Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
FSB Beveiliging B.V.,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een billijke vergoeding van een werknemer, hierna te noemen [verzoekster], die in dienst was bij FSB Beveiliging B.V. [verzoekster] verzocht om een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat zij meende dat haar arbeidsovereenkomst onterecht was beëindigd. De werknemer stelde dat er een arbeidsovereenkomst voor een jaar was gesloten, die door de werkgever tussentijds was opgezegd, terwijl de werkgever, FSB, aanvoerde dat er slechts een overeenkomst voor zes maanden was en dat deze rechtsgeldig was geëindigd zonder opzegging.
Tijdens de zitting op 2 november 2021 was [verzoekster] niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. FSB was vertegenwoordigd door haar directeur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond, maar dat er onduidelijkheid was over de duur en de beëindiging ervan. FSB heeft voldoende bewijs geleverd dat de arbeidsovereenkomst op 12 juli 2021 van rechtswege is geëindigd, en dat er geen rechtsgeldige opzegging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat [verzoekster] niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om haar verzoek te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst voor een jaar tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, omdat er geen sprake was van verwijtbaar handelen van een van de partijen.