Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
I. de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt;
II. [gedaagde] beveelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 37.186,00;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een boete ad € 250,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] na 10 juni 2021 in gebreke is de overeengekomen borgsom ad
€ 7.500,00 aan [eiser] te voldoen tot aan de dag van betaling;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de huurtermijnen ad € 2.530,00 per maand vanaf juli 2021 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
VI.
primair:[gedaagde] veroordeelt als schadevergoeding aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.530,00 per maand, jaarlijks aan te passen voor het eerst per 1 januari 2022, vanaf het moment van ontbinding van de overeenkomst tot en met 31 december 2024, althans tot de datum met ingang waarvan [eiser] de bedrijfsruimte opnieuw zal hebben verhuurd, met de bepaling dat als bij wederverhuur de nieuwe maandelijkse huurprijs lager is dan het bedrag dat [gedaagde] op grond van dit vonnis aan [eiser] als schadevergoeding dient te voldoen, [gedaagde] die lagere huurprijs tot en met 31 december 2024 maandelijks dient aan te vullen tot het bedrag dat [gedaagde] ter zake van de huurprijs aan [eiser] verschuldigd zou zijn geweest indien de huurovereenkomst niet zou zijn ontbonden;
Subsidiair:[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.530,00 per maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde] na ontbinding van de huurovereenkomst in het gebruik van de bedrijfsruimte blijft, tot aan het moment dat [gedaagde] die bedrijfsruimte heeft ontruimd en met afgifte van de sleutels aan [eiser] ;
VII. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te vergoeden de door [eiser] gemaakte kosten van wederhuur van de bedrijfsruimte, te voldoen op eerste vertoon van de op die wederverhuur betrekking hebbende facturen van de door [eiser] ingeschakelde verhuurmakelaar;
VIII. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding inclusief de na- en betekeningskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
€ 40.834,00 dat [gedaagde] verschuldigd is, heeft [eiser] een bedrag van € 3.648,00 aan gaskosten tot en met maart 2021 verrekend, zodat [gedaagde] nog een bedrag verschuldigd is van € 37.186,00.
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
dagvaarding € 106,01
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 996,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;