het verbouwen en upgraden van hotel Marquette,
7.10.
gebiedt RHG c.s. op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 1 januari van elk jaar rekening en verantwoording af te leggen aan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] over de besteding van de betaalde gelden tot een bedrag van € 450.000,00 (welke rekening en verantwoording voorzien zal zijn van bewijzen, waaronder in elk geval facturen en betaalbewijzen),
7.11.
bepaalt dat RHG c.s. hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren van € 1.000,00 per overtreding wanneer zij niet aan de onder 7.9 en 7.10 uitgesproken veroordeling voldoen en van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
7.12.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.13.
wijst af het meer of anders gevorderde,
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 17 november 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589