ECLI:NL:RBNHO:2021:11263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
19/4818
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie met betrekking tot medische oordelen en arbeidsdeskundig onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 10 december 2021, is eiser in beroep gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake zijn WIA-uitkering. Eiser, die als programmeur/software developer werkte, had zich op 6 maart 2017 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV kende hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 78,01%. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 78,57%. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat hij meer beperkt was dan het UWV had aangenomen. Tijdens de zitting op 9 februari 2021, die via Skype plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen de gelegenheid gegeven om nadere reacties in te dienen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat de arbeidsdeskundige beoordeling pas in beroep is voorzien van een toereikende onderbouwing. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, waardoor eiser nog steeds voor 35-80% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-, en het griffierecht van € 47,- dient te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4818

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Schermerhorn),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: D. Veugen).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [bedrijf] B.V., te [vestigingsplaats]

(gemachtigde: N. Hendriks).

Procesverloop

In het besluit van 22 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 4 maart 2019 een loongerelateerde WGA uitkering toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 78,01%.
In het besluit van 18 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard in die zin dat het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 78,57%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2021 met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 van Justitie en Veiligheid met gebruikmaking van een Skype-verbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] , tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Partijen hebben nadere reacties ingediend.
Geen van partijen heeft gebruik gemaakt van het recht op een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 november 2021 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de derde-partij te verstrekken. De rechtbank zal de motivering van haar oordeel voor zover nodig daarom beperken om te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Besluitvorming en wat daaraan vooraf ging
2.1.
Eiser was werkzaam als programmeur/software developer voor ongeveer 40 uur per week. Op 6 maart 2017 heeft hij zich ziek gemeld wegens gezondheidsklachten.
2.2.
Op 13 november 2018 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In dat kader is hij op 11 december 2018 gezien op het spreekuur van de arts. Het medisch onderzoeksverslag is opgesteld door de arts en vervolgens getoetst en akkoord bevonden door de verzekeringsarts. De (verzekerings-)arts heeft geconcludeerd dat geen duidelijke diagnose is gesteld op basis waarvan de door eiser ervaren klachten kunnen worden verklaard. Desondanks heeft de (verzekerings-)arts de klachten van eiser erkend en heeft hiervoor beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden (niet ’s nachts, 6 uur per dag, 30 uur per week en geen onregelmatige diensten). De (verzekerings-)arts heeft daarbij het daarvoor bestemde protocol gehanteerd. De beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2018.
De arbeidsdeskundige heeft rekening houdend met de FML functies geduid en heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 78,01%. Op grond hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de bezwaarprocedure aanleiding gezien meer beperkingen aan te nemen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen.
Gelet op de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanleiding gezien af te wijken van het primaire arbeidskundige oordeel. Zij heeft drie van de vijf geduide functies verworpen, maar heeft voldoende andere geschikte functies kunnen selecteren. Op grond hiervan is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 78,57%. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Medische beroepsgronden van eiser
3. Eiser stelt primair dat hij meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser in beroep medische informatie overgelegd en een medisch advies. Uit het medisch advies volgt dat sprake is van een diagnose. Verweerder heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden, ook met de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het medisch advies. Subsidiair verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen nu de in beroep overgelegde informatie aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Medische beoordeling
4.1.
Om te kunnen beoordelen of verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser terecht heeft vastgesteld op 78,57%, dient de rechtbank te beoordelen of het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand is gekomen, of aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsartsen en of de arbeidsdeskundigen kunnen worden gevolgd in hun conclusie.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. Zij heeft kennis genomen van de rapportage van de primaire (verzekerings-)arts, heeft dossieronderzoek verricht en de hoorzitting bijgewoond. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle voorhanden zijnde medische informatie bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte dan ook over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiser te komen.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel. De belastbaarheid van eiser op de datum in geding is in de medische rapporten van de verzekeringsartsen inzichtelijk en op overtuigende wijze gemotiveerd.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de primaire (verzekerings-)arts bij de beoordeling is uitgegaan van dezelfde diagnose als die in het medisch advies is gesteld. De primaire (verzekerings-)arts heeft het daarvoor bestemde protocol gehanteerd en heeft meerdere beperkingen aangenomen voor de klachten van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen in stand gelaten en heeft eiser aanvullend beperkt geacht. Uit de medische informatie van de behandelaars volgt niet dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser hebben onderschat. Het ziektebeeld van eiser is namelijk niet objectief medisch vast te stellen. Verder is de rechtbank niet gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met het medisch advies. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 augustus 2020 blijkt namelijk dat kennis is genomen van dit advies en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat de hierin beschreven subjectieve klachten en ervaren belemmeringen al bekend waren en zijn meegewogen. Dat de klachten in het medisch advies anders worden geduid, maakt de objectieve bevindingen en aangegeven klachten volgens haar niet anders. De rechtbank kan dit volgen. Het vaststellen van de belastbaarheid vindt namelijk niet plaats op basis van een diagnose-beperkingen combinatie, maar op basis van een weergave van naar objectief medische maatstaven vastgestelde beperkingen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep genoegzaam gemotiveerd dat de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het medisch advies niet maken dat de belastbaarheid van eiser onjuist is vastgesteld. Zij heeft aangegeven dat test 1 geen binnen de verzekeringsgeneeskunde erkende onderzoeksmethode is om de belastbaarheid vast te stellen en op basis van de resultaten van deze test blijkt niet dat eiser meer beperkt is. Test 2 is niet bruikbaar omdat er geen gegevens bekend zijn dat er validatietesten zijn verricht. Test 3 werd voortijdig beëindigd, zodat de resultaten niet kunnen worden gebruikt om aanvullende beperkingen vast te stellen.
4.4.
Het voorgaande betekent dat het medische deel van het bestreden besluit deugdelijk is. Omdat de noodzakelijke twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Arbeidskundige beoordeling
5.1.
In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee functies laten vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de schatting vervolgens gebaseerd op de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). Op grond van deze functies heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 79,79%.
Alle functies
5.2.
Eiser stelt dat alle geduide functies gelet op de samenhang van de verschillende aspecten en de totale belasting ongeschikt zijn voor hem.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft genoegzaam gemotiveerd dat hiervan geen sprake is. De belasting in de geduide functies is voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook is aandacht besteed aan de totale belasting van de functies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat er ten aanzien van de belasting in de functies geen medische bezwaren zijn. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dan ook volgen in de conclusie dat geen sprake is van een overschrijding van de totale belasting in de geduide functies.
Functie machinaal metaalbewerker
5.3.
Eiser stelt dat de functie van machinaal metaalbewerker niet passend is, omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende spreekt en daarom niet in staat is een interne opleiding te volgen. Ook is sprake van een overschrijding van de belastbaarheid ten aanzien van werktijden.
Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiser in staat de interne opleiding te volgen. De interne opleiding bestaat uit een dag instructie/toekijken en een dag om zich het werk eigen te maken. In deze functie hoeft niet op een dusdanig niveau gelezen en gecommuniceerd te worden dat het niet voldoende Nederlands spreken een belemmering vormt voor de uitoefening ervan. Verder mag volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor het selecteren van functies uitgegaan worden van algemeen gebruikelijke voorwaarden, waaronder mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Dit zijn bekwaamheden die binnen zes maanden kunnen worden verworven. Functies waarvoor de betreffende bekwaamheden vereist zijn kunnen dus worden geduid, ook al moet de belanghebbende deze bekwaamheden nog verwerven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is van mening dat eiser dit kan. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen.
5.4.
Met betrekking tot de signalering op het beoordelingspunt ‘werktijden’ heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat als dit beoordelingspunt is gescoord, er altijd sprake is van een signalering. Vervolgens moet per functie worden gekeken of sprake is van een overschrijding op dit punt. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen dat in deze functie geen sprake is van onregelmatige diensten. De functie is dan ook geschikt voor eiser.
Functie productiemedewerker industrie
5.5.
Eiser stelt dat de functie van productiemedewerker industrie niet geschikt is, omdat er sprake is van een overschrijding op de items reiken, gebogen en/of getordeerd actief zijn, voorspelbare werksituatie (1.9.5) en veelvuldige storingen en onderbrekingen (1.9.6).
5.6
De arbeidsdeskundige is van mening dat deze functie ondanks de signaleringen geschikt is voor eiser. In haar rapport van 12 september 2019 heeft zij hiervoor de volgende motivering gegeven. Bij het beoordelingspunt frequent reiken gaat het over het maken van 1200 reikbewegingen over 70 centimeter (cm) inclusief tillen tot 500 gram. Eiser is hierop beperkt geacht en kan 600 keer per uur reikbewegingen maken over 70 cm. In deze functie moet er tijdens vier werkuren 60 keer ongeveer 60 cm gereikt worden en 1000 keer ongeveer 40 cm. De 60 keer reiken tot 60 cm valt binnen de mogelijkheden van eiser. Het 1000 keer reiken over 40 cm is aanvaardbaar omdat bij een reikafstand van 40-60 cm minder inspanning nodig is dan bij 70 cm. De hogere frequentie van reiken wordt voldoende gecompenseerd door de kortere reikafstand. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen in de conclusie dat geen sprake is van een structureel zware belasting op dit punt. De signalering is niet bezwaarlijk.
5.7.
Voor wat betreft het gebogen en/of getordeerd actief zijn, is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de normaalwaarde dat men ‘gebogen actief is’ vanuit een staande houding, met ongeveer 60 graden rompbuiging zonder steun vanuit het bovenlichaam. In de functie is men gebogen actief vanuit een zittende houding met een lichte rompbuiging van ongeveer 30 graden, waarbij vanuit de ellebogen of onderarmen gesteund wordt op een werkblad. Dit betekent een veel lagere statische belasting op rug, nek en schouders. Daarom is de signalering bij deze totaalbelasting (frequentie en duur) niet bezwaarlijk. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen.
5.8.
Met betrekking tot de beoordelingspunten 1.9.5 en 1.9.6 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat eiser hierop beperkt is geacht voor wat betreft de uitvoering van complexe taken. Eiser kan complexe taken uitvoeren, maar niet in een situatie waarbij er geen sprake is van een voorspelbare werksituatie. In de functie is juist sprake van een voorspelbare werksituatie, aldus de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Er is geen sprake van sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden. Dat er printplaten met een hoge complexiteit worden verwerkt, is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen reden om de functie op dit punt ongeschikt te achten. De rechtbank kan dit volgen.
Maatmanomvang en maatmaninkomen
5.9.
Eiser stelt dat de maatmanomvang en het maatmaninkomen onjuist zijn vastgesteld. De maatmanomvang zou 40 uur per week in plaats van 36,78 uur per week moeten zijn en het maatmaninkomen € 32,84 per uur in plaats van € 32,57 per uur. Uitgaande hiervan zou het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser boven de 80% uitkomen.
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft genoegzaam toegelicht dat de maatmanomvang en het maatmaninkomen juist zijn vastgesteld. De referteperiode van een maand (de werkgever heeft het loon per maand betaald) wordt namelijk eerst gerekend naar een jaar en dan gedeeld door 52,2 weken. Hier kan niet van worden afgeweken. Uit deze berekening volgt dat de maatmanomvang 36,78 uur per week bedraagt.
Verder is het maatmaninkomen niet te laag vastgesteld. Zoals de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aangegeven, heeft de beoordeling hiervan plaatsgevonden in januari 2019. Uitgegaan is toen van het laatst bekende indexcijfer, namelijk 112,6 (december 2018). Dat heeft geleid tot een maatmaninkomen van € 32,57.
Conclusie
5.11.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat in beroep de arbeidsdeskundige beoordeling is aangepast en het besluit dus pas in beroep is voorzien van een toereikende arbeidskundige onderbouwing. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wordt daarom vernietigd. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, leidt de aanpassing ertoe dat eiser nog steeds voor 35-80% arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zal laten.
Proceskostenvergoeding
6.1.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten in beroep. De rechtbank stelt de proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op een bedrag van € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 748,-). Tevens zal verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht dienen te vergoeden.
6.2.
Verder komen de kosten van de door eiser ingeschakelde medisch adviseur voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht het inschakelen van een deskundige redelijk. Eiser heeft een factuur overgelegd van de medisch adviseur voor een bedrag van € 800,-. Een urenspecificatie ontbreekt. Verweerder heeft de declaratie niet betwist. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding is de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven strafzaken (Bpb) van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt voor werkzaamheden van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 134,04 per uur. Daarvan uitgaande komt het gedeclareerde bedrag overeen met iets minder dan 6 uren aan werkzaamheden. De rechtbank acht dit redelijk, zodat het volledige bedrag aan vergoeding zal worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van € 800,-
-bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van
I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.