[eisers] vordert – samengevat en na eisvermeerdering – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat de kadastrale erfgrens zoals vastgesteld door het Kadaster op 4 september 2020 de erfgrens betreft tussen de percelen van partijen;
primair:
II. [gedaagden] hoofdelijk te bevelen om binnen 3 maanden na het in deze te wijzen vonnis mee te werken aan:
dit op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
subsidiair:
primair:[gedaagden] te veroordelen om als schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad aan [eisers] het eigendom van de strook grond gelegen tussen de huidige schutting en de erfgrens over te dragen met verwijdering van de aangebrachte schutting, hellingbaan en damwand;
subsidiair:[gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadevergoeding;
III. [gedaagden] te bevelen om binnen 7 dagen na een verzoek daartoe van [eisers] de helft van de kosten van de nieuw te plaatsen schutting te betalen, dit op straffe van een dwangsom;
IV. [gedaagden] te bevelen om binnen 14 dagen na dit vonnis, het lichtpunt van de lamp aan de zijgevel van hun woning die het dichtst bij de uitbouw is geplaatst te verwijderen dan wel af te sluiten, dit op straffe van een dwangsom van € 25,- voor iedere keer dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijft;
V. [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de helft van door [eisers] gemaakte kosten ten aanzien van het Kadaster van € 362,50;
VI. [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de kosten voor het tijdelijk ophogen van de schutting van € 146,70, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding;
VII. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten.