ECLI:NL:RBNHO:2021:1111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
C/15/312757 / KG ZA 21-47
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verkoop in beslag genomen aandelen met vorderingen tot meewerken aan executoriale verkoop

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter op 9 februari 2021 uitspraak gedaan over een executiegeschil met betrekking tot de verkoop van in beslag genomen aandelen. De eiseressen, Intraco Holding B.V., Intraco Trading B.V. en New Wave Group AB, hebben vorderingen ingesteld tegen VDS Beheer en [V] om hen te verplichten mee te werken aan de executoriale verkoop van de aandelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen in conventie zijn toegewezen, waarbij VDS Beheer en [V] verplicht zijn om de door de deurwaarder gevraagde gegevens te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Tevens is de vordering in reconventie van VDS Beheer en [V] tot schorsing van de executie afgewezen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er voldoende spoedeisend belang is voor de eiseressen, gezien de geplande executoriale verkoop van de aandelen op 12 februari 2021. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere vonnissen en de context van de zaak, waaronder een eerdere veroordeling van [V] en VDS Beheer tot betaling van een aanzienlijk bedrag. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van [V] bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van New Wave om de executie voort te zetten, en heeft de executie van het vonnis van 22 april 2020 geschorst totdat het gerechtshof Amsterdam in de hoofdzaak een einduitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/312757 / KG ZA 21-47
Vonnis in kort geding van 9 februari 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRACO HOLDING B.V.,
gevestigd te Wormerveer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRACO TRADING B.V.,
gevestigd te Castricum,
3. de vennootschap naar Zweeds recht
NEW WAVE GROUP AB,
gevestigd te Ytterby (Zweden),
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. H. Ruiter te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VDS Beheer],
gevestigd te [plaats] ,
[V] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat mr. C.P.B. Kroep en mr. S. Erkel te Enschede.
Eisers zullen hierna gezamenlijk ook New Wave worden genoemd en gedaagden VDS Beheer en [V] . Afzonderlijk zullen eisers Intraco Holding, Intraco Trading en New Wave worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de eis in kort geding, ingesteld op 27 januari 2021 in de renvooiprocedure met nummer C/15/312362 / KG ZA 21/28,
  • de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021,
  • de aantekeningen mondelinge behandeling van New Wave,
  • de pleitnotitie van VDS Beheer en [V] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De uitgangspunten
2.1.
Intraco Holding en haar dochter Intraco Trading (en enkele andere groepsvennootschappen) drijven een onderneming op het gebied van relatiegeschenken.
De aandelen van Intraco Trading zijn volledig in handen van Intraco Holding.
2.2.
VDS Beheer heeft op 27 juni 2005 Intraco Holding opgericht. New Wave is een beursgenoteerde Zweedse vennootschap. De heren [H] en
[J] (hierna: [J] ) zijn bestuurders en aandeelhouders van New Wave.
2.3.
New Wave en VDS Beheer houden respectievelijk 63,5% en 36,5% van de aandelen in het geplaatst kapitaal van Intraco Holding. [H] , [J] en VDS Beheer vormen het bestuur van Intraco Holding.
2.4.
[V] en VDS Beheer hebben via diverse vennootschappen managementvergoedingen aan zich laten uitbetalen tot een totaal bedrag van € 886.991,-.
2.5.
New Wave is in mei 2018 een onderzoek gestart naar de administratie van Intraco Holding. Uit dat onderzoek zijn diverse onregelmatigheden naar voren gekomen, waarna [H] [V] heeft uitgenodigd voor een bespreking op 4 september 2018. Tijdens die bespreking heeft [H] [V] een termination letter overhandigd, met als bijlage een opsomming van overtredingen van bepalingen van de managementovereenkomst. De bevindingen naar aanleiding van het onderzoek hebben ertoe geleid dat Intraco Holding de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd en [V] de toegang is ontnomen tot zijn bedrijfsmailaccount en de systemen van Intraco Holding.
2.6.
New Wave heeft op 6 september 2018 conservatoir beslag laten leggen op de aandelen die VDS Beheer in Intraco Holding houdt, op een bankrekening van
VDS Beheer, op de aandelen die [V] in VDS Beheer houdt en op een bankrekening van [V] .
2.7.
New Wave is een bodemprocedure tegen [V] en VDS Beheer bij deze rechtbank gestart, waarin zij onder meer veroordeling heeft gevorderd van [V] en VDS Beheer tot betaling van teveel betaalde management fees van in totaal € 886.991,-, verbeurde boetes van € 400.000,-, alsmede een verklaring voor recht dat de managementovereenkomst tussen Intraco Holding en VDS Beheer rechtsgeldig (gedeeltelijk) is ontbonden. Daarnaast heeft New Wave in een afzonderlijke procedure een zogenoemde uitstootvordering als bedoeld in artikel 2:336 lid 1 BW ingesteld jegens VDS Beheer. Deze procedure is met eerdergenoemde procedure gevoegd.
2.8.
Bij vonnis van 22 april 2020 heeft deze rechtbank [V] en VDS Beheer (hoofdelijk) veroordeeld tot het betalen van een bedrag van in totaal € 1.443.402,-.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [V] en VDS Beheer hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.9.
In hetzelfde vonnis heeft de rechtbank verder een tussenbeslissing genomen in de gevoegde procedure tussen New Wave en VDS Beheer (rolnummer: 18-764). De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van New Wave tot overdracht van de aandelen van
VDS Beheer in het kapitaal van Intraco Holding aan New Wave zal worden toegewezen.
Bij tussenvonnis van 26 augustus 2020 heeft de rechtbank onderzoek door een deskundige bevolen die over de prijs van de aandelen bericht moet uitbrengen, een deskundige benoemd en een regiezitting bepaald ter bespreking van onder meer de (definitieve) vraagstelling aan de deskundige.
2.10.
New Wave heeft voornoemd vonnis van 22 april 2020 aan [V] laten betekenen waarmee het conservatoir beslag executoriaal is geworden.
2.11.
Op 29 september 2020 hebben [V] en VDS Beheer bij het gerechtshof Amsterdam in de appelprocedure tegen het vonnis een provisionele vordering ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorbaat van het vonnis, in elk geval ten aanzien van de veroordeling van [V] .
2.12.
Bij beschikking van 17 december 2020 heeft de rechtbank op verzoek van
New Wave de wijze van verkoop van de in beslag genomen aandelen van [V] in VDS Beheer vastgesteld.

3.Het geschil in conventie

3.1.
New Wave vordert samengevat - [V] en VDS Beheer te gebieden om in ieder geval de door New Wave genoemde stukken aan de deurwaarder ter hand te stellen en om de veroordelingen in de beschikking van 17 december 2020 te voorzien van een dwangsom, omdat [V] en VDS Beheer weigeren eraan te voldoen.
3.2.
[V] en VDS Beheer voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[V] en VDS Beheer vorderen samengevat - schorsing van de executie van het beslag op de aandelen van [V] in VDS Beheer uit hoofde van het vonnis van 22 april 2020 totdat het gerechtshof Amsterdam in de zaak van de rechtbank met rolnummer 18-762 in hoger beroep een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak heeft gedaan.
4.2.
New Wave voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[V] heeft verklaard niet aan de geboden in de beschikking van
17 december 2020 te hebben voldaan en te zullen voldoen, omdat hij het niet eens is met die beslissing (althans het vonnis van 22 april 2020 dat eraan ten grondslag ligt). [V] heeft zelfs aanvankelijk het gebod van deze voorzieningenrechter genegeerd om het aandeelhoudersregister naar de zitting in kort geding mee te brengen om de deurwaarder de vereiste aantekening te kunnen laten zetten.
Ter zitting heeft de advocaat van [V] in zijn pleidooi meegedeeld dat het [V] moeilijk kwalijk te nemen valt dat hij niet aan de executieveiling heeft meegewerkt, omdat hij het niet eens is met het vonnis van de rechtbank.
Deze omstandigheden maken dat de vordering van New Wave om het gebod uit de beschikking van 17 december 2020 om de deurwaarder te voorzien van de benodigde gegevens te voorzien van een dwangsom, toewijsbaar is, ongeacht de nog te nemen beslissing in reconventie. Het gebod zal ook gelden voor het aandeelhoudersregister. Weliswaar is dat in tweede termijn ter zitting aan de deurwaarder ter hand gesteld, waarna de vereiste aantekeningen zijn gemaakt, maar voor een eventuele verkoop is het register ook weer van belang. En de aandelen blijven vooralsnog beslagen.
5.2.
De voorzieningenrechter heeft bij mondeling vonnis van 3 februari 2021 in de deurwaarders renvooiprocedure beslist dat de uitgifte van aandelen door VDS Beheer geen werking heeft jegens New Wave in verband met het eerder door New Wave gelegde beslag. Dat geldt uiteraard ook voor in de toekomst uit te geven aandelen. New Wave heeft daarom geen belang meer bij dit onderdeel van haar vordering.
5.3.
[V] en VDS Beheer zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van New Wave begroot op € 667,- aan griffierecht en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat. De gevorderde nakosten zijn slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot en zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

De ontvankelijkheid in kort geding i.v.m. artikel 351 Rv
6.1.
[V] en VDS Beheer hebben bij het gerechtshof Amsterdam hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 april 2020. In die procedure hebben zij ook een provisionele vordering ingesteld, kort gezegd, tot schorsing van de executie. New Wave bepleit in dit kort geding dat het gerechtshof Amsterdam de exclusieve bevoegdheid heeft om over die vordering te beslissen. [V] en VDS Beheer kunnen daarom geen vordering tot schorsing van de executie instellen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, aldus New Wave.
6.2.
De bedoeling van artikel 351 Rv is te voorkomen dat een geëxecuteerde partij (in dit geval [V] ) zich voor een executiegeschil tot de rechtbank moet wenden, terwijl al een procedure bij het gerechtshof aanhangig is gemaakt. Zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de rechter in eerste aanleg beslissingen neemt die de procedure in hoger beroep doorkruisen. In zoverre is de voorzieningenrechter het met New Wave eens.
In beginsel is de procedure van artikel 351 Rv een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, waarin [V] bij het gerechtshof een met een kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken.
Feit is echter dat het gerechtshof in deze zaak kennelijk niet de vereiste “snelle” rechtsgang heeft kunnen realiseren. Partijen hebben in hoger beroep van grieven en antwoord gediend, maar het pleidooi zowel in de hoofdzaak als in het incident is bepaald op 15 september 2021. De openbare verkoop van de in beslag genomen aandelen van [V] heeft de deurwaarder volgens de beschikking van de rechtbank van 17 december 2020 gepland op
12 februari 2021.
Anders dan de rechtspraak waarop New Wave een beroep heeft gedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat hij als rechter in eerste aanleg een zaak die volgens de wet bij de rechter in tweede aanleg thuishoort, toch moet behandelen. [V] kan immers feitelijk op geen andere wijze een tijdige beslissing krijgen.
Overigens volgt uit recentere rechtspraak van de Hoge Raad af te leiden dat het mogelijk is om in een kort geding schorsing van de executie te vorderen, nadat een rechtsmiddel is ingesteld. [1]
Het belang van VDS Beheer
6.3.
Het gaat op 12 februari 2021 om de executoriale verkoop van de aandelen van [V] . VDS Beheer heeft niet kunnen onderbouwen waarom zij belang zou hebben bij de schorsing van die executie. Het verweer van New Wave dat VDS Beheer niet-ontvankelijk is in haar vordering slaagt daarom.
Het spoedeisend belang van [V]
6.4.
Met de naderende executoriale verkoop op 12 februari 2021 is het spoedeisend belang van [V] gegeven.
De inhoudelijke beoordeling
6.5.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 22 april 2020 tegen [V] een veroordeling tot betaling uitgesproken. [V] heeft niet aan dat vonnis voldaan, maar wel tijdig hoger beroep ingesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Dat wil zeggen dat de veroordeling ook ten uitvoer kan worden gelegd als [V] de beslissing van de rechtbank aan het hof voorlegt en het hof nog niet heeft beslist. New Wave mocht dus executiemaatregelen nemen en heeft dat ook gedaan. Zij heeft het eerder conservatoir gelegde beslag op de aandelen van [V] in VDS Beheer voortgezet.
6.6.
Volgens de wettelijke verplichtingen moest de rechtbank de wijze van verkoop van die aandelen vaststellen. Daartoe heeft New Wave een verzoekschrift ingediend. In die procedure heeft [V] onder meer als verweer gevoerd dat het vonnis van 22 april 2020 kennelijke misslagen bevatte. De rechtbank heeft dat verweer inhoudelijk behandeld en gemotiveerd verworpen, waarna de rechtbank op 17 december 2020 de wijze van verkoop heeft vastgesteld.
6.7.
In dit executiegeschil heeft [V] zich beroepen op dezelfde gestelde juridische misslagen in het vonnis van 22 april 2020. De vordering van afgerond € 886.000,- is toegewezen op grond van onverschuldigde betaling, terwijl [V] dat bedrag niet heeft ontvangen. De vordering van € 400.000,- aan verbeurde boetes is ten onrechte toegewezen, omdat [V] in privé geen partij bij de desbetreffende overeenkomst was.
6.8.
Wat er zij van de juistheid van die stellingen - New Wave heeft ze gemotiveerd betwist - de rechtbank gaat er verder aan voorbij, omdat daarop in de beschikking van
17 december 2020 al inhoudelijk is beslist. [V] kan dat nu niet nogmaals bij dezelfde instantie, deze rechtbank dus, ter beoordeling voorleggen.
6.9.
Partijen verwijzen beiden naar het arrest van 20 december 2019 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2026) voor de maatstaf die de voorzieningenrechter (en het gerechtshof) dient toe te passen op de vordering van [V] .
De voorzieningenrechter is dat eveneens van oordeel. In dat arrest is de Hoge Raad gedeeltelijk teruggekomen op het oudere arrest Ritzen/Hoekstra. Volgens het nieuwste arrest geldt dat er - meer - ruimte is voor rechterlijk ingrijpen op grond van een afweging van belangen, in geval van uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraken waartegen een rechtsmiddel is ingesteld, zoals in dit geval.
6.10.
De rechtbank heeft haar vonnis van 22 april 2020 uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder dat die beslissing is gemotiveerd. In haar beschikking van 17 december 2020 heeft de rechtbank de beslissing tot uitvoerbaarheid bij voorraad wel gemotiveerd.
De Hoge Raad heeft in zijn voormelde arrest onder meer bepaald:
“Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.” [2]
[V] dient daarom nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren.
6.11.
[V] heeft zich in dit kort geding ook op het standpunt gesteld dat er na het vonnis van 22 april 2020 gebleken is van nieuwe feiten en omstandigheden. Die waren gebleken nadat een recovery-bedrijf verloren gewaande bestanden op een oude computer alsnog had weten te produceren.
6.12.
In het vonnis van 22 april 2020 heeft de rechtbank over de verschuldigdheid van de betalingen van ruim € 886.000,- het volgende overwogen
“4.3.
Intraco legt aan deze vordering ten grondslag dat VDS Beheer en [V] via diverse vennootschappen € 886.991,00 meer aan managementvergoeding hebben ontvangen dan het ter zake in de Managementovereenkomst opgenomen bedrag van
€ 100.000,00 per jaar. VDS Beheer en [V] erkennen dat dit het geval is, maar stellen dat partijen inmiddels een hogere vergoeding waren overeengekomen. Aangezien dit een bevrijdend verweer is, ligt het op de weg van VDS Beheer en [V] om dit nader te onderbouwen en eventueel te bewijzen.
4.4.
VDS Beheer en [V] verwijzen in dit verband naar de notulen van een bestuursvergadering van Intraco Holding van 30 november 2009 waarin is vermeld: “[ [V] ] presented the budget for 2010 (…). It was noted that the managementfee to NWG increase with 180 T€ in 2010 compared with 2009”. Bij de overname in 2005 was een managementvergoeding van € 100.000,00 afgesproken, terwijl [V] zichzelf voordien een vergoeding van het dubbele toekende. Deze lagere vergoeding was in het voordeel van [V] , omdat de overnameprijs van de aandelen in de jaren 2006 en verder in rechtstreeks verband stonden met de winstgevendheid van Intraco Holding. Toen in 2009 bleek dat New Wave de haar toegekende opties voor slechts 7,5% had ingeroepen (in 2010 zou nog eens 5% van de aandelen worden overgenomen), besloten partijen tot de verhoging tot € 180.000,00, aldus VDS Beheer en [V] .
4.5.
Intraco betwist deze afspraak. De geciteerde passage uit de notulen ziet op verhoging van de managementvergoeding aan New Wave. Over een verhoging van de fee van de Manager is nooit gesproken, aldus Intraco. Daarnaast stond het bedrijf er in 2009/2010 financieel niet goed voor, zodat een dergelijke verhoging van de management fee aan de Manager op dat moment ook niet voor de hand lag. Bovendien werden alle wijzigingen van de Managementovereenkomst en de Shareholders Agreement altijd schriftelijk overeengekomen.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de notulen van 30 november 2009 volgt dat een verhoogde management fee wordt toegekend aan “NWG”. Dat ondersteunt het standpunt van Intraco dat deze passage de management fee aan New Wave betrof. VDS Beheer en [V] hebben naar aanleiding van deze betwisting hun standpunt dat partijen een verhoging van de management fee aan de Manager zouden zijn overeengekomen niet nader onderbouwd, terwijl dit wel op hun weg lag. Op de overige verweren van Intraco in dit verband zijn zij niet ingegaan. Zij hebben dan ook op dit punt onvoldoende gesteld. Aan bewijslevering – als dat al voldoende specifiek zou zijn aangeboden – wordt dan ook niet toegekomen. Er is dus niet komen vast te staan dat aan de uitbetaling van het bedrag van € 886.991,00 bovenop de management fee van € 100.000,00 afspraken tussen partijen ten grondslag lagen.
4.7.
VDS Beheer en [V] wijzen op het feit dat de opnames van de managementvergoeding zijn verwerkt in de administratie, de maandelijkse overzichten en in de goedgekeurde jaarrekeningen. Dat kon de bestuurders en de Zweedse aandeelhouder niet ontgaan, aldus VDS Beheer en [V] . [H] en [J] wisten dus, althans konden weten, dat de managementvergoeding werd verhoogd en hebben op die manier ingestemd – naar de rechtbank begrijpt stilzwijgend – met de feitelijk betaalde managementvergoeding.
4.8.
Intraco betwist dat zij in de aan haar verstrekte informatie heeft kunnen zien dat aan VDS Beheer en [V] een hogere managementvergoeding werd uitbetaald dan overeengekomen. Intraco Holding had geen inzage in de jaarrekeningen van Intraco Trading, die door [V] werden goedgekeurd, en bovendien zijn daarin niet alle betaalde bedragen terug te vinden.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat VDS Beheer en [V] niet duidelijk hebben gemaakt waar in de overgelegde cijfers het totaalbedrag van € 886.991,00, dat bovenop de overeengekomen jaarlijkse management fee van € 100.000,00 is uitbetaald, zichtbaar is. Reeds daarop stuit de stelling dat New Wave als aandeelhouder en [H] en [J] als bestuurders van Intraco Holding wisten van de uitbetaling en daar stilzwijgend mee hebben ingestemd af. Aan beantwoording van de vragen of New Wave, [H] en [J] van die cijfers op de hoogte waren en zo ja, of daaruit stilzwijgende instemming met de uitbetaalde bedragen aan management fee kan worden afgeleid, wordt niet toegekomen.”
[V] stelt dat hij nu door nieuwe feiten (teruggevonden e-mails) zijn stelling alsnog kan onderbouwen. En dat de rechtbank tot een andere beslissing zou zijn gekomen dan nu het geval is, als de rechtbank op de hoogte zou zijn geweest van deze feiten.
6.13.
De voorzieningenrechter laat in het midden of die ‘nieuwe’ feiten en omstandigheden bij [V] niet ook al bekend waren ten tijde van de behandeling van het verzoekschrift op 28 oktober 2020 in de tweede procedure. Met New Wave vindt de voorzieningenrechter het opmerkelijk dat gegevens door een datarecovery-actie op een oude computer van [V] “druppelsgewijs” bekend werden. Feit is echter dat ze nog niet in het geding waren gebracht door [V] . Niet in de eerste procedure, maar ook niet op het moment van de tweede procedure, die leidde tot de beschikking op 17 december 2020. Voor dit kort geding kunnen ze daarom als nieuwe feiten worden beschouwd.
6.14.
[V] heeft gewezen op de volgende e-mails, die hij nog niet eerder kon presenteren:
  • Een e-mail van 21 september 2009 van de CFO van Intraco (de heer [B] ), met daarin drie budgets voor Intraco Trading B.V., Intraco Hongkong Ltd. en Desktop Ideas.
  • E-mails over de afspraak voor een boardmeeting op 30 september 2009.
  • Een e-mail van 27 november 2009 van [V] aan New Wave (de heren [J] en [H] ):
6.15.
[V] voert aan dat hieruit volgt dat er - anders dan door New Wave als verweer was aangevoerd - tussen hem en New Wave wel over een verhoging van zijn managementfee is gesproken. De updates die hij 27 november 2009 stuurde, waren alleen voor Intraco Trading en Hongkong, omdat hij alleen uit die bedrijven een fee ontving en niet uit DTI.
6.16.
[V] heeft nog een e-mail van 9 december 2009 in het geding gebracht, waarover hij nog niet eerder beschikte. Dat is een bericht van hem aan [H] :
“[H],A few points questions:- (…)- any idea when you can send me the meeting minutes with the approval of the revised budget 2010.Thanks”
[V] heeft onweersproken gesteld dat hij daarna de concept-notulen ontving, waarin de in deze procedure volgende veelbesproken tekst is opgenomen:
“[V] presented the budget for 2010 (a profit of approximately 360T€). It was noted that the managementfee to NWG increase with 180 T€ in 2010 compared with 2009”
6.17.
New Wave heeft in de procedure voorafgaand aan het vonnis van 22 april 2020 betwist dat [V] via het rapportagesysteem van New Wave (Ocra) de verhoging van zijn managementfee heeft gerapporteerd. [V] stelt dat hij New Wave nadien heeft gesommeerd om de Ocra-rapporten aan hem toe te zenden. New Wave stelt dat [V] nooit om de Ocra-rapporten heeft verzocht, vóór december 2020.
De rechtbank laat verder in het midden wie hier gelijk heeft. Feit is namelijk dat New Wave [V] inmiddels de gegevens heeft verstrekt. En dat [V] er nu een beroep op doet.
6.17.1.
Als productie 26 heeft [V] een door hemzelf gemaakte specificatie in Excel overgelegd van de managementfee die Intraco Trading B.V. aan Intraco Holding vanaf 2010 tot en met 2017 in rekening heeft gebracht. Ter zitting heeft [V] toegelicht dat de cijfers uit de specificatie zijn afgeleid uit de boekingen, die New Wave zelf heeft verricht na opgave door [V] . Ook is aangeduid dat de jaartotalen aansluiten bij de gegevens in de in het geding gebrachte jaarrekeningen van Intraco Trading. Ter zitting zijn de bedragen over 2010 (€ 120.000,-) en 2015 (€ 147.284,-) gecontroleerd.
6.17.2.
Als productie 27 heeft [V] een zelfde specificatie in Excel overgelegd van de managementfee die Intraco Hong Kong vanaf 2009 tot en met 2015 aan New Wave in rekening heeft gebracht.
6.17.3.
New Wave stelt dat de door [V] gemaakte tabellen (en de uitleg daarover in de conclusie van eis in reconventie, nummers 136 en 137) onjuist, onvolledig en misleidend zijn. New Wave heeft echter niet onderbouwd wat er niet juist, niet volledig of misleidend zou zijn, ook niet na de toelichting en de behandeling van dit onderdeel ter zitting.
De advocaat van New Wave heeft er op zitting een punt van gemaakt dat de toelichting op de specificatie niet uit de conclusie van eis in reconventie (een processtuk van 97 pagina’s) blijkt. De rechtbank verwerpt dat standpunt. In de randnummers 135 tot en met 140 licht [V] toe hoe de door hem samengestelde cijfers moeten worden geïnterpreteerd.
6.18.
[V] heeft eerder in de procedures jaarrekeningen van Intraco Trading B.V. overgelegd. Als toelichting bij het onderdeel “Algemene kosten” wordt over “managementfee” vermeld:
“De managementfee betreft een vergoeding betaald aan [V] Beheer B.V. en Intraco International Ltd.”
New Wave heeft daarover in de eerdere procedures als verweer aangevoerd dat [V] die jaarrekeningen zelf samenstelde en dat hij de inhoud ervan niet deelde met zijn medebestuurders en de medeaandeelhouder.
In dit kort geding heeft [V] echter als nieuwe productie de jaarrekening over 2015 overgelegd, die namens Intraco Holding B.V. door [V] , [H] en [J] is ondertekend. Daardoor komt het eerdere verweer van New Wave in een ander daglicht te staan.
Uit het enkele feit dat New Wave uit deze cijfers en de toelichting erop de verhoging van de managementfee kon kennen, kan nog niet het bestaan van de betwiste afspraak worden afgeleid. Maar gelet op wat hiervoor van 6.14 tot en met 6.17.3 is weergegeven, is het geen “enkel feit” meer.
6.19.
[V] heeft ten slotte een beroep gedaan op de gegevens uit de Ocra-bestanden, waaruit de aan New Wave Group AB uitgekeerde managementvergoeding blijkt. Tijdens de comparitie had [H] namens New Wave verklaard - onder verwijzing naar de notulen van de bijeenkomst op 30 november 2009 - dat de verhoging van de managementvergoeding niet voor [V] , maar voor New Wave was bedoeld.
En dat het niet om € 180.000,- zou gaan, maar om 180.000 Zweedse kronen, dat is ongeveer € 18.000,-. [V] wijst erop dat die afspraak niet blijkt uit de vermelding in de Ocra-bestanden van de uitgekeerde managementvergoeding aan New Wave Group AB: die is na 2009 nooit aangepast.
6.20.
De voorzieningenrechter is het met [V] eens dat de rechtbank niet tot dezelfde beslissing zou zijn gekomen, als zij had beschikt over de hiervoor vermelde gegevens. Inmiddels is er hoger beroep ingesteld en ligt de zaak ter beoordeling bij het gerechtshof in Amsterdam. De hiervoor genoemde omstandigheden maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het oordeel van het hof moet worden afgewacht, voordat de aandelen zullen mogen worden verkocht.
De voorzieningenrechter realiseert zich dat het voorgaande ‘slechts’ gaat over de veroordeling tot terugbetaling van het bedrag van ruim € 886.000,- en dat [V] daarnaast op andere gronden ook is veroordeeld tot betaling van - in totaal - een bedrag van afgerond € 556.000,-. Het eerstgenoemde bedrag maakt echter zo’n groot onderdeel van het geschil uit, dat het de hierna te nemen beslissing rechtvaardigt. Het belang van [V] bij behoud van de bestaande toestand weegt zwaarder dan het belang van New Wave om de executie voort te zetten.
6.21.
Bij de hierna te nemen beslissing zal de voorzieningenrechter ermee rekening houden dat over de vordering in het incident in hoger beroep nog niet is beslist, maar dat die procedure nog wel aanhangig is. De beslissing in dit kort geding heeft alleen betrekking op de periode totdat op het rechtsmiddel einduitspraak is gedaan en dus niet ook voor de periode waarin de einduitspraak nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
6.22.
New Wave zal als de in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [V] en VDS Beheer begroot op € 667,- aan griffierecht en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
bepaalt dat [V] en VDS Beheer binnen een week na betekening van dit vonnis aan de deurwaarder op eerste verzoek ter beschikking dienen te stellen alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante (financiële) gegevens, waaronder in ieder geval:
  • de jaarrekeningen (of stukken van gelijke aard) van VDS Beheer over de jaren 2017, 2018, en 2020 en
  • het waarderingsrapport dat is opgesteld ter gelegenheid van de aandelenuitgifte van Euregio Holdings B.V.,
  • het originele aandeelhoudersregister van VDS Beheer;
7.2.
bepaalt dat [V] en VDS Beheer na betekening van het vonnis een dwangsom verbeuren van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft aan het hiervoor onder 7.1 genoemde gebod te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 250.000,-;
7.3.
veroordeelt [V] en VDS Beheer in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van New Wave worden begroot op € 667,- aan griffierecht en op
€ 1.016,- aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.4.
veroordeelt [V] en VDS Beheer hoofdelijk in de kosten die zijn ontstaan
na dit vonnis, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [V] en VDS Beheer niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis;
7.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
in reconventie
7.7.
verklaart VDS Beheer niet-ontvankelijk in haar vordering;
7.8.
beveelt New Wave de executie van het vonnis van 22 april 2020 van deze rechtbank te schorsen totdat het gerechtshof Amsterdam in het incident of in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan;
7.9.
veroordeelt New Wave hoofdelijk in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [V] begroot op € 667,- aan verschotten en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat;
7.10.
veroordeelt New Wave hoofdelijk in de kosten die zullen ontstaan na dit vonnis, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat New Wave niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis;
7.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.12.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 9 februari 2021.

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2019:2026, rov. 5.6.1 – 5.6.4
2.ECLI:NL:HR:2019:2026, rov. 5.8, onder c. (en daarvoor 5.4.3, laatste zin en 5.6.2, laatste zin).